Plan: | Kreekstraat 18 Sommelsdijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.SMDKreekstr18-OV20 |
De locatie Kreekstraat 18 te Sommelsdijk is een braakliggend terrein waar voorheen een garage/schuur aanwezig was. Het voornemen is om op deze locatie een woning te realiseren. Conform het geldende bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden' heeft het perceel reeds een woonbestemming maar er zijn ter plaatse uitsluitend twee garageboxen/schuren ten behoeve van opslag toegestaan.
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee heeft in een principebesluit (2 mei 2019) aangegeven medewerking te willen verlenen aan het planologisch mogelijk maken van de bouw van één woning. Hierbij is als randvoorwaarde gesteld, dat op het achterste gedeelte van het perceel een strook open gehouden dient te worden en het bebouwingspercentage van 0% gehandhaafd dient te worden. Tevens dient de nieuw te bouwen woning qua maatvoering aan te sluiten op de woningen in de omgeving en zo veel mogelijk in lijn te staan met de andere woningen in de omgeving. Tot slot dient rekening te worden gehouden met de molenbiotoop en dient op eigen terrein voorzien te worden in ten minste één parkeerplaats.
Voor de bouw van de woning is inmiddels een uitgewerkt bouwplan aanwezig. Om de ontwikkeling mogelijk te maken kan met de procedure van een uitgebreide omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afgeweken worden van het geldende bestemmingsplan. In artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a onder 3 Wabo is bepaald dat een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning vergezeld gaat van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daardoor is het mogelijk om de procedure van de uitgebreide omgevingsvergunning te doorlopen. Voorliggend document voorziet in de ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied bestaat uit het perceel Kreekstraat 18 te Sommelsdijk. De locatie is gelegen aan de noordwestzijde van het oude dorpshart van Sommelsdijk en ligt in een gebied met voornamelijk woningbouw. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:
SMD00, sectie B, nummer 2715 (oppervlakte van 320 m2)
SMDoo, sectie B, nummer 5004 (oppervlakte van 205 m2)
De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 525 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking Juust B.V. )
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw planologisch mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning gevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofdstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieu aspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein waar voorheen een schuur heeft gestaan. Het plangebied is omgeven door een hekwerk. De Kreekstraat is een woonstraat met aan de noordzijde rijwoningen bestaande uit één bouwlaag met kap en aan de zuidzijde een variatie aan bebouwingstypes. Op het perceel aan de westzijde van het plangebied staat een (zelfstandige) schuur en ook op het perceel aan de oostzijde van het plangebied is een kleine (zelfstandige) schuur aanwezig. Aan de achterzijde van het perceel is een volkstuincomplex gelegen.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Jaap Dulfer)
In de nieuwe situatie wordt op het perceel één woning gerealiseerd, bestaande uit twee bouwlagen. De woning heeft een goothoogte van 3,10 meter en een bouwhoogte van 7,15 meter. Het hoofdgebouw bestaat uit een lichte constructie van geïsoleerde panelen en is afgewerkt met donkere eternit leien voor zowel de wanden als voor de kap van de woning. De kap zal tevens voorzien worden van zwarte zonnepanelen. De uitbouw en aangebouwd bijgebouw zijn afgewerkt met verduurzaamde staande stroken van lariks. Door het verder naar achteren plaatsen van de berging ontstaat er ruimte voor de hoofdentree in de oostgevel. De open zuidgevel is voorzien van een transparante structuur die de overgang creëert tussen de woonruimte en de tuin en tevens als zonnescherm functioneert.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Jaap Dulfer)
Vanuit stedenbouwkundige overwegingen dient het hoofdgebouw van vrijstaande woningen op minimaal 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gesitueerd. De voorgevel van het hoofdgebouw is op de rooilijn geplaatst, zoals ook de woningen aan de overzijde van de straat. In de zone van 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrenzen wordt aan de westzijde een uitbouw gerealiseerd en aan de oostzijde een bijgebouw geplaatst. Aan de zuidzijde van de Kreekstraat is er meer variatie aan bebouwingstypes en verschilt de omvang en situering van de woningen. Hierdoor sluit de woning qua maatvoering aan op de woningen in de omgeving en staat de woning tevens in lijn met de andere woningen in de omgeving.
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Jaap Dulfer
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 19 mei 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen'. Ter plaatse zijn uitsluitend twee garageboxen/schuren toegestaan. Het bouwen van de woning is daarmee niet toegestaan. Ter plaatse geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m'. Op het achterste gedeelte van het plangebied (perceel 5004) is een bebouwingspercentage van 0% opgenomen.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd.
De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van één woning en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig.
Nationale Omgevingsvisie (Ontwerp)
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent ondermeer de volgende vier prioriteiten:
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op het juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Conform het woningbouwprogramma (zie paragraaf 3.3) is er een kwalitatieve opgave in het duurdere koopsegment (grondgebonden woningen vanaf € 250.000,-). Het plan voorziet hierin.
Kwaliteitskaart
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
Laag 1 - De ondergrond
Rivierdeltacomplex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.
Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.
Richtpunt:
Bijzonder reliëf en aardkundige waarden
Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand.
De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap.
Richtpunten:
Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen
Zeekleipolderlandschap
Zeekleipolders
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.
De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.
Richtpunten:
Zeekleipolders algemeen:
Rivierdeltalandschappen
Eilanden en (voormalige) zeearmen
Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland. IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht zijn daarentegen meer onderdeel van het stedelijk netwerk.
De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren.
Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de ‘dynamische’ noordrand en het ‘luwe’ zuiden.
Laag 3 - De stedelijke occupatie
Steden en dorpen
Dorpen
Elk dorp ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voort op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is deel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp.
Historische centra en kernen
De historische centra en kernen met hun compacte bebouwingsstructuur zijn waardevolle woon- en vestigingsmilieus in Zuid-Holland en dragen bij aan de toeristische kwaliteit. Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de nabijheid van het historisch centrum dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld.
Richtpunten:
Laag 4- Laag van de beleving
Deze laag is niet van toepassing op de onderhavige locatie.
Gebiedsprofiel
In het gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee zijn de volgende ambities opgenomen ten aanzien van steden en dorpen in het open polderlandschap:
Het plangebied ligt binnen het gebied dat is aangewezen als bestaand stads- en dorpsgebied. Het plangebied betreft een onbebouwd perceel in een woonstraat binnen bestaand bebouwd gebied. Het bouwen van de woning is een logische invulling van het perceel, omdat het reeds een woonbestemming heeft en ook de percelen ernaast een woonfunctie hebben. Het perceel vormt op dit moment als het ware een 'gat' in het bebouwingslint aan de zuidzijde van de Kreekstraat. Met de ontwikkeling wordt invulling gegeven aan een onbenut perceel in een bestaande woonstraat. Er wordt voldaan aan de kwaliteitskaart. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij het uitgangspunt 'compacte dorpen' omdat er sprake is van een uitbreiding binnen bestaand bebouwd gebied.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema wonen. De gemeente heeft als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn. De gemeente heeft voor nieuwe initiatieven een zestal basisprincipes opgesteld. Eén daarvan is 'Behoud karakter bestaand dorpsgebied'.
Onderhavig plan voorziet in het toevoegen van een woning in het bestaande dorpsgebied van Sommelsdijk. Door het braakliggend terrein een nieuwe invulling en bestemming te geven wordt daarmee de ruimtelijke kwaliteit en uitstraling van het straatbeeld versterkt. Er wordt efficiënt gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling past binnen de beleidsdoelen van de structuurvisie.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Met het plan wordt de unieke identiteit van de westzijde van het dorp Sommelsdijk behouden en versterkt door de bouw van een woning in een opzet die past bij de karakteristieke kenmerken van het gebied. Het perceel ligt op dit moment braak. Het bouwplan heeft het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau. Door het toevoegen van een woning wordt de sociaal-economische vitaliteit en de vraag naar voorzieningen versterkt. Het plan voorziet in het bouwen van een duurzame woning. De woning zal voorzien worden van een warmtepomp en zonnepanelen. Daarmee is het plan duurzaam, heeft het hoogst haalbare kwaliteitsniveau en levert een bijdrage aan de ambities van Energy Island. Hiermee past het plan binnen de kernthema's uit de Eiland visie. Voor de toetsvragen op groter schaal niveau, betreft het plan een te kleinschalige ontwikkeling.
Woonvisie 2018-2024
Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:
Volgens het WoON-onderzoek (onderzoek van de Rijksoverheid naar woonwensen) is er onder andere behoefte aan woningen in het duurdere koopsegment (vanaf € 250.000,-). Dan gaat het om tweekappers en vrijstaande woningen. Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.
Op de locatie wordt invulling gegeven aan het braakliggend terrein. Er wordt efficiënt gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied van Sommelsdijk.
Onderhavig plan past daarmee binnen het gemeentelijk beleid.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Op basis van de Beleidskaart Archeologie van de gemeente Goeree-Overflakkee zijn ter plaatse van het plangebied geen archeologische verwachtingswaarden. Tevens is er op het perceel geen dubbelbestemming archeologie aanwezig. Een archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om het plan mogelijk te maken.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. De locatie is gelegen in het beschermde dorpsgebied Middelharnis-Sommelsdijk. De dorpen zijn in mei 2000 door de ministers van VROM en WZC definitief aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De eeuwenoude kernen zijn gave exemplaren van (kerk)ring-(voor)straat-dorpen. De historisch-ruimtelijke structuur (het historische patroon van straten, dijken, waterlopen en open ruimten) in samenhang met de schaal van de bebouwing is hierbij van belang. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw is de aaneengesloten wijze van bouwen in vrij strakke rooilijnen direct aan de straat, waarbij tuinen en erven duidelijk worden gescheiden van de openbare ruimte.
Het beschermd dorpsgebied is opgedeeld in het kerngebied en een overig gebied. In het kerngebied geldt een strikt beschermingsregime voor zowel bebouwing als openbare ruimte. In de overige delen gelden minder beperkingen. Onderhavig projectgebied is gelegen in het overig gebied (afbeelding 6).
Afbeelding 6 | Beschermingsregimes beschermd dorpsgezicht, deel Sommelsdijk (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het te bebouwen terrein heeft geen cultuurhistorische waarde. De vormgeving van de woning past, door onder andere zijn gedetailleerdheid en gebruik van verschillende materialen, goed in het cultuurhistorische beeld van de Kreekstraat en omgeving. Daarmee doet het plan geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van het gebied, maar wordt deze juist versterkt.
Het plangebied ligt binnen de molenbeschermingszone van molen 'De Korenbloem', gelegen aan de Westdijk. De molen betreft een ronde stenen stellingmolen. Om binnen de molenbeschermingszone vrije windvang te garanderen en het zicht op de betrokken molen veilig te stellen, geldt - tenzij vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds is beperkt - het volgende:
Afbeelding 7 | Molenbeschermingszone in stedelijk gebied
Het plangebied ligt op circa 100 meter afstand van de molen. Dit betekent dat de woning een maximale bouwhoogte van circa 3,3 meter mag hebben vanaf de onderste punt van de wieken (zie afbeelding 6). De molen is op een dijk gelegen en volgens de Molenbiotoopinventarisatie Zuid-Holland 2010 bedraagt de maaiveldhoogte 3,75 meter ten opzichte van het NAP en de stellinghoogte 4,2 meter. Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland ligt het perceel op circa 1,0 meter boven NAP. Daarmee mag de maximale bouwhoogte 10,25 meter bedragen. Met de maximale bouwhoogte van circa 7 meter wordt hieraan voldaan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
In de directe omgeving van het plangebied zijn woonfuncties aanwezig. Aan de zuidzijde grenst het perceel aan volkstuinen. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn deze niet opgenomen als hinderlijke functie. Het gebruik van volkstuinen kan beschouwd worden als reguliere tuinen en zijn passend binnen een woonomgeving. Verder zijn in de omgeving geen functies aanwezig die een mogelijke belemmering vormen voor de uitvoering van het plan. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
In de huidige situatie heeft het plangebied reeds een woonbestemming. Ter plaatse zijn uitsluitend twee een garageboxen/schuren toegestaan, maar geen woning. Er is geen sprake van een gevoeligere functie, waardoor het in het kader van de planologische procedure niet noodzakelijk is om een bodemonderzoek uit te voeren. Bij de vergunningaanvraag zal een schonegrondverklaring worden toegevoegd.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Nieuwe kwetsbare objecten, zoals een woning, mogen niet binnen de risicocontour van bestaande risicobronnen liggen. In de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Het plangebied ligt niet binnen de invloedgebied van een risicovolle inrichting. Bovendien ook niet binnen invloedsgebieden van wegen (weg, spoor en water) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op grote afstand, op circa 500 meter, ligt een aardgastransportleiding. Het plangebied ligt buiten het invloedgebied van deze leiding.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Met dit bestemmingsplan wordt een gevoelige functie mogelijk gemaakt. Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. Woningen binnen een 30 km/uur zone hebben geen beoordeling van de geluidsbelasting nodig op basis van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel te worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De locatie ligt aan de dorpsrand van Sommelsdijk in een woonstraat. Deze straat heeft geen doorgaand karakter voor wegverkeer. Over het algemeen zal uitsluitend bestemmingsverkeer van de aanwezige woningen gebruik maken van de Kreekstraat, omdat er verder geen verkeersaantrekkende functies aanwezig zijn, waardoor de intensiteit hier laag is. De nieuwe woning wordt gerealiseerd conform de actuele eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouw. Dit betekent dat voorzien wordt in goede isolatie met een minimale geluidwering van 20 dB.
Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluidhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderhavig plan maakt de bouw van één woning mogelijk en blijft daarmee ruim onder de NIBM-grens. Het project draagt daardoor niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
Aan de hand van de NSL-monitoringstool kan de heersende luchtkwaliteit in beeld worden gebracht. Ter plaatse van het dichtstbijzijnde rekenpunt (15949181, Dijkstraat) bedraagt de concentratie NO2 15,43 µg/m3, de concentratie PM10 17,96 µg/m3 en de concentratie PM2,5 10,51 µg/m3. Daarmee blijven de concentraties ruim onder de grenswaarde van 35 µg/m3.
Afbeelding 8 | Uitsnede kaart NSL-monitoringstool (bron: www.nsl-monitoring.nl)
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van circa 2,2 kilometer van het Natura-2000 gebied Haringvliet en op een afstand van circa 6,2 kilometer afstand van het Natura-2000 gebied Grevelingen. Het Haringvliet bevat geen stikstofgevoelige habitattypes. De Grevelingen ligt op een ruime afstand van het plangebied. Omdat in onderhavig plan slechts sprake is van de bouw van 1 woning, stikstofgevoelige habitattypen op circa 7 kilometer afstand zijn gelegen en zeer gevoelige habitattypen op meer dan 10 kilometer afstand, zal de stikstofdepositie in de aanlegfase ter plaatse van het Natura2000-gebied De Grevelingen 0,00 mol/ha/jaar bedragen. Daarmee kunnen op voorhand significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet nodig.
Door DCMR Milieudienst Rijnmond is onderzocht hoeveel woningen er in algemene zin in de verschillende woonkernen van de gemeente Goeree-Overflakkee kunnen worden gerealiseerd, zonder dat dit een depositie gronder dan 0,00 mol/ha/jaar op stikstofgevoelige Natura2000-gebieden gevolgen heeft. Uit dit onderzoek (d.d. 24 januari 2020) is voortgekomen dat in de kern Sommelsdijk de bouw van maximaal 36 woningen mogelijk is zonder dat stikstofeffecten aanwezig zijn. Zodra het geplande aantal woningen op een locatie dit maximum aantal benadert of overschrijdt, dient een specifieke beoordeling van de stikstofdepositie plaats te vinden. In onderhavig plan wordt 1 woning mogelijk gemaakt. Daarmee wordt ruim onder de 36 woningen gebleven en is nader onderzoek niet nodig.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein. De bouw van de woning kan samen gaan met de effecten op beschermde plant- en diersoorten. Door Adviesbureau Mertens B.V. is een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (zie Bijlage 1).
Uit het onderzoek is gebleken dat er mogelijk vleermuizen vliegen en foerageren in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. In de omgeving zijn ook voldoende alternatieven aanwezig. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten, inclusief broedvogels, wordt uitgesloten.
Op grond van het onderzoek kan gesteld worden dat effecten op beschermde plant- en diersoorten zijn uit te sluiten. Nader onderzoek is niet nodig.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Bij een nieuwe ontwikkeling dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Als leidraad wordt hiervoor de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gebruikt. Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeernorm is het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk gebied'. Voor een vrijstaande woning is de parkeernorm minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaatsen. Vanuit de gemeente is aangegeven dat voorzien moet worden in ten minste één parkeerplaats op eigen terrein.
Het hoofdgebouw wordt minimaal 3 meter vanuit de zijdelingse perceelsgrenzen gesitueerd. Hierdoor ontstaat er ruimte voor één parkeerplaats op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan de eis vanuit de gemeente. Overige parkeerruimte wordt opgevangen in de openbare ruimte.
Verkeersgeneratie
Voor de verkeersgeneratie (weekdag gemiddelde) is de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' toegepast. Uitgegaan wordt van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk gebied'. Voor een vrijstaande woning bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie 8,2 motorvoertuigen per etmaal. De Kreekstraat ligt tussen de Eerste Dijkdwarsstraat en de Tweede Dijkdwarsstraat. Aan de Kreekstraat zijn geen verkeersaantrekkende functies gelegen en heeft geen doorgaand karakter. De extra verkeersgeneratie als gevolg van het toevoegen van één woning heeft geen invloed op de huidige verkeersstructuur en vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Bestaande situatie
Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en onverhard. In en direct rond het plangebied ontbreekt het aan oppervlaktewater en bomen. Voorheen was op de locatie een schuur/garage aanwezig. Deze was als zodanig bestemd. Vooruitlopend op de ontwikkeling is de garage gesloopt. De garage had een oppervlakte van circa 25 m2.
Toekomstige situatie
In het plangebied wordt één nieuwe vrijstaande woning gebouwd met een grondoppervlakte van circa 150 m2. Voor de verharding van de tuin is rekening gehouden met 25% van het perceel. De oppervlakte aan verharding in de toekomstige situatie bedraagt daarmee in totaal circa 280 m2.
Watercompensatie
Door een toename aan verharding kan hemelwater niet langer infiltreren in de bodem, maar stroomt dit versneld af naar het oppervlaktewatersysteem. Als gevolg van deze versnelde afvoer wordt het oppervlaktewatersysteem meer belast. Om deze belasting te reduceren moeten compenserende voorzieningen worden aangebracht. Conform de voorschriften van het Waterschap Hollandse Delta dient 10% van het verhard oppervlak aan waterberging te worden aangebracht. Hierbij wordt de oppervlakte van de voetprint van de woning voor 100% meegerekend en de oppervlakte van tuinen bij vrijstaande woningen voor 25%. In sommige gevallen is de eis tot compensatie zwaar ten opzichte van het te dienen waterstaatkundige doel. Om deze reden heeft het waterschap de verhardingstoename van maximaal 500 m2 in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied via een algemene regel, vrijgesteld van compensatieplicht. Indien in het plangebied bestaande verharding wordt verwijderd, mag deze worden verrekend met de toename in verhard oppervlak als gevolg van de bouw van de woning. De watercompensatie dient plaats te vinden binnen het peilgebied waar de toename aan verharding plaatsvindt.
De locatie ligt aan de dorpsrand van Sommelsdijk en valt daarmee in de categorie stedelijk gebied. Hier geldt een vrijstelling voor watercompensatie bij plannen met een verhardingstoename onder de 500 m2. Zoals onder 'toekomstige situatie' is aangegeven, blijft de verharding onder deze grens. Watercompensatie is daarmee niet aan de orde.
Waterkwaliteit
Het plan heeft geen effect op de waterkwaliteit. Het ontstaan van vervuilingsbronnen wordt zoveel mogelijk voorkomen om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee worden geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten of pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Bodemdaling
Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed.
Veiligheid
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen
Het plangebied zal worden aangesloten op het gemeentelijk gemengde rioleringsstelsel. Het beheer en onderhoud van het inzameling- transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering ligt bij de gemeente. Het waterschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. Het onderhoud aan afvoervoorzieningen en bergingsvijvers van hemelwater op eigen terrein is voor rekening van de eigenaren van de betreffende percelen.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt één nieuwe woning mogelijk gemaakt. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling in een gebied dat is aangewezen als bestaand stedelijk gebied, wordt niet beschouwd als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Tevens zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten, omdat de milieu-effecten zeer beperkt zijn (zie paragraaf 4.2 t/m 4.11). Het opstellen van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet nodig.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van een woning. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hiervoor is benoemd. In voorkomende gevallen sluit de gemeente Goeree-Overflakkee met de initiatiefnemer een overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.