1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Duinkerkerweg 3/3A Ouddorp’ van de gemeente Goeree-Overflakkee.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1924.ODDuinkerkerweg3-BP10 met de bijbehorende regels.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van
het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten
op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of
hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze
activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten
geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8. ander bouwwerk
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in
een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële
neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden,
tenminste ouder dan 50 jaar.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage
een op de verbeelding aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak
aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.15 bedrijf
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige
eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening
van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege
de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf
aangemerkt.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet.
1.17 bestaande bouwwerken
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande
bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens
de Woningwet.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte
zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan
en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied
heeft gemaakt.
1.31 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de
constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.
1.32 dakvoet
het laagste punt van een schuin dak.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een
balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons,
pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 gemeentelijke archeologische beleidskaart
kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.
1.37 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 hoofdverblijf
het gebouw op een agrarisch perceel waarin de bedrijfswoning is gevestigd.
1.39 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek
niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van
activiteiten, zoals een kapsalon of een nagelstudio, waarbij de woning in overwegende mate
zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de aard en omvang
van de activiteiten zodanig zijn dat deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en
leefmilieu in de directe omgeving.
1.41 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het
aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem,
water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in
onderlinge samenhang en wisselwerking.
1.42 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie
met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.43 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het
moment van vaststelling van het plan.
1.44 nevenfunctie
een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening
van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende agrarische bedrijf.
1.45 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur
voor telecommunicatie.
1.46 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste één
gesloten wand.
1.47 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 platte afdekking
een min of meer horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van
het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.49 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch
of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.50 rooilijn
de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de voorgevel van het gebouw (niet zijnde
een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen dan wel (indien de voorgevel niet
evenwijdig is aan de weg) de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen
hoekpunt van zij- en voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij
de weg is gelegen.
1.51 schurveling
ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een
toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.
1.52 verbeelding
de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte
kaart of digitale verbeelding.
1.53 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.54 wonen
het duurzaam hoofdverblijf houden op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van
een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.55 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
1.56 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.