direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bokweg 24, Ouddorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.ODPBokweg24-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op de locatie Bokweg 24 was in het verleden een agrarische bedrijfsvoering aanwezig. De eigenaar is voornemens het perceel te verkopen en de (bedrijfs)woning en de gebouwen te laten gebruiken voor woondoeleinden. De eigenaar is voornemens het perceel te verkopen bestemd voor woondoeleinden. De woning zal in gebruik genomen worden als burgerwoning. De schuur zal uitsluitend hobbymatig gebruikt worden. De agrarische functie op de locatie komt ter plaatse van de gebouwen en het direct daarbij behorende erf te vervallen. Het gebruik van het perceel uitsluitend voor bewoning is op dit moment niet toegestaan. In het geldende bestemmingsplan 'Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012' is de locatie bestemd als 'Agrarisch met waarden' met bouwvlak. Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om de woonfunctie toe te staan. Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming naar 'Wonen -2'.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Bokweg te Ouddorp op de volgende kadastrale percelen:

  • ODP01, sectie H, nummer 779
  • ODP01, sectie H, nummer 797 (gedeelte openbare ruimte)

De totale oppervlakte van het plangebied is circa 2025 m2. De grens van het plangebied is bepaald door de grens van de geldende agrarische bestemming welke niet samen valt met de perceelsgrens van het adres Bokweg 24. Het plangebied is voornamelijk omgeven door woonpercelen. Aan de zuidzijde ligt de Bokweg en aan de westzijde ligt de Koolweg. De oostzijde van het plangebied grenst aan agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.ODPBokweg24-BP30_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking Juust B.V. )

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is de functie wonen mogelijk te maken op deze locatie.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een woonhuis met aangebouwde schuur (afbeelding 2). Rondom de woning en de schuur ligt het erf. Het erf is nagenoeg volledig onverhard, uitgezonderd de voortuin van de woning en de oprit van de schuur. Aan de westzijde en zuidzijde is het plangebied omheind door struiken. Aan de westzijde van het plangebied staan bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.ODPBokweg24-BP30_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Streetview, opnamedatum september 2018)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het gebruik van de woning en schuur op het adres Bokweg 24 wordt gewijzigd. Het agrarisch gebruik van de schuur en het gebruik van de woning als bedrijfswoning vervalt. De woning zal gebruikt worden als burgerwoning en de schuur zal uitsluitend hobbymatig, behorende bij de woonbestemming, gebruikt worden. Er zijn geen plannen voor nieuwbouw of verbouw.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 26 september 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch met waarden'. Er is een bouwvlak aanwezig. Daarnaast is er de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen en geldt een maximum goothoogte van 4 meter. De locatie is bedoeld voor agrarische bedrijfsvoering met bijbehorende voorzieningen. Verder ligt op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-5'. Er geldt ter plaatse tevens een voorbereidingsbesluit. De gemeente bereidt een nieuw bestemmingsplan voor om het gebruik van woningen door meerdere huishoudens en daarmee het verhogen van de parkeerdruk te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.ODPBokweg24-BP30_0003.png"

Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Op het adres Bokweg 24 te Ouddorp wordt de bestemming 'Wonen-2' met bouwvlak opgenomen ter plaatse van het huidige bouwvlak. De bestemmingsregels zoals die voor woningen elders binnen het plangebied 'Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012' gelden, worden van toepassing. Deze zijn integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. Er geldt een maximum goothoogte van 4 meter. Het bouwvlak wordt aan de west- en zuidzijde omgeven door de bestemming 'Tuin'. Aan de oostzijde van het bouwvlak wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden' behouden, evenals de bestemming 'Natuur - Schurvelingen'. De gronden net buiten de perceelsgrens aan de zijde van de Bokweg krijgen de bestemming 'Verkeer'. Dit betreffen gronden van de gemeente die feitelijk reeds een verkeersfunctie hebben. Over het gehele plangebied blijft de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-5' gehandhaaft.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Wonen -2

De regels voor de bestemming 'Wonen-2' uit het bestemmingsplan 'Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012' zijn overgenomen. Daarin is de omvang en hoogte van de woning en de bijgebouwen geregeld. Met de bestaande bebouwing wordt niet aan alle regels zoals opgenomen in dit artikel voldaan. Daarvoor geldt de regeling voor bestaande afwijkingen zoals opgenomen in artikel 10.1.

Agrarisch met waarden

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn de gronden bestemd voor agrarische bedrijvigheid, het hobbymatig houden van dieren en/of telen van gewassen of het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden. Binnen de bestemming 'agrarisch met waarden' is agrarische bedrijfsvoering mogelijk. In dit geval is de huidige bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning, waardoor de bouwmogelijkheden ten behoeve van de agrarische bestemming komen te vervallen. Bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels die betrekking hebben op agrarische bedrijfsvoering zijn niet opgenomen in de planregels.

Natuur - Schurvelingen

Deze gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en natuur- en landschapswaarden.

Tuin

Binnen de bestemming 'Tuin' zijn de gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Tevens zijn de gronden bestemd voor toegangswegen- en paden en parkeervoorzieningen op eigen terrein.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' zijn bestemd voor het verplaatsen van voertuigen en zijn te gebruiken ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan.

Waarde-Archeologie-5

Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-5'. Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is, afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Algemene gebruiksregels 
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Dit bestemmingsplan voorziet alleen in een functiewijziging van agrarisch naar wonen. Dit raakt geen rijksbelangen.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland

In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op diverse thema`s en stelt richtpunten bij de verschillende lagen.

In dit bestemmingsplan gaat het uitsluitend om een functiewijziging van agrarisch naar wonen. Er is geen sprake van bouwwerkzaamheden. De functiewijziging raakt de provinciale belangen niet. Een nadere toetsing aan de beleidsuitgangspunten is niet nodig.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Eilandvisie Goeree-Overflakkee

Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  • 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.

Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?

  • 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.

Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?

  • 3. De kwaliteit, van leven en van groei.

Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?

  • 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.

Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy

Island?

  • 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.

Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen

oplevert?

  • 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel

sociaal, fysiek als digitaal.

Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met

de (stedelijke) omgevingen?

De bestemmingswijziging voorziet enkel in een functiewijziging van de bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouw naar een woonbestemming. Ter plaatse is sprake van een goed woon- en leefklimaat (zie Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving) De woning kan daardoor als reguliere woning gebruikt worden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en ontwikkelmogelijkheden die een agrarisch bedrijf heeft worden wegbestemd. De kernthema's hebben geen relevantie voor deze bestemmingsplanwijziging. Het gemeentelijk beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee staat deze planwijziging niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 5'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 2.500 m2 en niet dieper reiken dan 50 centimeter. Aangezien er geen sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden zijn voorzien, is een archeologisch onderzoek niet nodig. Bovendien is er alleen sprake van een functiewijziging en vinden er geen bodemingrepen plaats. In het bestemmingsplan wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - 5' overgenomen.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Er zijn geen verbouwingen of aanpassingen aan de woning of schuur gepland. Omdat er uitsluitend sprake is van een gebruikswijziging heeft het plan geen invloed op cultuurhistorische elementen in de omgeving.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Ter plaatse van de Bokweg 24 is met deze bestemmingswijziging geen agrarisch bedrijfsvoering meer mogelijk. De bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en de schuur wordt uitsluitend hobbymatig, behorende bij de woonbestemming, gebruikt. De richtafstand van het agrarisch bouwvlak komt daarmee te vervallen waardoor het woon- en leefklimaat voor nabijgelegen woonpercelen verbetert. Op een afstand van ca. 90 meter van de locatie ligt een timmer- en aannemingsbedrijf  (SBI-code 45.2.). Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk of rustig buitengebied van 50 meter. Hier wordt aan voldaan. Op een afstand van ca. 120 meter van de locatie ligt een bedrijf voor de verhuur van rijwielen en bolderkarren (SBI-code 714). Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk of rustig buitengebied van 30 meter. Ook hier wordt ruimschoots aan voldaan. Een goed woon- en leefklimaat voor de locatie Bokweg 24 kan worden gewaarborgd. Andersom worden, gezien de ruime afstand, de genoemde bedrijven door de nieuwe woonfunctie ook niet belemmerd in de bedrijfsvoering

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Aangezien de bestemming 'Agrarisch met waarden' gewijzigd wordt naar 'Wonen-2' en daarmee een gevoeligere functie mogelijk gemaakt wordt, is een verkennend bodemonderzoek benodigd. Door ABO-Milieuconsult is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt dat in de bovengrond, in grondmengmoster MM1 (boringen P1, 2, 3 en 6, traject 0,0-0,5 m -mv) een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) is aangetoond voor de parameters lood en PAK. De overige van de geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. In grondmengmonster MM2 (boringen 5,7 en 8, traject 0,0 - 0,4 m -mv (moestuin)) is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) aangetoond voor de parameters kwik, lood, PAK, heptachloorepoxide en drins. De overige van de geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. In de ondergrond, in grondmengmonster MM3 (boringen P1 en 2, traject 0,5 - 1,2 m -mv) zijn geen van de geanalyseerde parameters in een verhoogd gehalte aangetoond.In het grondwater uit peilbuis P1 (filterstelling 1,5 - 2,5 m -mv) zijn geen van geanalyseerde parameters verhoogd aangetoond ten opzichte van de streefwaarde.

De aangetoonde lichte verontreinigingen in de bovengrond zijn dermate gering dat deze resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Aanbevolen wordt om in het geval er in de toekomst graafwerkzaamheden plaatsvinden de vrijkomende grond zo veel mogelijk op de locatie te verwerken. Indien grond moet worden afgevoerd, moet er rekening mee gehouden worden dat in het verkennend bodemonderzoek geen onderzoek op PFAS is uitgevoerd. De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor het voortzetten van het huidige gebruik van het perceel (wonen met (moes)tuin).

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Er zijn geen risicobronnen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. In de huidige situatie is het daarnaast toegestaan om op de locatie te wonen. Het aantal personen in het plangebied wijzigt door deze functiewijziging niet. Een nadere beoordeling is niet noodzakelijk. Dit aspect belemmert de vaststelling van dit bestemmingsplan niet.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Een reguliere woning wordt vanwege wegverkeerslawaai niet anders beoordeeld dan een bedrijfswoning. Het betreft een bestaande woning waarvan de afstand tot de weg niet wijzigt. Er is wat dat betreft sprake van een bestaande situatie. Een akoestisch onderzoek is om deze reden niet nodig. Het aspect geluid belemmert de vaststelling van dit bestemmingsplan niet.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

Er zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In dit geval is er geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. De agrarische bedrijfsactiviteiten komen te vervallen en de locatie wordt uitsluitend particulier gebruikt. De planwijziging heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

De planlocatie ligt op een afstand van circa 1,8 kilometer van het Natura 2000-gebied Grevelingen, op circa 1,1 kilometer van het Natura 2000-gebied Duinen Goeree & Kwade Hoek en op circa 1,6 kilometer van het Natura 2000-gebied Voordelta. Omdat er geen sprake is van het toevoegen van verkeersbewegingen of het uitvoeren van werkzaamheden is er geen extra emissie. Er is dan ook geen sprake van enige stikstofeffecten op bovengenoemde natuurgebieden. De afstand tot natuurgebieden uit het Natuurnetwerk Nederland is circa 270 meter. Ook op gebieden van het Natuurnetwerk is geen effect te verwachten omdat er uitsluitend sprake is van een functiewijziging.

Soortenbescherming

Er is geen sprake van kap van opgaande beplanting of sloop van de bestaande bebouwing. Er vinden geen werkzaamheden plaats die eventueel aanwezige soorten zouden kunnen schaden. Het uitvoeren van een quickscan Wet natuurbescherming is niet nodig.

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

De woning is gelegen op een ruim perceel. Er vinden geen aanpassingen aan de ontsluiting plaats. Het aantal voertuigbewegingen neemt niet toe. Gelet op het feit dat het agrarisch bedrijf op de locatie komt te vervallen zullen de voertuigbewegingen afnemen. Op basis van de CROW-publicatie 381, toekomstbestendig parkeren, geldt een parkeernorm tussen 1,9 en 2,7 parkeerplaatsen voor een vrijstaande woning (rest bebouwde kom, weinig stedelijk). Er is op het perceel voldoende ruimte aanwezig om te parkeren op eigen terrein en te voorzien in de benodigde parkeerplaatsen.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Het bestemmingsplan maakt geen extra bebouwd oppervlak mogelijk. De bouwmogelijkheden nemen af, de bestemming 'Wonen-2' geeft minder mogelijkheden dan de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak. Er vindt voorts geen wijziging plaats wat betreft afvoer van hemel- en afvalwater. De bestaande (bedrijfs)woning wordt gehandhaafd en ook het bedrijfsgebouw worden gehandhaafd. De gebruikswijziging heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van een anterieure overeenkomst is daarom niet aan de orde. Voor het volgen van de bestemmingsplanprocedure kunnen leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.