direct naar inhoud van Regels
Plan: Oude Leedeweg 187, Pijnacker
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp000160104-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Oude Leedeweg 187, Pijnacker' met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp000160104-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat.

1.6 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder een paardenfokkerij, met uitzondering van paardenhouderij en manege.

1.7 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen of apparatuur.

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.11 bestaand(e situatie)
  • a. t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • b. t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bedrijf aan huis

het in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn:
    • 1. behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,
    • 2. en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.15 beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, pedicure, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt.

1.25 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van een gebouw uitsteekt.

1.26 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 gevoelige functie

een functie gericht op permanent of daarmee vergelijkbaar wonen of verblijf van personen.

1.29 glastuinbouw

de teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen.

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf

een veehouderij, akkerbouwbedrijf, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderij en manege.

1.31 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 huishouden

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.33 kantine

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming.

1.34 maaiveld

de bovenkant van de gronden van het terrein.

1.35 milieucirkel

de ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteit enerzijds en (milieu)gevoelige functie anderzijds, ter voorkoming van hinder en gevaar bij gevoelige functies.

1.36 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.37 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 overkapping

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.39 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.40 peil

het punt waar vanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  • a. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • b. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.
1.41 raamprostitutie

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen.

1.42 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf.

1.43 verbeelding

de visuele weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

1.44 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens.

1.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

1.46 voorgevelrooilijn

de als zodanig op de plankaart aangeduide lijn of, indien niet aangeduid op de plankaart, de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.47 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.48 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

ALGEMEEN

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen.

2.5 de bouwhoogte van een hoogspanningsmast

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een hoogspanningsmast, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 breedte van een bouwwerk

boven peil, tussen de buitenwerkse vlakken van de zijgevels.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 inhoud van een bouwwerk

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen.

In geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend. Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van een gebouw.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 peil
  • a. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan het hoofdgebouw direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • b. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld van het aansluitende terrein.

ONDERGESCHIKTE BOUWDELEN

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken, met bijbehorende voorzieningen;
  • b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • c. overbrugging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overbrugging';
  • d. parkeerstroken en - voorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden en bijbehorende voorzieningen;
  • f. bermen en andere groenvoorzieningen;
  • g. watergangen en duikers, en;
  • h. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

De oppervlakte van gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mag niet meer bedragen dan 20 m², waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water met bijbehorende oevers en beschoeiingen alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen, kademuren, met uitzondering van steigers en andere aanlegplaatsen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wegen en overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden;
  • d. fiets-, voet- en ruiterpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – recreatieve route';
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²..

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met inbegrip van een beroep aan huis;
  • b. bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en bij de bestemmingen behorende andere bouwwerken.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten – hoofdgebouw” is de bouw van een woning niet toegestaan.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Woningen

  • a. Het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1.
  • b. Woningen mogen uitsluitend op de bestaande plaats of met de voorgevel in de bestaande rooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel van een woning in de aangegeven gevellijn dan wel op maximaal 5 m evenwijdig daarachter mag worden gebouwd. In het geval dat er geen woning aanwezig is en geen gevellijn is aangeduid, dan is de positionering van de woning vrij.
  • c. De inhoud van een woning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden. Voor zover en kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitend terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van de woning.
  • d. De breedte van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • f. Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°.
  • g. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3m, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 3m bedraagt.

Bijbehorende bouwwerken bij woningen

  • h. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning.
  • i. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen.
  • j. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°.
  • k. In afwijking van het bepaalde onder j en k geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en bouwhoogte als maximale goot- en bouwhoogte.
  • l. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • m. De gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m².
  • n. De oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden behorende bij de bedrijfswoning, buiten de oorspronkelijke woning.
  • o. In afwijking van het bepaalde onder m geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' de aangegeven oppervlakte als maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken.

Andere bouwwerken

  • p. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangeven:

Bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
Pergola's   3 m  
Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein waar een gebouw staat   2 m  
Overige erf- of perceelsafscheidingen   1 m  
Overige andere bouwwerken   2 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats, mits:
    • 1. het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast;
    • 2. de omliggende bedrijvigheid als gevolg van de verplaatsing van de woning niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.
  • b. lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van aaneengesloten woningen, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep aan huis

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden waarbij het maaiveld met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

5.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en stedenbouwkundige waarden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 4.4.1 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
  • b. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en
  • e. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering' aangegeven gronden zijn:

  • a. primair bestemd voor de waterkering, alsmede voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en
  • b. secundair bestemd voor de doeleinden als omschreven in de andere bestemmingen die deze gronden hebben.

6.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op de gronden als bedoeld in 6.1 ten dienste van en behorende bij de in dat lid onder a bedoelde doeleinden toegestaan:

  • a. andere bouwwerken tot een bouwhoogte van 3 m en
  • b. overige voorzieningen, geen bouwwerken zijnde en gebruiksvormen.

6.3 Aanvullende bepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 6.1, mag uitsluitend geschieden:

  • a. voorzover de belangen van de waterkering en waterhuishouding dat gedogen;
  • b. nadat ter zake advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  • b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
  • d. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Beschermingszone waterkering

Ter plaatse van de aanduiding 'beschermingszone waterkering' zijn de gronden primair bestemd voor de waterkering en waterhuishouding. Bouwen ter plaatse van de aanduiding is niet toegestaan, tenzij door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning is verleend en advies hiervoor is gevraagd aan het Hoogheemraadschap.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken:

  • a. Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, en transformatiehuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
  • b. Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van de bestemmingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

12.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen: het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Oude Leedeweg 187, Pijnacker'.

Vastgesteld : 20 april 2017