direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan 2018-2019
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP20

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2018-2019 met identificatienummer NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP20 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  • h. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • j. een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.
1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 centrum- en beheervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie zoals sanitaire voorzieningen, zoals beheers-, onderhouds- en medische voorzieningen, wasserettes, zwem-, sport- en spelvoorzieningen, animatieruimte, bedrijfsloods en horecabedrijven behorende tot categorie 1a of 1b van de Staat van en detailhandel.

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.26 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.33 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.34 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatiewoning, kampeermiddel of recreatieappartement te gebruiken als hoofdverblijf.

1.35 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.36 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.37 recreatief nachtverblijf

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.38 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.39 schurveling

ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.41 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.42 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals:
    • 1. een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
      • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
      • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
      • fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
      • sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en/of vaste planten;
      • bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
      • intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
      • paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardenrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van sierteelt, bosbouw of een intensieve kwekerij niet is toegestaan;

alsmede voor;

  • b. recreatief medegebruik;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. de volgende nevenfuncties:
    • 1. kleinschalige detailhandel;
    • 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    • 3. bed & breakfast.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
    • 2. agrarische hulpgebouwen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
    • 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 4. gaas- of boogkassen met een grondoppervlak van ten hoogste 1.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • d. voor het overige gelden de volgende regels:

  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen)   1, tenzij anders aangeduid middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'   750m3   -   6 m   -  
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen)   -   -   75 m2   3 m   -  
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning   -   -   300 m2   -   -  
overige bedrijfsgebouwen   -   -   volledig bouwvlak   6m   10m  
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's   -   -   -   -   12 m  
mestsilo's   -   -   -   -   6 m*  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's – gemeten vanaf het peil – mag niet hoger zijn dan 4 m.

  • e. op de gronden met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn de bedrijfswoningen uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub a voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de grenzen van het bouwvlak mogen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • b. de bebouwing, waarvoor de vergunning zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsgebouwen worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een ter zake deskundige de volwaardigheid van het betreffende bedrijf en de noodzaak en doelmatigheid van de overschrijding voor de bedrijfsvoering aan te tonen, waarbij in ieder geval wordt gelet op:
    • 1. de omvang van het bedrijf;
    • 2. de aard en inrichting van het bedrijf;
    • 3. de mate van mechanisatie van het bedrijf;
    • 4. de continuïteit van het bedrijf;
    • 5. de aanwezigheid van bedrijfsgebouwen die zijn afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf;
    • 6. het hoofdberoep van de aanvrager en het al dan niet hebben van een volledige dagtaak in het betreffende bedrijf.

3.3.2 Woongelegenheid tweede huishouden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub d voor de uitbreiding en/of verbouw van een bedrijfswoning om daarin extra woongelegenheid op te nemen ten behoeve van een tweede huishouden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag met ten hoogste 150 m³ worden uitgebreid;
  • b. aan deze bevoegdheid mag geen toepassing worden gegeven, indien:
    • 1. het bedrijfswoningen betreft die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan een inhoud hebben van 850 m³ of meer;
    • 2. het tweede agrarische bedrijfswoningen betreft;
    • 3. de uitbreiding en/of verbouw van de bedrijfswoning moet zodanig geschieden dat géén woningsplitsing plaatsvindt.
3.3.3 Overschrijding goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 sub d aangegeven goot- en bouwhoogtematen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen en silo's, geen mestsilo's zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij het Ministerie van Defensie voor zover het betreft het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van 500 m van het zenderstation van het Ministerie van Defensie.

3.3.4 Erfbebouwing op kortere afstand woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder c om erfbebouwing op een afstand van tenminste 1 m van de naar de weg gekeerde gevel van de woning te bouwen.

3.3.5 Mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 en lid 3.4 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestopslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

3.3.6 Nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 3.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan; hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. de in lid 3.1 onder f genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    • 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    • 4. ten aanzien van een bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    • 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    • 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  • c. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestbassin' is mestopslag buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 1 met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor nevenfuncties bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van een kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 40 m² geldt;
    • 3. de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • g. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf wordt een bijbehorende minicamping uiterlijk 5 jaar na de bedrijfsbeëindiging beëindigd;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.

Tabel 1 Nevenfuncties via afwijking

Nevenfuncties / gebruik  
agrarische verwante bedrijven  
ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van de eigen agrarische producten  
opslag agrarische goederen  
zorgboerderij met dagverblijf  
minicamping met maximaal 25 standplaatsen  
kleinschalige horecagelegenheid (theetuin)  
manege  
overige dagrecreatieve voorzieningen  


3.5.2 Paardenbakken buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.4 onder e ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de paardenbak mag niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • g. lichtmasten en afrastering/hekken zijn niet toegestaan;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.
3.6 Wijzigingsbevoegdheden

3.6.1 In het geval van een opgeheven agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch geheel of gedeeltelijk mogen wijzigen ten behoeve van de functies:

  • wonen;
  • agrarisch verwant bedrijf;
  • dagrecreatieve voorziening;
  • horecabedrijf;
  • zorgboerderij;
  • landgoed;
  • verblijfsrecreatief bedrijf (met uitzondering van een minicamping);


met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van reeds aanwezige woningen en overeenkomstig het aantal woningen dat ter plaatse aanwezig is op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit in ontwerp ter inzage wordt gelegd;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • h. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • j. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • k. de vervolgfunctie dient inpasbaar ingevolge de Wet milieubeheer;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft;
  • o. de initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij een terzake deskundige ter beoordeling van de vraag of de agrarische functie niet meer kan worden vervuld.
3.6.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten of MSP-panden mogen niet worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen mag één woning worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • g. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aan- en uitbouwen);
  • h. per woning mag maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden opgericht;
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • j. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

3.6.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - 1 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals;
  • 1. een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  • intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de sierteelt, bosbouw of een intensieve kwekerij niet is toegestaan;


alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2 en zoals toegestaan conform lid 4.4;


Tabel 2 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

Nevenfuncties  
wonen / hobbyboer / terreinbeheer- en onderhoud  
kleinschalige natuurontwikkeling  
intensieve kwekerij bij wijze van neventak  
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden  
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf  
aan huis gebonden beroepen  
opslag en stalling van agrarische producten  
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten  
kinderboerderij  
paardenstalling  
verhuur van fietsen  
kleinschalig kamperen  
educatie  
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding  
bed & breakfast  

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat op gronden met de specifieke bouwaanduiding 'zonder gebouwen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  • e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:

  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   1   750 m3   -   bedrijfswoning 6 m, uitbouw 3 m   bedrijfswoning 10 m, uitbouw 6 m  
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen)   -   -   75 m2   3 m   bijgebouwen 6 m, overkappingen 2,7 m  
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij   -   -   bestaand   -   -  
overige bedrijfsgebouwen   -   -   volledig bouwvlak   6 m   10 m  
mestsilo's   -   2.500 m3 *   -   -   6 m  
foliebassins en mestzakken   -   -   -   -   4 m  
silo's   -   -   -   -   12 m  
windturbines   3 in totaal   -   -   -   120 m  
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen  
-   -   -   -  
1 m
2 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

* met een maximum van 40 m3 per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  • f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  • g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
  • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
  • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • b. het bouwvlak mag met ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • c. de totale bouwmogelijkheden van het bouwvlak mogen tot ten hoogste 2 ha worden vergroot;
  • d. indien het bouwvlak wordt vergroot ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf, dient uit een ondernemersplan het perspectief op volwaardigheid te blijken;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.3.2 Ten behoeve van goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van grotere goot- en bouwhoogten voor bedrijfsgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de onder a. en b. genoemde maten zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien het vergroten van de goot- of bouwhoogte vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.3.3 Ten behoeve van mestopslag, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

4.3.4 Ten behoeve van nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 4.1met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
  • b. oppervlakte van bebouwing in gebruik voor intensieve veehouderij als neventak bedraagt ten hoogste bestaand;
  • c. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  • d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  • f. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    • 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • g. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    • 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    • 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    • 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  • h. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3 met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 100 m² geldt;
    • 3. voor het bouwen van een nieuw gebouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud, een maximale oppervlakte van 150 m² geldt;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • i. kleinschalige horecagelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met een of meer van de volgende neventakken:
    • 1. verkoop eigen producten;
    • 2. kinderboerderij;
    • 3. paardenstalling;
    • 4. verhuur fietsen;
    • 5. kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen;
    • 6. bezoekerscentra;
    • 7. expositieruimten/ateliers.

Tabel 3 Nevenfuncties via afwijking

Nieuwe functies / gebruik  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zonder maatgevend milieuaspect 'Verkeer'  
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten  
hoveniersbedrijven  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
zorgboerderij met dagverblijf  
bezoekerscentra  
extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied  


4.5.2 Ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.5ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van.

4.5.3 Ten behoeve van uitbreiding intensieve veehouderij als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4onder b, c en d om de omvang van intensieve veehouderij te vergroten, met dien verstande dat is aangetoond dat hiertoe de noodzaak bestaat om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen.

4.5.4 Ten behoeve van de productie van energie uit biomassa

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder l om de productie van energie uit biomassa toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan in bio-energieinstallaties;
  • b. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan indien dit milieuhygiënisch inpasbaar is.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen van wandel-, fiets- en ruiterpaden.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. werken en werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betrokken waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten, aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mogen niet mogen worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • h. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • i. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • k. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • l. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • m. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • n. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

4.7.2 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.7.3 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - 2 zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 4 zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

Tabel 4 Vervolgfuncties

Vervolgfuncties  
wonen  
ambachtelijke landbouwproduct verwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
bedrijven in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
hoveniersbedrijven  
hoefsmederij  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf  
zorgboerderij met nachtverblijf  
paramedische dienstverlening, zoals privékliniek, kuuroord of groepspraktijk  
educatie en voorlichting  
commerciële dienstverlening zoals een geluidsstudio  
opslag/stalling van agrarische producten, caravans, auto's, boten en ten behoeve van elders gevestigde ambachtelijke bedrijven of detailhandel  
kinderboerderij  
paardenstalling  
kinderopvang  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
bezoekerscentra  
theeschenkerij  
kantoren zonder baliefunctie  
expositieruimten / ateliers  


Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    • 2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
    • 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 4. sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en/of vaste planten;
    • 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
    • 6. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
    • 7. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardenrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van de hierboven benoemde agrarische bedrijven; sierteelt, bosbouw en intensieve kwekerij niet is toegestaan;


alsmede voor:

  • b. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden';
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;


met daaraan ondergeschikt:

  • h. de volgende nevenfuncties:
    • 1. kleinschalige detailhandel;
    • 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    • 3. bed & breakfast.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    • 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 4. mestbassins, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestbassin';
  • c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • d. voor het overige gelden de volgende regels:

  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen)   1   750 m3   -   6 m   -  
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen)       75 m2   3 m    
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning       300 m2      
overige bedrijfsgebouwen       volledig bouwvlak   6 m   10 m  
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's           12 m  
mestsilo's           6 m *  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde           3 m  

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de grenzen van het bouwvlak mogen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • b. de bebouwing, waarvoor de vergunning zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsgebouwen worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden;
  • e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een ter zake deskundige de volwaardigheid van het betreffende bedrijf en de noodzaak en doelmatigheid van de overschrijding voor de bedrijfsvoering aan te tonen, waarbij in ieder geval wordt gelet op:
    • 1. de omvang van het bedrijf;
    • 2. de aard en inrichting van het bedrijf;
    • 3. de mate van mechanisatie van het bedrijf;
    • 4. de continuïteit van het bedrijf;
    • 5. de aanwezigheid van bedrijfsgebouwen die zijn afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf;
    • 6. het hoofdberoep van de aanvrager en het al dan niet hebben van een volledige dagtaak in het betreffende bedrijf.

5.3.2 Woongelegenheid tweede huishouden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub e voor de uitbreiding en/of verbouw van een bedrijfswoning om daarin extra woongelegenheid op te nemen ten behoeve van een tweede huishouden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag met ten hoogste 150 m³ worden uitgebreid;
  • b. aan deze bevoegdheid mag geen toepassing worden gegeven, indien:
    • 1. het bedrijfswoningen betreft die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan een inhoud hebben van 850 m³ of meer;
    • 2. het tweede agrarische bedrijfswoningen betreft;
  • c. de uitbreiding en/of verbouw van de bedrijfswoning moet zodanig geschieden dat géén woningsplitsing plaatsvindt.
5.3.3 Overschrijding goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 sub e aangegeven goot- en bouwhoogtematen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen en silo's, geen mestsilo's zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij het Ministerie van Defensie voor zover het betreft het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van 500 m van het zenderstation van het Ministerie van Defensie.
5.3.4 Erfbebouwing op kortere afstand woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder d om erfbebouwing op een afstand van tenminste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te bouwen.

5.3.5 Mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en lid 5.4 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestopslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

5.3.6 Nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 5.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan; hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. de in lid 5.1 onder j genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    • 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    • 4. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    • 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    • 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  • c. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.
5.5 Afwijken van gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5 met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor nevenfuncties bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van een kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 40 m² geldt;
    • 3. de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • h. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf wordt een bijbehorende minicamping uiterlijk 5 jaar na de bedrijfsbeëindiging beëindigd;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.

Tabel 5 Nevenfuncties via afwijking

Nevenfuncties / gebruik  
agrarische verwante bedrijven  
ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van de eigen agrarische producten  
opslag agrarische goederen  
zorgboerderij met dagverblijf  
minicamping met maximaal 25 standplaatsen  
kleinschalige horecagelegenheid (theetuin)  
manege  
overige dagrecreatieve voorzieningen  

5.5.2 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 5.4 onder e ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de paardenbak mag niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • h. lichtmasten en afrastering/hekken zijn niet toegestaan;
  • i. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het buiten het bouwvlak ontginnen, diepploegen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren; het buiten het bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. zulks met uitzondering van oppervlakteverhardingen waaronder begrepen kavelpaden tot een oppervlak van 100 m² per perceel;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het buiten het bouwvlak aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het buiten het bouwvlak bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp terinzageleggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
5.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, hieronder wordt niet begrepen het aanbrengen van beplanting ten behoeve van de fruitteelt en de bosbouw;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

5.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering, de landschappelijke en natuurwaarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 In het geval van een opgeheven agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden geheel of gedeeltelijk mogen wijzigen ten behoeve van de functies:

  • wonen;
  • agrarisch verwant bedrijf;
  • dagrecreatieve voorziening;
  • horecabedrijf;
  • zorgboerderij;
  • landgoed;
  • verblijfsrecreatief bedrijf (met uitzondering van een minicamping);

met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van reeds aanwezige woningen en overeenkomstig het aantal woningen dat ter plaatse aanwezig is op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit in ontwerp ter inzage wordt gelegd;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • h. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • j. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • k. de vervolgfunctie dient inpasbaar ingevolge de Wet milieubeheer;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft;
  • o. de initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij een terzake deskundige ter beoordeling van de vraag of de agrarische functie niet meer kan worden vervuld.
5.7.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden -' te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten of MSP-panden mogen niet worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen mag één woning worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • g. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aan- en uitbouwen);
  • h. per woning mag maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden opgericht;
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning.
  • j. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.
5.7.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, en daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, toegestaan;
  • b. garagebedrijven;
  • c. kantoren, ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • d. productiegebonden detailhandel;
  • e. bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen.

6.1.2 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn in de lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor ten hoogste één bedrijfswoning.

6.1.3 Hygiëniseren van mest

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hygiëniseren van mest' zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het hygiëniseren van mest.

6.1.4 Ondergeschikte functies
  • a. erven en tuinen;
  • b. paden en wegen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwperceel, of een gedeelte daarvan, mag tot een maximum van 80% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen' ten hoogste 80 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 700 m3;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • f. bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen en overkappingen worden opgericht waarbij:
    • 1. de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2. Indien het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en/of overkappingen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan meer bedraagt dan 50 m2, geldt de bestaande oppervlakte als maximale toegestane gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    • 3. bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning dienen te worden gebouwd;
    • 4. bijgebouwen en overkappingen op maximaal 30 m van de bedrijfswoning dienen te worden gebouwd;
6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 12 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte tot 14 m, mits zulks noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. met betrekking tot het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt dat:
    • 1. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de aangeduide risicovolle inrichtingen;
    • 2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 3. horeca niet is toegestaan;
    • 4. de opslag van onbebouwde gronden uitsluitend tot een hoogte van 7 m is toegestaan;
    • 5. zelfstandige detailhandel niet is toegestaan;
    • 6. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • b. inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit zijn uitgesloten;
  • c. activiteiten die M.e.r-plichtig zijn, zijn uitgesloten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bestaande bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. de vloeroppervlakte van kantoren per bedrijf niet meer mag bedragen dan:
    • 1. voor zover de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het betreffende bedrijf kleiner dan of gelijk is aan 4.000 m2: 50 % van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf;
    • 2. voor zover de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het betreffende bedrijf groter is dan 4.000 m2: 2.000 m2;
  • f. de vloeroppervlakte van kantoren van bestaande bedrijven, welke meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van dat bedrijf of meer dan 2.000 m2 per bouwperceel, niet mag worden vergroot.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten en warenhuizen zijn niet toegestaan.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

alsmede voor:

  • b. verkeer te water;
  • c. beroepsvisserij;
  • d. recreatievaart;
  • e. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. waterberging;
  • g. extensieve agrarische bedrijfsvoering;
  • h. extensieve dagrecreatie.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de scheepvaartgeleiding mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunningaanvraag

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder begrepen het winnen van bosstrooisel en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • j. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • k. het aanleggen van bezinkvijvers;
  • l. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;
  • m. het verrichten van (proef)boringen en/of het winnen van grondstoffen of delfstoffen (zand daaronder begrepen).

8.3.2 uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Natuur - Zandwallen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Zandwallen' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de schurvelingen eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

9.2 Bouwregel

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - Zandwallen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
9.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verblijfsrecreatieterrein;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

10.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
  • c. het aantal toeristische standplaatsen, permanente standplaatsen, recreatiewoningen en recreatieappartementen bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 6, met dien verstande dat:
    • 1. wanneer permanente standplaatsen zijn toegestaan, eveneens toeristische standplaatsen zijn toegestaan zolang daarmee het totaal aantal standplaatsen per terrein niet wordt overschreden;
    • 2. wanneer recreatiewoningen en/of recreatieappartementen zijn toegestaan, eveneens permanente en/of toeristische standplaatsen zijn toegestaan zolang daarmee het totaal aantal toegestane eenheden per terrein niet wordt overschreden;
    • 3. behoudens het bepaalde 1 en 2, eenheden uit de tabel niet zijn toegestaan wanneer geen aantal is opgenomen;

Tabel 6 Maximale aantallen verblijfseenheden

aanduiding   max. aantal standplaatsen voor verblijfsrecreatie   max. aantal recreatiewoningen   max. aantal recreatie-appartementen  
  toeristisch   permanent      
specifieke vorm van recreatie - de groene weide 2   -   -   1   -  

10.2.2 Recreatiewoningen
  • a. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de inhoud van een recreatiewoning inclusief inpandige bergplaats bedraagt ten hoogste 350 m³, waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 2.6, ondergrondse ruimten worden meegeteld bij de inhoud van een recreatiewoning;
  • c. bij iedere recreatiewoning zijn bergplaatsen en overkappingen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 10,5 m² en een goothoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • d. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand, exclusief eventuele aangebouwde bergplaatsen of overkappingen, ten minste 5 m;
  • e. indien bergplaatsen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m.
10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van sport- en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verblijfsrecreatieterrein, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen' centrum- en beheervoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': centrumvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeer- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen
  • a. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van centrum- en beheervoorzieningen en bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • b. het aantal toeristische en permanente standplaatsen, recreatiewoningen en recreatieappartementen bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 7:

Tabel 7 Maximale aantallen verblijfseenheden

aanduiding   max. aantal standplaatsen voor verblijfsrecreatie   max. aantal recreatie-
woningen  
recreatie-
appartementen  
  toeristisch en permanent      
specifieke vorm van recreatie -
Toppershoedje  
278   -   -  

11.2.2 Standplaatsen voor recreatief nachtverblijf
  • a. de oppervlakte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 70 m²;
  • b. de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  • d. per permanente standplaats zijn bergplaatsen en overkappingen toegestaan met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlak van ten hoogste 10,5 m², of met een groter oppervlak waarbij het meerdere van 10,5 m² in mindering wordt gebracht op de onder a toegestane oppervlakte voor het recreatief nachtverblijf;
  • e. indien recreatieve nachtverblijven niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand, inclusief eventuele aangebouwde bergplaatsen of overkappingen, ten minste 3 m;
  • f. indien bergplaatsen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m;
  • g. per toeristische standplaats is één vrijstaand gebouw voor sanitaire voorzieningen toegestaan met een grondoppervlak van ten hoogste 5 m² en een goothoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • h. indien gebouwen voor sanitaire voorzieningen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 m.

11.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van sport- en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding, bedraagt niet meer dan 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Samenvoegen eenheden voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane inhoudsmaat voor recreatiewoningen en/of de maximum oppervlakte voor recreatieve nachtverblijven, om het samenvoegen van twee recreatiewoningen of twee recreatieve nachtverblijven tot één mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de maximum inhoudsmaat dan wel de maximum oppervlakte niet meer bedraagt dan tweemaal het maximum zoals dat geldt voor één eenheid;
  • b. het maximum toegestane aantal recreatiewoningen dan wel recreatieve nachtverblijven op het terrein na de samenvoeging met 1 afneemt.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 die voorzien zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - poel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaand water;
  • b. het verrichten van (proef)boringen en/of het winnen van grondstoffen of delfstoffen (zand daaronder begrepen) en het verrichten van seismografisch onderzoek;
  • c. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

11.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

11.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

11.5 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. de afstand van kampeermiddelen tot de gronden met de bestemming 'Natuur - Schurvelingen' bedraagt ten minste 3 m;
  • b. het is verboden recreatieve nachtverblijven, recreatiewoningen en recreatieappartementen te gebruiken en te laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voorbij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

12.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag;
  • b. de breedte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • c. de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voorgevelrooilijn dan wel de zijgevelbouwgrens van de woning.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;

alsmede voor:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. parkeervoorzieningen;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. water;
    • 5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
    • 6. bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
    • 7. straatmeubilair;
    • 8. kunstwerken;
    • 9. beeldende kunst;
    • 10. speelvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, kunstwerken, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - praathuis': een praathuis;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid ten behoeve van de oprichting/aanleg van terrassen, met dien verstande dat:

  • a. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. waterberging;
  • d. ondergeschikt groen, bruggen en dammen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten;
  • c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen.

15.1.2 Ondergeschikte functies
  • a. bed & breakfast;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. erven en tuinen;
  • e. paden en wegen.
15.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluiten bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

15.2.1 Gebouwen
  • a. binnen het bestemmingsvlak ten hoogste één hoofdgebouw mag worden gebouwd, welke bij herbouw niet dichter naar de weg toe mag worden gesitueerd dan in de bestaande situatie het geval is;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw maximaal 650 m3 mag bedragen, tenzij de inhoud van de bestaande woning reeds groter is in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • d. bij herbouw van een woning de dakhelling minimaal 40 graden dient te bedragen;
  • e. bij ieder hoofdgebouw vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 m achter de (verlengde) voorgevelrooilijn worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 5. de bijgebouwen maximaal 50 m van het hoofdgebouw staan;

15.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
  • c. 5 m voor overige andere bouwwerken.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid onder e, sub 2 ten behoeve een grotere oppervlakte aan bijgebouwen onder de voorwaarde dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning niet meer bedraagt dan:
    • 1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 5.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen met een oppervlakte van 5.000 m2 tot 10.000 m2;
    • 3. 125 m2 voor percelen met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2;
  • b. de bijgebouwen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn dan wel op andere wijze in het landschap zijn ingepast.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis alsmede bed & breakfast is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen hoofdgebouwen en bijgebouwen voor bedrijfsuitoefening aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit is toegestaan voor zover de activiteiten behoren tot maximaal categorie 2 zoals genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk van en hinder aan het woonmilieu veroorzaken;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel is niet toegestaan;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

16.1.1 Algemeen
  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten;
  • c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen.

16.1.2 Ondergeschikte functies
  • a. bed & breakfast activiteiten;
  • b. paden en wegen;
  • c. erven en tuinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Binnen een bouwvlak mag het bestaande aantal woningen niet worden vergroot.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • d. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag: bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m; met dien verstande dat indien de bestaande afstand minder bedraagt, deze bestaande afstand de minimaal aan te houden afstand betreft.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.

16.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 50%.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m2.
  • c. De bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen moeten op minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  • d. De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m.
  • e. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
  • f. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen die afwijken van het bepaalde onder a t/m e zijn toegestaan, indien de afwijkende situatie de bestaande situatie was op het moment van ter inzage legging van dit plan.

16.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen hoofdgebouwen en bijgebouwen voor bedrijfsuitoefening aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit is toegestaan voor zover de activiteiten behoren tot maximaal categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • b. De activiteit mag geen onevenredige afbreuk van en hinder aan het woonmilieu veroorzaken.
  • c. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2.
  • d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • e. Detailhandel is niet toegestaan.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. erven;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. toegangswegen- en paden;
    • 5. tuinen;
    • 6. water.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • c. hoofdgebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' in de volgende vorm gebouwd: vrijstaand;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. de voorgevel wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  • f. de afstand van de achtergevel tot aan de achtererfgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. de afstand van de zijgevel tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m met uitzondering van tussengevels;
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' mag de goothoogte van hoofdgebouwen worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
17.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij vrijstaande woningen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m2.
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 6,5 m.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelgrens in verband met de verkeersveiligheid.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfastactiviteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt ten hoogste 7;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 18 Leiding - Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

18.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 17.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt.
19.3.2 Uitzonderingen op het omgevingsverbod

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in lid 18.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende regels wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4', als bedoeld in lid 19.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in lid 19.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm en indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25m bedraagt;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

20.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 19.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 19.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

20.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden voor de 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de grond;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • f. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • g. het verrichten van exploiratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten.

21.3.2 Uitzonderingen op het omgevingsverbod

Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

21.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de cultuurhistorische waarden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
24.1.1 Toepassing

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden;
  • d. voor de bouw van balkons of luifels dan wel, uitsluitend bij woningen op de verdiepingen, van galerijen, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van galerijen, waarvan de afstand tot de openbare weg niet minder dan 0,5 m mag bedragen.
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.

24.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • f. balkons en galerijen;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken.
24.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

24.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

24.4 Onderkeldering
24.4.1 Bouwregels

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.

24.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
24.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'

de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
25.2 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

25.3 Overige zone - woning in de sfeer van het windpark

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woning in de sfeer van het windpark' zijn de gronden, naast de voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens aangemerkt als een woning in de sfeer van het windturbinepark.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  • c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  • d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  • e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  • f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
26.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 26.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

28.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. 
  • b. Bij een omgevingsvergunning, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2018-2019'.