Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: bestemmingsplan Spreeuwenstein te Ouddorp
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1924.ODSpreeuwenstein-BP20

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan Spreeuwenstein te Ouddorp van de gemeente Goeree Overflakkee.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.ODSpreeuwenstein-BP40 met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.10 archeologisch beschermd monument
gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of gemeentewege is beschermd. Indien het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Monumentenwet 1988. De beschermde monumenten kennen een aanduiding op de verbeelding.
 
1.11 archeologische monumentenzorg
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.
 
1.12 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
 
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.
 
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.15 bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt; een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of een bijhuis en wordt gerund door de eigenaren, zijnde de hoofdgebruikers, van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers.
 
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
 
1.17 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
 
1.18 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
 
1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.21 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.23 bodemverstorende activiteiten
het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.
 
1.24 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
 
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.29 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.30 buitenrijbaan/paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
 
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.
 
1.32 dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf.
 
1.33 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
 
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
 
1.35 erfbebouwing
het geheel aan aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen zoals schuren, kassen, dierenverblijven (waaronder volledige glasconstructies als volières) en overkappingen op het erf behorend bij een woonhuis.
 
1.36 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.37 gemeentelijk monument
onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenverordening Goedereede 2008 als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.
 
1.38 gemeentelijke archeologische beleidskaart
kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.
 
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.40 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.41 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.42 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de aard en omvang van de activiteiten zodanig zijn dat deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
 
1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltoestellen en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.45 kleinschalige horecagelegenheid
bij een afwijkende hoofdfunctie behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf of in de regio gelegen bedrijven.
 
1.46 kleinschalige detailhandel
bij een afwijkende hoofdfunctie behorende detailhandel van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf of in de regio gelegen bedrijven.
 
1.47 lichte horeca, categorie 1
Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies.Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden, zie Staat van Horeca-activiteiten
 
1.48 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.49 mottekasteel
een replica van een Mottekasteel
 
1.50 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.51 nutsbedrijf
een instelling die zorg draagt voor openbare infrastructurele voorzieningen zoals water, gas, elektriciteit, telecommunicatie en dergelijke.
 
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.53 opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.54 opgraving
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden.
 
1.55 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
 
1.56 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • voor strandpaviljoens en gebouwen voor hulpverleningsposten en bewakingsposten op het strand: indien deze op bouwpalen zijn geplaatst: de hoogte van de palen voor zover aanwezig tussen maaiveld en de onderzijde van de vloerconstructie;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.57 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.58 recreatief nachtverblijf
een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.
 
1.59 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.
 
1.60 rooilijn
de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen dan wel (indien de voorgevel niet evenwijdig is aan de weg) de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van zij- en voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.
 
1.61 rijksmonument
beschermd monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
 
1.62 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.63 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
  
1.64 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw.
 
1.65 waarde - archeologie - 1
door de Minister van OCW aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.
 
1.66 waarde - archeologie - 2, - 3, - 4 en - 5
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.
 
1.67 wagenschuur
een gebouw in de vorm van een wagenschuur, ten behoeve van recreatieve functies en garage + berging voor de woonboerderij
 
1.68 waterpeil
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, ontheffing of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
 
1.69 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht als aandrijfbron van bewegende delen (wieken of rotoren), met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterstand tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
 
1.70 wonen
het duurzaam hoofdverblijf houden op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
 
1.71 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.72 woonboerderij
een gebouw in de vorm van een boerderij ten behoeve van wonen en bed & breakfast
  

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
 
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de verticaal staande wiek.
 
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mottekasteel' voor:
    1. reconstructie van het mottekasteel;
    2. recreatief medegebruik en bezichtigen van het mottekasteel;
    3. bij deze aanduiding behorende voorzieningen, zoals groen, paden en nutsvoorzieningen;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wagenschuur’
    1. een wagenschuur + aan- uit en bijgebouwen ten behoeve van:
      1. bed & breakfast;
      2. een lichte horecavoorziening uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
      3. garage + berging woonboerderij op de aangrenzende bestemming Wonen - Mottekasteel;
    2. speelvoorzieningen;
    3. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en toegangswegen;
  3. water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Gebouwen
  1. uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – mottekasteel mag worden gebouwd een reconstructie van het mottekasteel, met een bebouwingsoppervlakte ter grootte van de reconstructie en een bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  2. uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – wagenschuur mag worden gebouwd een wagenschuur + aan-, uit- en bijgebouwen, met een bebouwingsoppervlakte van ten hoogste 130 m2, met een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een bouwhoogte van ten hoogste 8 meter;
3.2.2 Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde:
Erfafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 2,5 meter.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangswegen- en paden en parkeervoorzieningen op eigen terrein en water.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor een voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van één erker aan de voorgevel van een woning toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. de afstand van een erker tot de naar de wegzijde gekeerde perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
    2. de horizontale diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1,5 m, gemeten loodrecht uit de gevel;
    3. de oppervlakte van een erker bedraagt ten hoogste 10 m²;
    4. de breedte van een erker bedraagt niet meer dan 75% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
    5. de goothoogte van een erker bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.
 

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. verkeer te water;
  3. waterberging;
  4. ondergeschikt groen, bruggen en dammen.
 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.
 

Artikel 6 Wonen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.2.1 Hoofdgebouwen
  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen ten hoogste het aangeduide aantal bedragen;
  4. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 750 m³;
  5. de inhoud van het hoofdgebouw mag worden vermeerderd, met niet benut volume van bijgebouwen en overkappingen op het perceel van het hoofdgebouw;
  6. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  7. de afstand van de achtergevel tot aan de achtererfgrens bedraagt ten minste 5 m;
  8. de afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m, met uitzondering van tussengevels;
  9. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  10. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
 
6.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
  1. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen liggen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  3. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  4. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.
 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.
 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:
  1. de bed & breakfastactiviteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  2. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  3. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  4. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt ten hoogste 7;
  5. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
 

Artikel 7 Wonen - Mottekasteel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - mottekasteel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast-activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
    2. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
    3. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfast-activiteiten bedraagt ten hoogste 7;
    4. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen
uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – woonboerderij mag worden gebouwd:
  1. een woonboerderij met aan- en uitbouwen, en bijgebouwen en overkappingen;
  2. de inhoud van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen bedraagt hoogste 750 m³;
  3. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 75m2;
  4. de inhoud van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen mag worden vermeerderd, met niet benut volume van bijgebouwen en overkappingen op het perceel van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  6. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
  7. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
  
7.2.2 Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde:
  1. erfafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 2 meter.
  2. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
 

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.
 

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
 
8.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 8.3 bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
 
8.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
 

Artikel 9 Leiding - Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.
 

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
 
9.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.3 bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
 
9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn op basis van de Erfgoedwet aangewezen als beschermd (archeologisch) rijksmonument.
 

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.2.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
10.2.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 10.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend om te bouwen;
  2. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
10.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.2.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
 

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
11.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 11.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
11.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
 

3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
 

13.2 Bestaande maten

Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
  1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  4. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
 

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
  1. het opslaan van bagger en grondspecie;
  2. het opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, zand, grind of brandstoffen;
  3. de plaatsing van kampeermiddelen;
 

14.2 Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de regels mag worden gebruikt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin, zand en specie in verband met normaal onderhoud dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of direct daaraan verwante producten of goederen, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolgde de bestemming toegestaan;
  4. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op het erf van (bedrijfs)woningen.
 

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) van gebouwen met ten hoogste 10%;
  2. afwijkingen van bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%;
  3. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;
  4. beneden peil gelegen kelders met dien verstande dat de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak ten hoogste 2 m bedraagt;
  5. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 

Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Spreeuwenstein te Ouddorp'.