direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tuindershof 2023
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.wp000240044-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de westzijde van Pijnacker wordt al enige tijd gewerkt aan de woonwijk Tuindershof. Hier zijn in totaal 590 woningen gepland. In 2019 is hiervoor een bestemmingsplan opgesteld. Hierin is voor de nieuw te ontwikkelen wijk een globale bestemming “Woongebied” opgenomen waarbinnen woningen, lichte bedrijvigheid, lichte horeca en commerciële dienstverlening mogelijk is. De eerste fase van deze woningen is inmiddels vergund en in aanbouw. De bouwplannen voor de volgende fases zijn inmiddels uitgewerkt.

In het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin de mogelijkheid wordt geboden om deze globale bestemming te wijzigen in gedetailleerdere bestemmingen. Op deze manier kan het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan worden gewijzigd in een bestemmingsplan dat gericht is op het beheer. Gewenst is nu een dergelijk wijzigingsplan op te stellen.

Dit wijziginsplan biedt één actueel planologisch-juridisch kader voor het gedeelte aan de oostkant van de Tuindersweg. Het wijzigingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen de westzijde van Pijnacker en ligt nabij de zuidoostelijke gemeentegrens van Pijnacker-Nootdorp. Het plangebied betreft een deel van de woonwijk Tuindershof. Het gaat om het woongebied tussen de Europalaan, Van Buijsenlaan en de Tuindersweg. Aan de zuidkant ligt de woonwijk Keijzershof.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Google Maps, bewerking Juust)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dit bestemmingsplan is op 19 december 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0002.png"

Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

In de regels van de bestemming 'Woongebied' is in artikel 10.6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in een gedetailleerdere bestemmingen ten behoeve van het beheer, waarbij nadere bepalingen worden opgenomen over de ligging en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden als bepaald in 10.1 niet mogen worden vergroot;
  • b. de bouwmogelijkheden als bepaald in 10.2 niet mogen worden verruimd;
  • c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet mogen worden ingeperkt ten opzichte van omgevingsvergunningen die zijn verleend.

Vanwege de kadastrale indeling wijkt de begrenzing van het plangebied minimaal af van de begrenzing van de bestemming 'Woongebied'. Met toepassing van artikel 17 'Algemene afwijkingsregels' vormt dit geen belemmering. Aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedrage.

Dit wijzigingsplan is opgesteld met inachtneming van bovengenoemde voorwaarden. Zie hiervoor paragraaf 2.3 Juridische planbeschrijving. Het betreft een wijzigingsplan dat uitwerking geeft van het geldende bestemmingsplan. Het wijzigingsplan voorziet in een beheersregeling voor woningen waarvoor inmiddels een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend.

Verder geldt het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie'. Dit bestemmingsplan is op 12 oktober 2023 vastgesteld. De toetsing aan dit bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het oostelijke deel van Tuindershof, dat omsloten wordt door de Tuindersweg, Europalaan en Van Buijsenlaan.


Bestaande situatie

De ontwikkeling van Tuindershof sluit aan op de uitbreiding van de wijk Keijzershof. De bebouwing in het plangebied bestaat uit een mix van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kappers, rijtjeswoningen en appartementen. Het merendeel van de woningen is gebouwd in 2022 en 2023. De nog te realiseren woningen zijn reeds vergund. De oplevering hiervan is voorzien in 2024 en 2025. Aan de Europalaan staan nog vier voormalige tuinderswoningen, die gebouwd zijn tussen 1973 en 1994. Deze kavels behoren niet tot de ontwikkeling Tuindershof.


Woningbouwprogramma

In het oostelijk deel van Tuindershof zijn 402 woningen vergund. Hiervan is 26% (105 stuks) gerealiseerd in de sociale sector. De overige (297) woningen zijn in de vrije sector.

Het programma in Tuindershof is gedifferentieerd. Er zijn rijtjeswoningen, twee-aaneengebouwde woningen, vrijstaande woningen en ook appartementen gerealiseerd. Ongeveer een kwart van de woningen zijn appartementen. Deze zijn in meerdere kleinschalige blokken gerealiseerd.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

Het uitgangspunt voor Tuindershof is dat het een samenhangende herkenbare wijk wordt, met één architectuursfeer die gekenmerkt wordt door het gebruik van eerlijke, eenvoudige en natuurlijke materialen, vormen en kleuren. De architectuur straalt zachtheid uit. Uitgangspunten voor de sfeer zijn eenvoudige hoofdvormen, toepassen van kappen en afwisseling, een goede relatie tussen binnen en buiten, robuust materiaalgebruik en zachte kleuren. Op basis van dit vertrekpunt zullen aanvullingen en verbijzonderingen de wijk verder kleuren en verrijken.

De openbare ruimte is het fundament van de wijk. Er ontstaat een gezonde leefomgeving door middel van een groene, duurzame inrichting die uitnodigt tot ontmoeting en ontspanning. Deze vormt een belangrijk ingrediënt van de sfeer die de wijk uitstraalt.

Binnen de ruimtelijke structuur van Tuindershof ontstaan woongebieden die vanwege hun ligging specifieke aandacht krijgen en waaraan binnen de basissfeer een eigen karakter wordt meegegeven. In het plangebied zijn de volgende gebieden te onderscheiden:

Woonstraatjes

De woonstraatjes vormen de basis van Tuindershof. Deze woonstraatjes zijn opgebouwd uit charmante straatjes met een informeel karakter en dorpse bebouwing die bewoners een geborgen gevoel geven.

Tuindersweg

Aan de Tuindersweg wordt gewoond aan een groene informele laan met voorkanten aan de weg. Als toegangsweg voor Pijnacker en tevens de hoofdontsluiting voor Tuindershof is dit het visitekaartje voor de wijk en voor het dorp. De woningen aan de Tuindersweg vormen een aaneengesloten bebouwingswand met verbindingen naar de achterliggende straatjes.

Aan het begin en einde van de Tuindersweg is ruimte gereserveerd voor appartementengebouwen, die in volume duidelijk afwijken van de overige woningen in Tuindershof. Deze gebouwen vormen de entrees van de wijk.

De Meander

Als een robuuste groenblauwe ader loopt de Meander vanaf de Plas van Van Buijsen dwars door het gebied, van zuid naar noord. De Meander vormt een belangrijke verbindingszone en is daardoor een belangrijke kwaliteitsdrager voor Tuindershof en Pijnacker-West. Aan de oostkant wordt er in de Meander gewoond. Hier zijn de oevers niet openbaar. Aan de westkant grenzen de woonstraatjes aan de Meander en woont men aan de Meander.

Erven Europalaan

Dit fraaie bestaande lint behoudt zijn karakter. Er komen enkele nieuwe aansluitingen, de entrees van een aantal kleine woonerven. Dit zijn nieuwe erven die qua beleving aansluiten op het bestaande karakter. Hier geldt het concept van 'samen wonen rondom een erf'.

Entreegebied naar Keijzershof

Aan de zuidkant van Tuindershof ligt de Van Buijsenlaan. Deze laan vormt tevens de entree voor Keijzershof.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0003.png"

Afbeelding 3 | Tuindershof Oost (bron: gemeente Pijnacker-Nootdorp)

2.2 Visie

Gebiedsvisie Tuindershof

Op 28 juni 2018 is de gebiedsvisie Tuindershof vastgesteld door de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp. In deze integrale gebiedsvisie zijn de ambities voor het gebied, de hoofdstructuur, deelgebieden en relevante thema's met hun samenhang geschetst. Het vormt een kader op hoofdlijnen voor toekomstige ontwikkelingen. Voorafgaand aan het opstellen van de gebiedsvisie is een interactief planproces met de verschillende belanghebbenden doorlopen. Deze gebiedsvisie is een vertaling van de gestelde ambities en uitgangspunten voor locatie, markt en doelgroepen. De gebiedsvisie Tuindershof vormde de basis voor het opstellen van het geldende bestemmingsplan 'Tuindershof 2018' en is tevens de onderlegger voor de uitwerking van het inrichtingsplan.

2.3 Juridische planbeschrijving

2.3.1 Verantwoording planvorm

Dit wijzigingsplan heeft tot doel een eenduidige juridisch-planologische regeling te scheppen voor de oostkant van de wijk Tuindershof. Het wijzigingsplan is een beheersplan met een overwegend conserverend karakter, waarbij vigerende rechten worden gerespecteerd. Bij het opstellen van onderhavig wijzigingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het wijzigingsplan aangesloten bij de landelijke standaarden voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).

De bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen niet worden verruimd. Er zijn geen nieuwe functies toegestaan en de bouwwerken zijn niet groter of op een kleinere afstand tot bijvoorbeeld perceelsgrenzen gebouwd. Het wijzigingsplan werkt bovendien ook niet beperkend ten opzichte van de verschillende omgevingsvergunningen die zijn verleend.

In dit wijzigingsplan is ter plaatse van de vergunde woningen de bestemming 'Wonen' opgenomen. Ter plaatse van het hoofdgebouw is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen met een gevellijn en de vergunde goot- en bouwhoogte. Aan de voorzijde van de woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen, hier mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Verkeersvoorzieningen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en de structurele groenvoorzieningen als 'Groen'.

Voor het gehele grondgebied van de gemeente is het Parapluplan 2022 opgesteld. Dit plan voorziet in een juridische regeling voor:

  • verkamering, woningsplitsing en -samenvoeging;
  • het hanteren van actuele parkeernormen voor de hele gemeente;
  • het uniformeren van een aantal regelingen die nu tot verschillen leiden (o.a. het bouwen van omgevingsvergunningplichtige bijbehorende bouwwerken).

De regels uit het parapluplan zijn overgenomen in onderhavig wijzigingsplan.

2.3.2 Systematiek wijzigingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) en planregels (juridische regelingen) en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Voor de systematiek van het wijzigingsplan is aangesloten op de systematiek uit het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019. Voor de inhoud van de regels is ook rekening gehouden met de 'Standaardregels Stedelijk gebied' van de gemeente gehanteerd waarbij tevens de inhoud van het paraplubestemmingsplan 'Implementatie standaardregels' is verwerkt.

2.3.3 Planregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen
Binnen het plangebied is de groenhoofdstructuur bestemd tot 'Groen'. Behalve voor beplantingen zijn de gronden ook bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, watergangen en -partijen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.

Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op of in deze gronden mogen aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, worden gebouwd. Ook andere bouwwerken en erf- of perceelsafscheidingen mogen worden gebouwd, met in achtneming van de bouwregels.

Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verhardingen voor woonstraten, pleinen, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, watergangen en duikers en bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Op de gronden mogen ondergeschikte gebouwen, andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende andere bouwwerken gebouwd worden. Hiervoor zijn regels opgenomen.

Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers. Op de gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren en beschoeiingen worden gebouwd. Bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden zijn tevens toegestaan.

Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis, parkeren en water. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Het maximum aantal wooneenheden is per bouwvlak opgenomen op de verbeelding.

Leiding - Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn bestemd voor een gastransportleiding inclusief belemmeringenstrook van Gasunie Transport Services BV.

Leiding - Water

De dubbelbestemming geldt als bebouwingsvrije zone. Het is hier uitsluitend toegestaan bouwwerken op te richten ten behoeve van de leiding, of ter vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een bepaling opgenomen ten aanzien van het beperken van het toegestane oppervlakte aan verharding ter plaatse van de daarvoor opgenomen aanduiding en er zijn algemene verbodsregels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen. Daarnaast is een wijzigingsgebied opgenomen ten behoeve van het opnemen van gedetailleerdere bestemmingen om op deze manier het ontwikkelingsgericht bestemmingsplan te wijzigen in een bestemmingsplan dat gericht is op het beheer.

Algemene procedureregels
In dit artikel is opgenomen welke wettelijke procedures gelden bij afwijking of wijziging van het plan.

Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. In dit wijzigingsplan gaat het om een verdere uitwerking van het geldende bestemmingsplan. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit wijzigingsplan.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In het kader van het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' heeft een uitgebreide toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking plaatsgevonden. De ontwikkeling betreft een nieuwbouwlocatie van circa 590 woningen buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp ligt er een behoefte van 50.000 woningen tot 2025. De locatie is noodzakelijk om deze behoefte te kunnen opvangen. De locatie Tuindershof wordt gezien als de laatste grootschalige uitbereidingslocatie binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Daarnaast voorziet dit wijzigingsplan ten opzichte van het voorgaande planologisch regime niet in een groter planologisch beslag op de ruimte en voorziet niet in een functiewijziging, omdat de gebieden reeds bestemd waren als 'Woongebied' waarbinnen woningen mogen worden gebouwd. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland

Algemeen
De provincie Zuid-Holland heeft al haar beleid voor de fysieke leefomgeving gebundeld in het provinciale Omgevingsbeleid. Dit Omgevingsbeleid bestaat uit twee kaderstellende documenten, de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, plus verschillende uitvoeringsprogramma’s.

Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op het juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van de woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.

Differentieer de woningvoorraad
Een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat biedt mensen keuzevrijheid in woonomgevingen en heeft een woningvoorraad die aansluit op de behoefte.

Ruimtelijke kwaliteit
Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie.

Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en het provinciaal beleid. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Zie voor de toetsing hieraan in paragraaf 3.1 Rijksbeleid.

Toetsing en conclusie

In het kader van het onderliggende bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is uitgebreid getoetst aan het provinciaal beleid. Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Het gebied kan als transformatiegebied aangemerkt worden. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. Er ontstaat een nieuwe toekomst voor het gebied, een nieuwe gebiedsidentiteit, gebaseerd op nieuwe kwaliteiten, structuren en kenmerken. De impact van deze plannen op een gebied is enorm. Gelet op de verandering van het gebied is het reëel om aan te nemen dat niet aan alle richtpunten kan worden voldaan, maar dat door middel van een nieuw integraal ontwerp er een nieuwe ruimtelijke kwaliteit ontstaat. In de meest verregaande vorm van transformatie is van de huidige identiteit niets meer zichtbaar. In alle gevallen is het belangrijk om aansluiting te zoeken bij structuren en patronen aan de rand van de omgeving, bijvoorbeeld een bosrand, waterloop of woonlint. In het geldende bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' en bijbehorende gebiedsvisie is hiermee rekening gehouden. Op basis hiervan vormt het provinciaal beleid geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Pijnacker-Nootdorp 2050 - Verbonden met elkaar

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een omgevingsvisie opgesteld waarin wordt beschreven hoe Pijnacker-Nootdorp er in 2050 uit zou kunnen zien. Met de nieuwe Omgevingsvisie bereiden ze zich voor op de Omgevingswet. De omgevingsvisie is binnen deze wet een nieuw instrument waarin de gemeenteraad zijn integrale visie op fysieke leefomgeving voor de lange termijn geeft. De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving en is breder dan zijn voorganger: de ruimtelijke structuurvisie. Het gaat niet alleen om thema's als wonen, ruimtelijke ordening, mobiliteit, economie en groen, maar ook om onderwerpen als gezondheid, omgevingsfactoren (milieu), duurzaamheid en veiligheid.

De gemeente onderscheidt vier ontwikkelingslijnen die gezamenlijk richting geven aan de toekomst van de fysieke leefomgeving van Pijnacker-Nootdorp:

  • 1. Ontwikkelingslijn 1: Onderscheidend groen
  • 2. Ontwikkelingslijn 2: Karakteristieke woon- en leefomgeving
  • 3. Ontwikkelingslijn 3: Aantrekkelijk economische vestigingsklimaat voor inwoners en ondernemers
  • 4. Ontwikkelingslijn 4: Een veerkrachtige leefomgeving voor mensen, planten en dieren

De ontwikkelingslijnen zijn geen keuzemogelijkheden, ze zijn allen even belangrijk en versterken elkaar. Samen geven ze een integraal beeld en richting voor de toekomst voor het gehele grondgebied van de gemeente.

Op de ontwikkelkaart 'onderscheidend groen' is het plangebied aangeduid als 'transformatiegebied' waarbij het de bedoeling is om het percentage openbaar groen per inwoner te vergroten (zie afbeelding 4). Richting 2050 heeft de gemeente de openbare ruimte steeds aantrekkelijker en groener gemaakt. Dit vanuit de overtuiging dat openbaar groen zorgt voor mooie en leefbare wijken. Ook willen ze met een groene openbare ruimte een bijdrage leveren aan het weerbaar zijn tegen veranderingen in het klimaat. In het plan is hier rekening mee gehouden onder andere doordat dwars door de wijk een natuurpark is beoogd. In dit park meandert een waterpartij met eilandjes, natuurlijke oevers, bloemrijke grassen en fraaie bomen. De voet- en fietspaden sluiten aan op het omliggende natuurnetwerk en maakt een ommetje door het dorp mogelijk. Het natuurpark ''De Meander'' is de natuurlijke verbinding die ontmoeten, spelen, ecologie, klimaat en wonen bij elkaar brengt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0004.png"

Afbeelding 4 | Ontwikkelkaart Onderscheidend Groen (bron: Gemeente Pijnacker-Nootdorp, bewerking Juust B.V.)

Op de ontwikkelkaart 'Karakteristieke woon- en leefomgeving' is het plangebied gelegen binnen een zone waar uitbreiding van de woningvoorraad in een passend woonmilieu op locaties binnen de kernen is gelegen (zie afbeelding 5). Met dit wijzigingsplan wordt de vergunde situatie vastgelegd. Het is de uitwerking van de globale bestemming 'Woongebied'. Daardoor is in een eerder stadium, de stedenbouwkundige uitwerking, de afweging al gemaakt of het een passend woonmilieu is op deze locatie. Woningbouw is hier mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0005.png"

Afbeelding 5 | Ontwikkelkaart Karakteristieke woon- en leefomgeving (bron: Gemeente Pijnacker-Nootdorp, bewerking Juust B.V.)

De andere ontwikkelkaarten zijn niet van toepassing op het plangebied. Op basis van het bovenstaande vormt de visie geen belemmering voor vaststelling van dit wijzigingsplan.

3.3.2 Woonvisie 2020-2030

Op 25 juni 2020 is de Woonvisie Pijnacker-Nootdorp 2020-2030 vastgesteld. De woonvisie bestaat uit vier pijlers:

  • 1. Mooi wonen, prettig leven:
    • a. Identiteit en kwaliteiten van woonkernen behouden.
    • b. Bijsturen van kwetsbare woongebieden.
  • 2. Passende woningen voor onze inwoners:
    • a. Werken aan betaalbare koop- en huurwoningen.
    • b. Sturen op het behoud van de sociale voorraad.
    • c. De doorstroming stimuleren.
    • d. Een toekomstbestendige woningvoorraad voor senioren.
    • e. Uitbreiding van de bestaande voorraad.
  • 3. Duurzaam wonen:
    • a. Meewerken aan het ontwikkelen van de Regionale Energie Strategie (RES).
    • b. Het maken van een Energietransitieplan voor Pijnacker-Nootdorp.
  • 4. Een thuis voor alle doelgroepen:
    • a. Voor vijf doelgroepen is extra aandacht nodig:
      • vergunninghouders
      • woonwagenbewoners
      • spoedzoekers
      • arbeidsmigranten
      • uitstroom uit de zorg

De ontwikkeling van Tuindershof draagt bij aan de eerste twee pijlers. Met de eerste pijler wil de gemeente de bestaande kwaliteit en identiteit van de kernen behouden en waar nodig en mogelijk versterken. De dorpse identiteit van Pijnacker wil zij versterken door te bouwen in de woonmilieus dorps en landelijk. Voorkomen moet worden dat het woonmilieu te randstedelijk wordt en daardoor zijn karakter verliest. De tweede pijler gaat over een woningvoorraad die aansluit bij de behoefte van de huidige en toekomstige inwoners van Pijnacker -Nootdorp. Het gaat om een nieuwbouwproductie die (in aantallen) aansluit bij de jaarlijkse behoefte en daarmee in verhouding meer kansen biedt aan eigen inwoners.

3.3.3 Nota Uitnodigende Ruimtelijke Ordening (2018)

Op 23 februari 2018 heeft de gemeenteraad integrale ruimtelijke beleidsregels vastgesteld, die zijn vastgelegd in de Nota UUitnodigende Ruimtelijke Ordening (2018). Deze nota bevat de integrale ruimtelijke beleidsregels voor Pijnacker-Nootdorp. Het is kaderstellend bij het opstellen van bestemmingsplannen. De beleidsregels gaan onder andere over wonen in de kernen en groen en openbare ruimte in de kernen.

Pijnacker-Nootdorp wil in de regio een uniek woonmilieu bieden door in de drie herkenbare kernen een hoge woonkwaliteit te behouden en te versterken. De ligging van iedere kern en de wijze waarop deze is opgezet is en moet onderscheidend ten opzichte van elkaar blijven. Binnen de gemeente wordt gestreefd naar het mogelijk maken van een lokale wooncarrière. Dat betekent dat er voor iedere doelgroep en in iedere prijsklasse woningen beschikbaar zijn.

Na afronding van de geplande groei in wijken als Ackerswoude, Keijzershof en Tuindershof liggen de contouren van kernen vast in het landschap. De gemeente gaat hierna de omslag maken van groeigemeente naar beheergemeente en van kwantiteit naar kwaliteit. Dit betekent ook dat de strategische betekenis van de openbare ruimte toeneemt. De gemeente garandeert de basale instandhouding van de openbare ruimte.

Daarbij stelt de gemeente zich niet alleen tot doel om de belangen van verblijfskwaliteit voor jong en oud, ontmoeten, recreëren, bewegen en rust in het oog te houden, maar wil ook de openbare ruimte beter aansluiten op de gevraagde woonmilieus. Openbare ruimte is een kwaliteitsdrager voor de aanpak van kwetsbare wijken. Daarom mag geen verdere druk ontstaan op de kwaliteit en het gebruik van groenvoorzieningen en spelen binnen de rode contouren. Initiatieven in groen en openbare ruimte zullen tegen deze achtergrond en doelstellingen worden bekeken. Dit wijzigingsplan draagt bij aan het beheer van de openbare ruimte.

3.3.4 Natuur op de Kaart (2017)

In 2018 is de nota 'Natuur op de kaart' vastgesteld met bijbehorend uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma bestaat uit maatregelen die de gemeente uitvoert bij de aanleg van nieuwe woon- en werkgebieden en nieuwe infrastructuur. Verder bevat het maatregelen en doelen voor het beheer van het groen, en is er aandacht voor onderzoek en monitoring.

Tuindershof wordt natuurvriendelijk ontwikkeld. Er is gekozen voor een verbindingszone door de wijk. Deze verbindingszone wordt middels de meander aangelegd. De meander verbindt de waterberging aan de Tuindersweg met de Plas van Van Buijsen . Met de meander wordt een gevarieerde oeverstructuur aangelegd, de oevers worden daarbij ook natuurvriendelijk ingericht. Hierdoor ontstaat er ruimte voor biodiversiteit. Hiermee past de ontwikkeling Tuindershof binnen de kaders van het beleidsplan ‘Natuur op de kaart’.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp gebruikt sinds 2010 een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart als basis voor haar archeologiebeleid. Ruim tien jaar gestructureerd archeologisch onderzoek heeft geleid tot grote kenniswinst over waar archeologische vindplaatsen voorkomen binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Er is in deze periode een ruime dataset opgebouwd die het mogelijk maakt om de verwachtingen en aannames te toetsen die de basis vormen van de huidige archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.

Door de uitgevoerde onderzoeken is deze kaart aan verandering onderhevig en heeft een actualisatie plaatsgevonden. Door deze actualisatie is de archeologische verwachting van gebieden veranderd. Het meest recente geactualiseerde archeologiebeleid is vastgelegd in de in 2023 geactualiseerde notitie “Gemeentelijke archeologische beleidskaart Pijnacker-Nootdorp”. Het beleid is geborgd in het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie' (vastgesteld d.d. 12 oktober 2023). Voor het plangebied geldt geen archeologische verwachtingswaarde. Om die reden is ter plaatse van het plangebied ook geen dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen.

Mochten tijdens toekomstige werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan hebben de initiatiefnemer en de uitvoerder van de werkzaamheden de wettelijke plicht deze archeologische waarden meteen te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Pijnacker-Nootdorp (Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten

In het plangebied komen geen monumenten of andere waardevolle cultuurhistorische elementen voor.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Milieuzonering is het ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen bij nieuwe ontwikkelingen. Met de term “milieubelastende activiteiten” worden binnen de VNG-methodiek alle milieubelastende activiteiten bedoeld: niet alleen bedrijven maar ook bijvoorbeeld detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen. Met de term “milieugevoelige functies” worden onder meer woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie bedoeld.

Milieuzonering dient twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De VNG doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Deze VNG-publicatie legt niet vast wat wel en niet is toegestaan. De publicatie is een hulpmiddel om de afstanden tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen concreet voor een locatie in te vullen (maatwerk).
Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch instrument waarin de gekozen strategie moet worden verklaard. Volgens jurisprudentie dient de plantoelichting ten minste aannemelijk te maken dat ten aanzien van het milieu geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn.

Bouwstenen van milieuzonering
Lijst van bedrijfsactiviteiten (richtafstandenlijst)
De lijst van bedrijfsactiviteiten is een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De lijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Er moet gemotiveerd worden welke Staat van bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt en de toegelaten milieubelastende activiteiten dienen in de juridische regeling van het bestemmingsplan te worden vastgelegd.

Omgevingstype
De VNG-publicatie kent twee omgevingstypen; 1) een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 2) een gemengd gebied. Een rustige woonwijk is een woonwijk, ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied. Naast deze omgevingstypen kent de VNG-publicatie ook het omgevingstype gemengd gebied. Dit is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Hieronder vallen ook de lintbebouwing in het buitengebied (met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid) en gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen.
De aan de milieucategorie gerelateerde richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Zie tabel 1.

Categorie   Richtafstand tot rustige woonwijk/ rustig buitengebied
 
Richtafstand tot gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1000 m   700 m  
6   1500 m   1000 m  

Tabel 1 - Milieucategorieën en bijbehorende richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen

De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan (dus inclusief vergunningvrij aanbouwen) mogelijk is.

Functiemenging
De term 'gebied met functiemenging' heeft betrekking op een milieuzonering binnen een gebied waar functiemenging voorkomt of wordt beoogd. In de VNG-publicatie is aangegeven dat hier niet kan worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De Staat van Bedrijven 'functiemenging' hanteert drie categorieën A, B en C met specifieke criteria:

Categorie A
Activiteiten zodanig weinig milieubelastend dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen woning en bedrijf zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig gescheiden van woning en andere gevoelige functies.
Categorie C
Activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

De 'bedrijvenlijst - functiemenging' is niet uitputtend. In de planregels wordt geregeld dat ook bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, die niet in de lijst zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met bedrijven uit desbetreffende categorie gelijkgesteld kunnen worden. Dit moet wel worden aangetoond met milieutechnisch onderzoek.

Milieuzonering in het plangebied
Op basis van de gegevens uit het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoering van de beoogde herontwikkeling van Keijzershof niet in de weg staat. Binnen het plangebied (Tuindershof-Oost) worden geen nieuwe milieubelastende functies mogelijk gemaakt. In de omgeving van de wijk Tuindershof zijn milieubelastende activiteiten gelegen. Deze hebben meer invloed op het westelijk deel van de wijk en niet op het oostelijk deel. Aan de oostkant is de Pijnacker Zuid/Zuid-Oost gelegen. Dit is een woonwijk zonder milieubelastende activiteiten. Op basis hiervan vormt het aspect bedrijven- en milieuzonering geen (verdere) belemmering.

4.4 Bodem

Om de bodem voor langere tijd te willen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Onder functionele bodemkwaliteiten wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op cultuurhistorische betekenis, levende bodem, ondergronds bouwen en bodemenergie inclusief geothermie.

4.4.1 Regelgeving en beleid

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Het tijdelijke opslaan en toepassen van grond en/of baggerspecie en het toepassen van steenachtige bouwstoffen is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden.

Opgemerkt wordt dat tijdens het opstellen van dit wijzigingsplan de wet- en regelgeving in ontwikkeling zijn en binnen de toekomstige Omgevingswet zullen worden vormgegeven. De gemeente is onder de Omgevingswet het bevoegd gezag voor aspecten met betrekking tot de bodem. Het nieuwe wettelijke instrumentarium voor bodem berust op drie pijlers: preventie, toedeling van functies en beheer van historische bodemverontreinigingen.

  • Preventie: gaat niet alleen om de verontreinigingen door chemische stoffen maar ook om aantasting door het aanbrengen van veranderingen in de geologische opbouw (structuur) van de bodem of in de fysisch-mechanische eigenschappen van de bodem.
  • Toedeling van functies: de materiële integratie van alle aspecten van de fysieke leefomgeving, waaronder de chemische, fysische en ecologische bodemkwaliteit, krijgt vorm in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.
  • Beheer van historische bodemverontreinigingen: de bescherming van de gezondheid van mensen, planten en dieren vraagt om het verstandig omgaan met resterende historische verontreinigingen.

Onder de Omgevingswet zullen de pijlers beleidsmatig worden ondergebracht in de toekomstige omgevingsvisie, het omgevingsprogramma ondergrond en het omgevingsplan.

Pijnacker-Nootdorp heeft in 2008 haar eigen Bodemnota vastgesteld. Deze Bodemnota was de eerste stap naar een verdiepte ruimtelijke ordening, waarbij de gemeente de kansen van de ondergrond in beeld brengt. De ambities van Pijnacker-Nootdorp sluiten goed aan bij landelijke ontwikkelingen op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) (lagenbenadering) en het bodembeleid (Convenantbodemontwikkelingsbeleid). Om het gebruik van de ruimte beneden maaiveld duurzaam en optimaal te benutten zal bij ontwikkelingen of activiteiten in de onder- en/of bovengrond rekening moeten worden gehouden met de ruimtelijke ordening van de ondergrond in relatie tot de bovengrond, en vice versa.

Pijnacker-Nootdorp heeft in 2022 haar gemeentelijke Nota bodembeheer vastgesteld. De nota gaat over het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en geeft vorm aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

De provincie Zuid-Holland heeft haar beleid ten aanzien van bodemaspecten verwoord in de 'Beleidsvisie Bodem en Ondergrond' uit 2013. De provincie brengt in deze visie middels zes beleidsprioriteiten focus aan in het zoeken naar de balans tussen het optimaal benutten én beschermen van de bodem en de ondergrondse ruimte. De provincie is onder de Wet bodembescherming bevoegd gezag bodem.

4.4.2 Plangebied

Om de bodemkwaliteit inzichtelijk te maken is, voor het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' een verkennend (water-)bodemonderzoek inclusief asbest uitgevoerd (d.d. 24 april 2019). Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is een aanvullend bodemonderzoek asbest uitgevoerd. Binnen het plangebied is op een aantal plaatsen sterke asbestverontreiniging aangetroffen en daardoor geldt een saneringsnoodzaak. Op basis van de standaardrisicobeoordeling blijkt dat er géén sprake was van onaanvaardbare risico’s. Derhalve was er geen sprake van een spoedeisende saneringsnoodzaak. Omdat er géén sprake was van onaanvaardbare risico’s kan bij de huidige of toekomstige terreininrichting worden volstaan met een beperkingenregistratie van de bodemverontreiniging. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of met de sterk verontreinigde grond diende een saneringsplan (of BUS-melding) te worden opgesteld welke dient te worden beschikt door het bevoegd gezag Wbb. Op 20 mei 2019 is er een BUS-melding aangevraagd voor het uitvoeren van werkzaamheden in of met de sterk verontreinigde grond. Op 5 juni 2019 heeft Omgevingsdienst Haaglanden, namens Provinciale Staten van Zuid-Holland, ingestemd met de BUS-melding.

4.4.3 Conclusie ten aanzien van het wijzigingsplan

Onderhavig wijzigingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er is geen sprake van het toevoegen van gevoeligere bestemmingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Tuindershof 2019'. Er is sprake van een vergunde situatie. De sanering heeft inmiddels plaatsgevonden. Na de sanering is de bodemkwaliteit geschikt gemaakt voor de beoogde bestemming “wonen met tuin”. Op 28 september 2020 heeft de ODH ingestemd met het saneringsverslag van deze locatie.

4.4.4 Onderzoek en sanerende maatregelen bij (her)inrichting of bestemmingswijziging

Bij de (her)inrichting of bestemmingswijziging van een locatie en/of bij grondverzet inclusief het verwijderen van grondgebonden objecten, dient middels milieuhygiënisch bodemonderzoek dat voldoet aan Kwalibo te zijn vastgesteld of het beoogde gebruik mogelijk is of dat sanerende maatregelen moeten worden uitgevoerd om het gebruik mogelijk te maken. Een historisch (bodem)onderzoek conform de vastgestelde norm zal hiervan onderdeel uitmaken om mogelijk bodembedreigende activiteiten te achterhalen (huidige norm: NEN-5725). In het kader van het historisch onderzoek zal minimaal een terreininspectie moeten worden uitgevoerd, een gesprek met de (voormalige) eigenaar/beheerder van de locatie moet plaatsvinden, het raadplegen van historische kaarten, luchtfoto's en landelijk bodemloket, en het raadplegen van het gemeentearchief.

Indien in het kader van de Wet bodembescherming sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal voorafgaand het uitvoeren van bodemsanerende maatregelen de provincie als bevoegd gezag moeten hebben ingestemd. Het betreft maatregelen zoals het verplaatsen, isoleren en/of het verwijderen van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De gemeente toetst de saneringsvariant van een 'ernstig geval van bodemverontreiniging' in het kader van de Woningwet, de saneringsvariant van een 'niet-ernstige geval van bodemverontreiniging' binnen de kaders van de Wet bodembescherming, en de saneringsvariant in het kader van de bodembeheeropgave onder toekomstige Omgevingswet.

Voor de aanpak van gevallen van asbestverontreiniging die vallen onder het Besluit asbestwegen Wms dient goedkeuring te zijn verleend door het bevoegd gezag, te weten Inspectie Leefomgeving en Transport.

Voorafgaand aan het vrijkomen van baggerspecie en/of het dempen van een watergang dient voor het bepalen van de (milieuhygiënische) kwaliteit van baggerspecie een waterbodemonderzoek te worden uitgevoerd conform de vastgestelde norm (huidige norm: NEN-5720), voor zover het Besluit bodemkwaliteit geen vrijstelling kent. Tevens wordt geadviseerd om gelijktijdig monsters te nemen van de ondergrond onder de (aanwezige) baggerspecie, het volume van de aanwezige baggerspecie vast te (laten) stellen en een verwerkingsadvies voor de baggerspecie op te (laten) stellen.

4.4.5 Actualiteit milieuhygiënische (bodem)kwaliteitsgegevens

Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in werking getreden, waaraan alle bij de overheid ter toetsing aangeleverde bodemkwaliteitsgegevens dienen te voldoen. Met de introductie van het Bbk is een nieuw standaard stoffenpakket geïntroduceerd en dienen onderzoeken en waar nodig bodemsanerende maatregelen te worden uitgevoerd door erkende bodemintermediairs (Kwalibo: Kwaliteitsborging in het bodembeheer). Bodemkwaliteitsgegevens die niet voldoen aan het Bbk, kunnen niet als actueel worden beschouwd.

Ook locatiespecifieke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Een (bodem)onderzoek betreft een momentopname. De resultaten van het onderzoek kunnen minder representatief worden naarmate de tijd verstrijkt. Indien na het onderzoek op of nabij de locatie (bodembedreigende) activiteiten of calamiteiten plaatsvinden en/of in de omgeving (mobiele) verontreinigingen aanwezig zijn, kan de bodemkwaliteit hierdoor zijn of worden beïnvloed.

4.4.6 Herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof

Indien tijdens graafwerkzaamheden herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof vrijkomt en hergebruikt of afgevoerd gaat worden, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit kan het noodzakelijk zijn om aanvullend op het bodemonderzoek een partijkeuring (AP04) uit te laten voeren om van de vrijkomende partij de verwerkings- en/of gebruiksmogelijkheden te kunnen classificeren.

In de gemeentelijke Nota bodembeheer is het vastgestelde beleid voor gebruik van grond en baggerspecie binnen de grenzen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp beschreven.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);

Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.

Algemeen toetsingskader

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats 24 uur per dag en onbeschermd verblijft. Met het PR wordt de aan te houden afstand gecreëerd tussen de risicovolle activiteit en (beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, grote kantoorgebouwen, ziekenhuizen en scholen. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder andere verspreid liggende woningen, bedrijfsgebouwen en sporthallen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang om te bepalen of de PR  een grenswaarde is of een richtwaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder andere aspecten als de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, maatschappelijke en economische belangen een rol.

Regelgeving
Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico.

Het verplicht gemeente hiermee rekening te houden bij het verlenen van milieuvergunningen en bij een ruimtelijk besluit.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op basis van het Bevb dienen plannen nabij buisleidingen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.

Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd. Het Bevt sluit aan op de begrippen en normen zoals deze in het Bevi en het Bevb worden gehanteerd.

Basisnet

Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt de veiligheid van het vervoer gegarandeerd. Het basisnet heeft, in het geval van Pijnacker-Nootdorp, betrekking op de snelwegen. Het basisnet is vastgelegd in onder andere de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Activiteitenbesluit milieubeheer

In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

In zowel het Bevi, het Bevb als het Bevt is een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat het bevoegd gezag op een juiste wijze de hoogte en de toename van het groepsrisico moet verantwoorden en moet onderbouwen. Daarbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.

Wat verandert er met de komst van de Omgevingswet?

Aandachtsgebieden zijn een nieuw fenomeen binnen de omgevingsveiligheid. Aandachtsgebieden zijn gedefinieerd als gebieden waar mensen binnenshuis, zónder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren die in de omgeving kunnen optreden.

De aandachtsgebieden laten dus zien waar extra aandacht nodig is om aanwezigen in nieuwe situaties te beschermen tegen de gevaren bij ongevallen met deze effecten. Het is niet nodig om maatregelen te treffen ter bescherming van personen in gebouwen en locaties die nu al (rechtmatig) binnen een aandachtsgebied van een bestaande risicobron aanwezig zijn.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren en daarmee tussen drie verschillende aandachtsgebieden: warmtestraling (brandaandachtsgebied), overdruk (explosieaandachtsgebied) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolkaandachtsgebied). De aandachtsgebieden zijn feitelijk effectafstanden van worst-case scenario's. Afhankelijk van het type activiteit met gevaarlijke stoffen zijn er voor het aandachtsgebied in de regelgeving vaste afstanden vastgesteld of zijn deze afstanden rekenkundig te bepalen.
De bevoegdheid voor het stellen van regels binnen aandachtsgebieden ligt grotendeels bij gemeenten. In beginsel zijn gemeenten verplicht om, op basis van het Bkl, het gehele aandachtsgebied als voorschriftengebied aan te wijzen. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken, behalve bij de (huidige en toekomstige) aanwezigheid van “zeer kwetsbare gebouwen” (gebouwen bestemd voor niet zelfredzame personen). Ook bij plasbrandaandachtsgebieden welke in het kader van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen zijn aangewezen kan niet worden afgeweken. Binnen een voorschriftengebied worden, op grond van het Bbl, extra bouwkundige maatregelen geëist bij nieuwbouw. Naast bouwkundige maatregelen zijn ook andere maatregelen, zoals omgevingsmaatregelen, mogelijk. Bouwkundige maatregelen zijn vaak de laatste stap in het bieden van bescherming aan personen in gebouwen.

Een gifwolkaandachtsgebied kan niet worden aangewezen als voorschriftengebied. Wel geldt na het inwerkingtreden van de Omgevingswet voor alle nieuwbouw dat de ventilatie centraal afschakelbaar moet zijn.

Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied

Binnen/nabij het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven met een risicocontour die buiten de inrichting valt.

Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied

Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen
Uit de regeling Basisnet blijkt dat de A4 een PR risicoplafond heeft van 23 meter vanaf het hart van de weg. De A4 heeft een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter aan weerszijden van het wegvlak. Uit de regeling Basisnet blijkt dat voor de toekomst de A12 een PR risicoplafond van 0 meter vanaf het hart van de weg geldt. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Uit de regeling Basisnet blijkt dat voor de toekomst de A13 een PR risicoplafond heeft van 17 meter vanaf het hart van de weg. De A13 heeft een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter aan weerszijden van het wegvlak. Het plangebied ligt niet binnen deze contouren.

De rijkswegen A4, A12 en A13 hebben een invloedsgebied van respectievelijk 4.000 m, 880 m en 4.000 m. Het plangebied ligt alleen binnen het invloedsgebied van de A13, maar wel op ruim meer dan 200 meter. Een berekening en een volledige verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet aan de orde. Er moet echter wel aandacht besteed worden aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Op grond van het bestemmingsplan wordt de bouw, vestiging of aanleg van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Er moet daarom ook worden ingegaan op zelfredzaamheid. In het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is dit reeds uitvoerig beschreven.

Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen
Op een klein stuk van de N470 na zijn, op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, de provinciale wegen niet aangewezen als routetransport gevaarlijke stoffen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn.

Voor de N470 binnen de gemeente zijn geen tellingen beschikbaar. Op basis van (naar 2023 opgehoogde) transportgegevens van aanvoerende provinciale wegen uit Delft, Lansingerland en Zoetermeer is een (naar 2023 opgehoogde) schatting gemaakt. Er wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico wat betekent dat de provinciale wegen in Pijnacker-Nootdorp geen 10-6 contour hebben. De aantallen GF3 transporten worden niet gehaald wat wil zeggen dat er op dit moment geen berekening (en een eventuele verantwoording) van het groepsrisico aan de orde is.

Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen
Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert is, op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zodanig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken. Op deze manier wordt het transport van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom geminimaliseerd.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op ruime afstand van het plangebied. Er wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico wat betekent dat de provinciale wegen in Pijnacker-Nootdorp geen 10-6 contour hebben. De aantallen GF3 transporten worden niet gehaald wat wil zeggen dat er op dit moment geen berekening (en een eventuele verantwoording) van het groepsrisico aan de orde is.


Transport gevaarlijke stoffen over spoor en water
Het spoor (NS Den Haag – Gouda; Randstadrail Den Haag – Rotterdam) wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbanen bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water plaats.



Buisleidingen binnen/nabij het plangebied

Aardgas
Binnen de wijk Tuindershof, maar buiten het plangebied, ligt een hogedruk aardgasleiding (W-539-09). Hiervoor is een QRA opgesteld (AVIV, projec 173517, 22 december 2017). Er wordt geen plaatsgebonden 10-6 -risicocontour berekend. Hiermee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering. Omdat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de genoemde buisleiding is de hoogte van het groepsrisico vóór en ná planrealisatie inzichtelijk gemaakt. In beide gevallen bedraagt het groepsrisico 0,54. Omdat het groepsrisico niet toeneemt (met meer dan 10%) maar het groepsrisico wel hoger is dan 0,1 moet een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld. Dit is in het kader van het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' reeds gedaan. De populatie in dit wijzigingsplan is iets kleiner dan waarmee gerekend is in 2017. Een nieuwe QRA is dan ook niet nodig.

Brandbare vloeistoffen
Er loopt een brandstofleiding van Defensie Pijpleidingorganisatie (DPO) door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De PR 10-6 contour ligt op de leiding. De leiding ligt op ruime afstand van het plangebied en vormt daarom geen belemmering.

CO2

Er loopt een CO2-leiding door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Naar aanleiding van ontwikkelingen nabij dezelfde CO2-leiding in Zoetermeer is in 2007 door RIVM en TNO uitgebreid onderzoek gedaan naar de risico's en effecten van vrijkomend CO2 bij leidingbreuk. Hierbij is door het RIVM geconcludeerd dat de risico's en letale effecten zich niet voordoen buiten een afstand van 4 meter van de buisleiding. VROM onderschrijft dit onderzoek en deze conclusie (brief VROM, datum 24-08-2007, kenmerk DGM/EV2007082989). Ook recent onderzoek aan de leiding De CO2-leiding (Tebodin, document-nummer 3413682, 7 april 2014) bevestigt dit. De rapportage van Arcadis “QRA Vervoersknoop Bleizo (01-02-2016, kenmerk D04011.000122) stelt “De ondergrondse leidingdelen leiden niet tot externe veiligheidsrisico.” De buisleiding ligt op ruime afstand van het plangebied en is daarom geen belemmering.

Conclusie
Alle aspecten van externe veiligheid zijn beschreven en beoordeeld. Er is in het plan "Tuindershof 2019" reeds aandacht besteed aan bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid in relatie tot de A13 en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Voor de aardgastransportleiding is voor het plan "Tuindershof 2019" het groepsrisico berekenend en is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het huidige wijzigingsplan zorgt niet voor een toename van het groepsrisico.

Er is in 2018 advies gevraagd aan de VeiligheidsRegio Haaglanden (VRH). Zij heeft in haar advies (kenmerk 2018103125644, datum 10-12-2018) de risico’s beschouwd en maatregelen benoemd ter verdere bevordering van de veiligheid ten aanzien van de A13 en de aardgastransportleiding.

In het kader van dit wijzigingsplan is opnieuw advies gevraagd aan de VRH. In haar reactie (email 03-01-2024, kenmerk 2023122258260) geeft de VRH aan geen nader advies uit te brengen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting in het plangebied, veroorzaakt door het verkeer op de N470 en de Tuindersweg (d.d. 29 november 2019). Hieruit blijkt dat op de eerstelijns bebouwing en deels tweedelijns bebouwing de geluidsbelasting vanwege de Tuindersweg hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting voldoet bij alle woningen aan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB. Rekening houdend met de vastgestelde hogere waarden vormt het aspect akoestiek geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

Opgemerkt dient te worden dat dit wijzigingsplan geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Daarnaast worden ook geen geluidbronnen mogelijk gemaakt. De afweging voor een goed woon- en leefklimaat op het aspect geluid is voldoende onderbouwd in het geldende bestemmingsplan 'Tuindershof 2019'.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Aan de noord- en oostzijde van het plangebied ligt een waterleiding. Deze is met een dubbelbestemming geborgd op verbeelding en in de regels. Geconcludeerd kan worden dat, rekening houdend met de regeling behorend bij de dubbelbestemming, het aspect kabels en leidingen geen belemmering vormt voor de verdere ontwikkeling van het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

In het kader van het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de wijk Tuindershof gegeven. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast worden in dit wijzigingsplan geen extra woningen mogelijk gemaakt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Het uitvoeren van een nader luchtkwaliteitsonderzoek is niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de (vedere) ontwikkeling van het plangebied.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied betreft 'Meijendel & Berkheide' en ligt op een afstand van circa 14,5 kilometer. Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die - ook gezien de grote afstand - negatieve effecten hebben op de habitattypen in Natura 2000-gebieden. Voor de ontwikkelingen die nu vastgelegd worden in dit wijzigingsplan zijn reeds omgevingsvergunningen verleend. In het kader van de omgevingsvergunningen voor het bouwen heeft deze toetsing al plaatsgevonden.

NatuurNetwerk Nederland

In het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die deel uitmaken van het NatuurNetwerk Nederland. Daarnaast liggen binnen het plangebied ook geen gebieden, die aangewezen zijn als belangrijk weidevogelgebied.

Soortenbescherming

In het kader van de toetsing op de natuurwetgeving heeft er in het kader van het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' een ecologische risico-inschatting op basis van een bureaustudie en boominventarisatie (d.d. 19 december 2017) plaatsgevonden. Met inachtneming van enkele maatregelen was/is geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd. Verder dient de algemene zorgplicht te allen tijde in acht genomen te worden.

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

In het kader van het verkeer en parkeren is een onderzoek uitgevoerd naar de verkeerseffecten van de woningbouwontwikkeling van Tuindershof. De ontwikkeling van de totale wijk Tuindershof zorgt niet voor problemen op de omliggende wegen op grond van de verkeersintensiteiten. Een aandachtspunt vormt de rotonde Oostlaan-Europalaan. De rotonde Oostlaan-Europalaan vormt in de toekomst, ook zonder ontwikkeling van Tuindershof en/of Overgauw, een knelpunt. Een vergroting van de capaciteit van dit kruispunt kan worden bereikt door het aanleggen van een meerstooksrotonde zoals aanwezig op de N470, of door het wijzigen van de rotonde in een met verkeerslichten geregeld kruispunt. De rotonde valt buiten het plangebied van dit wijzingsplan.

Op grond van de Nota Parkeernormen 2012, incl. 1e wijziging wordt op het moment dat een concrete bouwaanvraag is ingediend een parkeereis vastgesteld. Doordat de nieuwbouwwoningen gefaseerd gerealiseerd worden, kunnen op het moment van realiseren de parkeernormen afwijken van de parkeernormen die op dit moment gelden. De bouwaanvragen van de woningen zijn getoetst aan de parkeernormen die op dat moment zijn vastgesteld in de Nota parkeernormen.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

In het Waterbeheerplan 2022-2027 (WBP6) ‘Waterwerk-Watermerk’ heeft het Hoogheemraadschap van Delfland de ambities en doelstellingen voor de komende jaren vastgelegd. Voor de zorgplicht voor ‘droge voeten’, ‘stevige dijken’ en ‘schoon water’ zijn meerjarenprogramma’s opgesteld die doorlopen in de planperiode tot 2027.

Het Hoogheemraadschap heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten vastgesteld. Deze is specifiek geschreven voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap van Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets. Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.

Het plangebied bestond eerst uit kassen en agrarisch gebied, daarna is er een plan gemaakt voor de inrichting van het gebied als woonwijk. De waterberging wordt grotendeels gerealiseerd door de meander die van het noorden van het plangebied, door de nieuwe woonwijk, uitkomt bij de Plas van Van Buijsen. Doordat de wijk een overgangsgebied is tussen verschillende waterpeilen is het mogelijk om extra berging te creëren. De ruimte tussen de twee verschillende waterpeilen kan benut worden als berging. Verder is nog een aantal andere kleinere watergangen binnen het plangebied gesitueerd.

In het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019', en bijbehorende bijlage 'oppervlaktewaterhuishouding' is een voorstel gegeven voor de fasering van de aanleg waarmee duidelijk wordt dat ook tijdens de realisatie in fases, er steeds voldoende water is om het verhard oppervlak te compenseren. Tijdens alle fasen is het belangrijk dat er voldoende waterberging in het gebied aanwezig is om extreme neerslag op te kunnen vangen. Voor de fases 3, 4, 5 en 6 uit deze bijlage is ongeveer 4.784 m³ (452 + 1798 + 1620 en 914) aan waterberging benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp000240044-4001_0006.png"

Afbeelding 6 | Watersleutel (bron: Gemeente Pijnacker-Nootdorp)

In het bestemmingsplan 'Tuindershof 2019' is in de toelichting een nadere motivatie opgenomen ten aanzien van andere thema's binnen het aspect water. Deze zijn nog steeds van toepassing.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het wijzigingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het vastleggen van verleende omgevingsvergunningen voor woningen. De vergunningen zijn verleend op basis van regels van het geldende bestemmingsplan. Voor de delen waarvoor nog geen vergunningen zijn verleend is de geldende bestemming (Woongebied) overgenomen. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen of andere bouwplannen mogelijk ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerp wijzigingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerp wijzigingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij het college. Vaststelling van het wijzigingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 21 december 2023 t/m 31 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging is één zienswijze ingediend. Parallel aan deze inspraakprocedure is ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. Ook hebben twee van de overlegpartners van de mogelijkheid gebruik gemaakt tot het indienen van een vooroverlegreactie. Voor de beantwoording van zienswijze en vooroverlegreacties wordt verwezen naar Bijlage 2.