Groenzoom, deelgebied Klapwijkse Knoop e.o.

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1926.bp000170111-4001
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf

Artikel 4 Agrarisch – Glastuinbouw

Artikel 5 Agrarisch - Weide

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden

Artikel 7 Bedrijf

Artikel 8 Natuur

Artikel 9 Recreatie

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

Artikel 12 Water

Artikel 13 Wonen

Artikel 14 Leiding – Hoogspanning

Artikel 15 Leiding – Riool

Artikel 16 Leiding - Water

Artikel 17 Waarde – Archeologie 2

Artikel 18 Waarde – Archeologie 3

Artikel 19 Waarde – Archeologie 4

Artikel 20 Waterstaat – Waterkering

Artikel 21 Waterstaat - Waterberging

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Artikel 23 Algemene bouwregels

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

Artikel 29 Slotregel

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Inrichtingen Wet Geluidhinder

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Groenzoom, deelgebied Klapwijkse Knoop e.o.’ met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp000170111-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000170111-4001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

agrarische bedrijf:

een volwaardig bedrijf, geheel of overwegend gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder een paardenfokkerij, met uitzondering van paardenhouderijen, paardenopfokkerijen en/of maneges.

 

agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen of apparatuur.

 

ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

 

 
bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten.

 

bed and breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, door de bewoner zelf, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

 

bergingsgebied:

voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.

 

bestaand(e situatie):

  1. t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

beroep en/of bedrijf aan huis:

het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op het gebied van administratief, juridisch, publieksgerichte dienstverlening, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn.

 

bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steeen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect steun vindt op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en geen aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt.

 

erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel of gevellijn van een gebouw uitsteekt.

 

extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

glastuinbouw:

de teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen.

 

grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarische bedrijf, functioneel geheel of overwegend afhankelijk van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van glastuinbouw.

 

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

huishouden

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

 

maaiveld:

de bovenkant van de gronden van het terrein.

 

manage:

een volwaardig, niet-agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony’s, het terzake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening.

 

onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

 

overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

paardenfokkerij:

een grondgebonden agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het fokken van paarden en/of pony’s met de inzet van meerdere merries, waaronder begrepen het huisvesten, trainen en berijden van de ter plaatse gefokte paarden en/of pony’s tot en met het vierde levensjaar.

 

paardenhouderij:

een volwaardig, niet-agrarisch  bedrijf, geheel of overwegend gericht op het houden en/of stallen van paarden en/of pony’s met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken en/of  opfokken van paarden en/of pony’s tot en met het vierde levensjaar.

 

paardenopfokkerij:

een volwaardig, niet agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het opfokken van paarden en/of pony’s, zijnde het huisvesten, berijden en trainen van jonge paarden en/of pony’s tot en met het vierde levensjaar.

 

 
peil:

het punt waar vanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  1. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw.

 

publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

 

raamprostitutie:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen.

 

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf.

 

verbeelding:

de visuele weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

 

voorgevelrooilijn:

de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn of, indien niet aangeduid op de plankaart, de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

woning:

een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Algemeen

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de bouwhoogte van een hoogspanningsmast:

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een hoogspanningsmast, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

breedte van een bouwwerk:

boven peil, tussen de buitenwerkse vlakken van de zijgevels.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen.

In geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend. Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van een gebouw.

 
oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch – Agrarisch bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;

  2. bedrijfswoningen, met inbegrip van een beroep aan huis;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

met bijbehorende voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, met de bijbehorende bouwwerken;

  3. andere bouwwerken.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

 

Bedrijfsgebouwen

  1. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang opnieuw worden gebouwd.

  2. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Bedrijfswoningen

  1. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang opnieuw worden gebouwd als de inhoud van de woning en de bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 750 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ de voorgevel van een woning in de aangegeven gevellijn dan wel op maximaal 5 m evenwijdig daarachter mag worden gebouwd.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden.

  3. De breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. Niet-inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°.

 

Andere bouwwerken

  1. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangeven:

 

 

Bouwwerken

Maximale bouwhoogte

Pergola’s

3 m

Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat

2 m

Overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

Overige andere bouwwerken

10 m

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat: uitsluitend bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd, die nodig zijn voor een doelmatige, duurzame en volwaardige bedrijfsvoering van het bedrijf, ter zake waarvan vooraf het advies wordt ingewonnen van een agrarische deskundige.

  1. Het bouwen op minder dan 7 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits daardoor:

  1. Het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wezenlijk wordt aangetast.

  2. De gebruiksmogelijkheden va aangrenzende gronden en bebouwing niet wezenlijk worden aangetast.

  3. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 3.4 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenoplsag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vegroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

  4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en

  5. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

Artikel 4 Agrarisch – Glastuinbouw

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. glastuinbouwbedrijven;

  2. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ met inbegrip van een beroep aan huis;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bedrijfsgebouwen en kassen;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ met de bijbehorende bouwwerken;

  3. andere bouwwerken.

 

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende bepalingen:

 

Bedrijfsgebouwen en kassen

  1. Bedrijfsgebouwen en kassen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De afstand van bedrijfsgebouwen en kassen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 7 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 7 m, mag de bestaande afstand worden aangehouden.

  3. De goothoogte van bedrijfsgebouwen en kassen mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Bedrijfswoningen

  1. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

  2. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang opnieuw worden gebouwd als de inhoud van de woning en de bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 750 m3., met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ de voorgevel van een woning in de aangegeven gevellijn dan wel op maximaal 5 m evenwijdig daarachter mag worden gebouwd.

 

  1. De inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud en oppervlakte meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden.

  2. De breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. Niet-inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°.

 

 

 

Andere bouwwerken

  1. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangeven:

 

Bouwwerken

Maximale bouwhoogte

Pergola’s

3 m

Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat

2 m

Overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

Warmteopslagtanks

12 m

Overige andere bouwwerken

10 m

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 en toestaan dat op minder dan 7 m van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wezenlijk wordt aangetast;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet wezenlijk worden aangetast, en;

  3. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 4.4 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenoplsag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vegroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

  4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en

  5. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

Artikel 5 Agrarisch - Weide

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. weide;

  2. hobbymatig, grondgebonden agrarisch gebruik;

  3. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies en waarden niet onevenredig worden aangetast;

  4. ontsluitingen van percelen ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;

  5. fiets- en voetpaden, en

  6. sloten en andere watergangen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bouwen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen; onder andere bouwwerken zijn hier niet begrepen stapmolens;

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met het oog op sanering van bestaande gebouwen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder a, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals dierenverblijven en schuurtjes, mits de gebouwen zoveel mogelijk worden gebouwd in de nabijheid van het woonperceel waarbij ze behoren dan wel in de nabijheid van de weg. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen worden gebouwd dan wel herbouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50% van bestaande gebouwen op een perceel, mits vooraf vaststaat dat de overige bestaande gebouwen op het perceel worden gesloopt;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning waar ze bij horen.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het gebruik van de gronden als paardenbak is niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘ontsluiting’ is een ontsluiting toegestaan van maximaal 3,85 m breed.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:

  1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning,

  2. het ter plaatse voorkomende karakteristiek weidelandschap niet onevenredig worden aangetast,

  3. de paardenbak in de directe nabijheid van gronden met de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ respectievelijk de bestemming ‘Wonen’ wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap,

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en

  5. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  3. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  4. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

 

5.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.6.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. landschappelijk open gebied;

  2. weidevogels;

  1. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies en waarden niet onevenredig worden aangetast;

  2. sloten en andere watergangen en waterpartijen;

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bij de bestemming behorende andere bouwwerken, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, tenzij het betreft stapmolens, met dien verstande dat langs fietspaden geen verlichting is toegestaan, en

  2. Kassen op gronden direct aansluitend aan de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ als bedoeld in artikel 4 met dien verstande dat de:

  1. kassen uitsluitend bij bestaande glastuinbouwbedrijven mogen worden gebouwd;

  2. bouwmogelijkheden van het betreffende glastuinbouwbedrijf op en in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ volledig benut zijn;

  3. afstand tussen kassen en gevoelige functies niet minder bedraagt dan 25 m;

  4. totale oppervlakte aan kassen bij elk bestaand glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 2 ha;

  5. goothoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 8 m;

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden als paardenbak is niet toegestaan.

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:

  1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning,

  2. het ter plaatse voorkomende karakteristiek weidelandschap niet onevenredig worden aangetast,

  3. de paardenbak in de directe nabijheid van gronden met de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ respectievelijk de bestemming ‘Wonen’ wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap,

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en

  5. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;

  3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  6. het werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en het slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolgen hebben;

  7. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  8. het definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.

 

6.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. Indien de vergunning ziet op een wijziging in de waterhuishouding wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het Hoogheemraadschap.

 

Artikel 7 Bedrijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals genoemd in de ‘Tabel Bedrijven’ als opgenomen in lid 7.4.1, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’ met inbegrip van een beroep aan huis;

  3. wegen met bijbehorende paden en bermen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijfsterrein.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen, met inachtneming van het bepaalde in de ‘Tabel Bedrijven’, uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen met de bijbehorende bouwwerken;

  3. andere bouwwerken.

 

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:

 

Gebouwen

  1. De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven.

  2. De goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven.

 

Bedrijfswoningen

  1. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan indien aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’.

  2. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang opnieuw worden gebouwd als de inhoud van de woning en de bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 750 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ de voorgevel van een woning in de aangegeven gevellijn dan wel op maximaal 5 m evenwijdig daarachter mag worden gebouwd.

  3. De inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden.

  4. De breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m.

  5. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5 m.

  6. Niet-inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°.

 

Andere bouwwerken

  1. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangeven:

 

Bouwwerken

Maximale bouwhoogte

Pergola’s

3 m

Licht- en andere masten

10 m

Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat

2 m

Overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

Overige andere bouwwerken

10 m

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het uitoefenen van detailhandel;

  2. bedrijven, die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, en die als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende Bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder;

  3. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

  1. De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.4.1 Andere bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3 ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens de ‘Tabel bedrijven’.

 

Tabel Bedrijven

Code

Bedrijvigheid

BW

BVO

Goot-/Nokhoogte

Max. milieucategorie

sb-1

Garagebedrijf

1

650 m2

6 m / 10 m

2

sb-2

Nutsvoorziening

0

30 m2

4 m / 4 m

2

 

 

7.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.4 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 7.4 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenoplsag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vegroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

  4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en

  5. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

 

Artikel 8 Natuur

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (de bescherming van) een gebied met natuur- en landschapswaarden;

  2. (de bescherming van) watergangen, sloten en andere waterpartijen, en kades;

  3. wegen en fiets- en voetpaden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen en ontsluitingswegen daarvoor.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, ten behoeve van de bouw van gebouwen zoals schuilgelegenheden of een vogelobservatiehut, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast, waarbij:

  1. de oppervlakte van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 30 m² tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m².

  2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  10. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;

  11. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  12. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.4.1genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden. Indien de vergunning ziet op een wijziging in de waterhuishouding wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het Hoogheemraadschap.

 

Artikel 9 Recreatie

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. extensieve openluchtrecreatie,

  2. de instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding 'natuur';

  3. de instandhouding en ontwikkeling van watergangen, sloten en andere waterpartijen, waterberging in geval van calamiteiten en kades;

  4. wegen, fiets- en voetpaden en ruiterpaden;

  5. parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van waterbeheer.

 

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. windmolens ten behoeve van waterbeheer, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;

  2. andere bouwwerken ten behoeve van waterbeheer, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;

  3. overige andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen, behoudens lichtmasten, verkeerstekens en wegwijzers, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Afwijking gebouwen voor beheer en onderhoud

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 9.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van elk gebouw mag niet meer dan 30 m² bedragen, en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 150 m²;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

9.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 9.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  4. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  6. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  7. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;

  8. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.

 

9.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 9.4.1vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  3. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;

  4. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;

  5. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;

  6. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is;

  7. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;

  8. werken en werkzaamheden die in het kader van de aanleg van het natuur- en recreatiegebied 'Groenzoom' zijn voorzien in een goedgekeurd inrichtingsplan.

 

9.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 9.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;

  2. voor zover burgemeester en wethouders dat nodig achten, advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

 

 

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met ten hoogste een rijbaan met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken, in- en uitritten, voetpaden, fietsstroken en -paden, parkeerstroken en -voorzieningen, opstelstroken, bushaltes en andere verhardingen;

  2. bermen en andere groenvoorzieningen;

  3. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen, bruggen en duikers, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. (ondergeschikte) gebouwen; en

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

 

 

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen en daarbij behorende voorzieningen,

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - spoorwegovergang' bovendien voor wegen en paden; en

  3. bermen, groen, watergangen, paden en stallings- en nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van spoorwegen

  2. bruggen, viaducten, duikers en bijbehorende voorzieningen, en

  3. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals bovenleiding-, sein- en andere masten;

  4. technische installaties en geluidwerende voorzieningen;

  5. parkeer-, stallings en nutsvoorzieningen.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Maximale bouwhoogte

Bovenleiding, sein- en andere masten, technische installaties

10 m

Geluidwerende voorzieningen

8 m

Erf- of perceelsafscheidingen

2 m

Overige andere bouwwerken

3 m

 

 

Artikel 12 Water

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water met bijbehorende oevers en beschoeiingen alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen, kademuren, met uitzondering van steigers en andere aanlegplaatsen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

 

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen met inbegrip van een beroep aan huis;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' zijn de gronden mede bestemd voor de exploitatie van een bed & breakfastvoorziening;

  3. bijbehorende voorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Toegestane bouwwerken

  1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en bij de bestemmingen behorende andere bouwwerken.

 

13.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 13.2.1 gelden de volgende bepalingen:

 

Woningen

  1. Het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

  2. Woningen mogen uitsluitend op de bestaande plaats of met de voorgevel in de bestaande rooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel van een woning in de aangegeven gevellijn dan wel op maximaal 5 m evenwijdig daarachter mag worden gebouwd. In het geval dat er geen woning aanwezig is en geen gevellijn is aangeduid, dan is de positionering van de woning vrij.

  3. De inhoud van een woning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden. Voor zover en kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitend terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van de woning.

  4. De breedte van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m.

  5. De goothoogte en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m.

  6. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3m, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 3m bedraagt.

 

Andere bouwwerken

  1. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij is aangeven:

 

Bouwwerken

Maximale bouwhoogte

Pergola’s

3 m

Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat

2 m

Overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

Overige andere bouwwerken

2 m

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 13.2 ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast;

  2. de omliggende bedrijvigheid als gevolg van de verplaatsing van de woning niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

  1. lid 13.2 ten behoeve van het bouwen van aaneengesloten woningen, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Beroep aan huis

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

13.4.2 Ontsluitingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘ontsluiting’ is een ontsluiting toegestaan van maximaal 3,85 m breed.

 

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophagen van gronden waarbij het maaiveld met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

 

13.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

13.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 13.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en stedenbouwkundige waarden.

 

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 13.4.1 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenoplsag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vegroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

  4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en

  5. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

Artikel 14 Leiding – Hoogspanning

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse hoogspanningsverbinding;

  2. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de hoogspanningsverbinding.

 

14.2 Bouwregels

  1. Op de voor 'Leiding – Hoogspanning' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbinding worden gebouwd, die voldoen aan de volgende criteria:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;

  1. Ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen mag - met inachtname van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en positie van gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van het behoud of het herstel van het doorzicht naar het achterland.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de beheerder van de hoogspanningverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

 

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in lid 14.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;

  2. aanleggen en verharden van wegen of paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.

  5. aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

14.5.2 Uitzonderingen

Het in sublid 14.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden die:

  1. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsverbinding;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook betreffen, of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en).

 

14.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 14.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.

 

14.5.4 Adviesplicht

Alvorens de in lid 14.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding.

 

Artikel 15 Leiding – Riool

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een rioolleiding;

  2. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een rioolleiding;

  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

15.2 Bouwregels

Op voor 'Leiding – Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

 

15.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

 

15.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  1. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);

  3. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 24 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of boven de in lid 15.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;

  3. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

 

15.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 15.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 15.2 of 15.3.

 

15.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 16 Leiding - Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

16.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse waterleiding;

  2. het beheer en onderhoud van de leiding.

 

16.2 Bouwregels

Op de voor Leiding - Waterbestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

 

16.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  1. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);

  3. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 16, lid 16.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;

  3. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 16, lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 16, lid 16.2.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

 

De in artikel 16, lid 16.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder

 

Artikel 17 Waarde – Archeologie 2

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

17.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige

  • archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door

  • een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet

  • aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 17.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

17.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 17.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 17.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

17.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 17.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

Artikel 18 Waarde – Archeologie 3

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige

  • archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door

  • een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet

  • aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,of van werkzaamheden

 

18.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 18.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

18.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 18.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 18.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

18.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 18.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 19 Waarde – Archeologie 4

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

19.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 1,0 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige

  • archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door

  • een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet

  • aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 19.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1,0 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 1,0 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 1,0 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

19.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 19.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 19.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

19.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 19.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 20 Waterstaat – Waterkering

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

20.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 20.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

20.3 Specieke gebruiksregels

 

20.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallendende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 20.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

 

Artikel 21 Waterstaat - Waterberging

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterberging aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als bergingsgebied, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit.

 

21.2 Bouwregels

Op de in lid 21.1 aangewezen gronden Waterstaat - Waterberging mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 21.1 genoemde bestemmingen, mits:

  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de belangen van het waterbergingsgebied;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het waterbergingsgebied.

 

21.4 Specieke gebruiksregels

 

21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 23 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

 

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of boven de in lid 21.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  4. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

 

 

21.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 21.2 of 21.3.

 

21.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 21.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de belangen van het waterbergingsgebied;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het waterbergingsgebied.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 23 Algemene bouwregels

 

23.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;

  2. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  3. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,

  4. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

 

25.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

25.1.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduidingvrijwaringszone - molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  1. Binnen 100 m tot de betreffende molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen.

  2. Tussen 100 en 400 m tot de betreffende molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan:

  1. 1/100 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en de betreffende molen, plus:

  2. De hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen.

 

25.1.2 Ontheffing van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.1.1, ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, een en ander met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, mits hierdoor geen onevenredige vermindering plaatsvindt van de windvang van de bij de molenbiotoop behorende molen.

  2. Alvorens ontheffing te verlenen wordt vooraf door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de provincie Zuid-Holland.

 

25.1.3 Aanlegvergunning

Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;

  2. het ophogen van gronden;

  3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.

 

25.1.4 Uitzonderingen

Het in lid 25.1.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.1.5 Toelaatbaarheid

De in lid 25.1.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

 

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken:

  1. Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, en transformatiehuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen.

  2. Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van de bestemmingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen

 

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

 

27.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

27.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen: het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

 

27.3 Wijzinging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 28 Overgangsrecht

 

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Groenzoom, deelgebied Klapwijkse Knoop e.o.’.

 

27 juni 2019.