1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Nieuwe Engeltjeskreek, Stad aan ‘t Haringvliet' met identificatienummer NL.IMRO.1924.HRVnwengeltjeskrk-BP30 van de Gemeente Goeree-Overflakkee.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwd
Bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
1.8 aanlegsteiger
Een boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden.
1.9 achtererfgebied/bebouwingsgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.10 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bed & breakfast
Het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.
1.13 bedrijf
Elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt.
1.14 begane grond
De bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.
1.15 bestaand
- bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bijbehorend bouwwerk
De uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 carport
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.29 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, horecadoeleinden en een maaltijdafhaalcentrum worden hier niet onder begrepen.
1.30 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen.
1.31 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.32 erker
Hoekige of ronde aan- of uitbouw aan een gevel.
1.33 functie
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gestapelde bebouwing
Bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 hoofdverblijf
Een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).
1.38 huishouden
Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
1.39 kantoor- en/of praktijkruimte
Een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.41 kelder
Een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.42 kunstwerk
Voorziening ten behoeve van de infrastructuur.
1.43 motorvoertuig
Gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.
1.44 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.45 ondergeschikte functie
Functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.46 onderkomen
Voor verblijf van de mens geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.47 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.48 parkeerbehoefte
Het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.
1.49 parkeergelegenheid
Een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.
1.50 peil
- Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.51 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.52 raamprostitutie
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prositué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.53 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 spuitzone
Het gebied waarbinnen vanwege het garanderen van een goed woon- en leefklimaat geen gebruik mag worden gemaakt van chemische gewasbeschermings- en bestrijdingsmiddelen en/of andere verspuitbare middelen die leiden tot schadelijke effecten.
1.55 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- Verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- Telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen;
- Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- Afvalinzamelsystemen.
1.56 straatprostitutie
Het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen of aanlokken, dan wel het naar aanleiding daarvan verrichten van seksuele handelingen.
1.57 voorgevel
De gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken.
1.58 voorgevelrooilijn
De lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.60 wonen
De huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.61 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk duurzaam huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van de eerste bouwlaag
Wordt gemeten 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.
2.6 inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Groenvoorzieningen;
- Speelvoorzieningen;
- Paden;
- In- en uitritten;
- Voorzieningen voor langzaam verkeer;
- Kunstwerken;
- Beeldende kunst;
- Nutsvoorzieningen;
- Straatmeubilair;
- Vlonders;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
- Gebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan.
3.2.2 Vlonders
Op de gronden met de bestemming 'Groen' behorende bij de woonpercelen met de bouwaanduiding 'aaneengebouwd', mag per woning een vlonder worden gerealiseerd onder de volgende voorwaarden:
- De maximale breedte van een vlonder bedraagt 3 meter;
- De maximale oppervlakte van een vlonder bedraagt 15 m2;
- De vlonder dient volledig op de bestemming 'Groen' te worden gebouwd.
3.2.3 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 m;
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- De bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Nadere eisen
Naast de gestelde bouwregels in
artikel 3 lid 2 dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag te worden voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria in het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Bij woningen behorende tuinen en erven;
- Groenvoorzieningen;
- Paden;
- In- en uitritten;
- Parkeervoorzieningen;
- Nutsvoorzieningen;
- Straatmeubilair;
- Vlonders, veranda's en pergola's;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
- Gebouwen zijn niet toegestaan.
4.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
- De bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Nadere eisen
Naast de gestelde bouwregels in
artikel 4 lid 2 dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag te worden voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria in het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 ten behoeve van de bouw van een luifel, erker of entreeportaal aan de voor-, zij- en achtergevel van een woning binnen de aangrenzende bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- De diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voor-, zij- of achtergevel van de woning.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Verblijfsgebied;
- Wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
- Voet- en fietspaden;
- Parkeervoorzieningen;
- Groenvoorzieningen;
- Water en waterhoudkundige voorzieningen;
- Bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
- Straatmeubilair;
- Kunstwerken;
- Beeldende kunst;
- Speelvoorzieningen;
- Nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
- Gebouwen zijn niet toegestaan.
5.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bealingen:
- De bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
- De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Nadere eisen
Naast de gestelde bouwregels in
artikel 5 lid 2 dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag te worden voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria in het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Water;
- Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden;
en daarnaast voor de hier aan ondergeschikte functies:
- Kunstwerken;
- Beeldende kunst;
- Waterhuishoudkundige voorzieningen;
- Overige voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder aanlegsteigers;
- Groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Gebouwen zijn niet toegestaan.
6.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van kunstwerken en beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.3 Nadere eisen
Naast de gestelde bouwregels in
artikel 6 lid 2 dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag te worden voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria in het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Wonen;
- Aan-huis-gebonden beroepen;
- Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed & breakfast);
en daarnaast voor de hieraan ondergeschikte functies:
- Parkeervoorzieningen;
- Paden en wegen;
- Erven en tuinen;
- Groenvoorzieningen;
- Nutsvoorzieningen;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
- Ter plaatse van de bouwaanduidingen 'twee-aaneen', 'aaneengebouwd' en 'gestapeld' mogen hoofdgebouwen uitsluitend in de aangegeven bebouwingstypologieën worden gebouwd;
- Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
- Indien de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte' is opgenomen mag de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
- Indien de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' is opgenomen mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
- De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij aaneengebouwde hoofdgebouwen aan één zijde niet minder bedragen dan 1 m.
7.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen (bijbehorende bouwwerken)
Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingengelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van al dan niet met omgevingsvergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
- In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
- In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
- In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.
- De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m.
- De goothoogte van een bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
- Bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd.
7.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
- De bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.3 Nadere eisen
Naast de gestelde bouwregels in
artikel 7 lid 2 dient bij een omgevingsvergunningsaanvraag te worden voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria in het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed & breakfast) is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m2.
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- Detailhandel is niet toegestaan.
- De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
7.4.1 Voorwaardelijke verplichting spuitzone
7.4.1.1 Verbod
Het gebruiken- en/of het in gebruik laten nemen van de woningen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - spuitzone' is uitsluitend toegestaan indien:
- Tussen de woningen en de agrarische percelen een winterhaag wordt aangelegd en in stand gehouden, conform de eisen in het locatiespecifiek spuitzone-onderzoek dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd, teneinde een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen.
7.4.1.2 Afwijking
- De agrarische gronden niet worden gebruikt ten behoeve van teelt van gewassen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast;
- Het gebruik van aangrenzende gronden ten behoeve van teelt van gewassen waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden toegepast definitief is beëindigd.
- Uit een deskundig onderzoek blijkt dat de in het locatiespecifiek spuitzone-onderzoek genoemde milieuzone zover kan worden verkleind dat de woningen niet langer binnen de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - spuitzone' vallen.
- De bestemming van de agrarische gronden zodanig is gewijzigd dat de toepassing van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet meer mogelijk is;
- Op andere wijze door een bevoegd orgaan is aangetoond dat er geen risico bestaat op gezondheidsschade door blootstelling aan chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
9.1.1 Toepassing
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
- Stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- Plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
- Gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden;
Voor de bouw van balkons of luifels dan wel, uitsluitend bij woningen op de verdiepingen, van galerijen, mits:
- De overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
- De afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van galerijen, waarvan de afstand tot de openbare weg niet minder dan 0,5 m mag bedragen.
- Ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- Hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.
9.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:
- Overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
- Toegangen van bouwwerken;
- Stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten;
- Gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- Balkons en galerijen;
- Luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
- Hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
- Kelderingangen en kelderkoekoeken.
9.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
9.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
9.4.1 Bouwregels
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- Ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
- Gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
9.4.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- De hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
- De afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
- Kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
9.5 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- Bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- Bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaand aantal woningen.
10.2 Bewoning door één huishouden
Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door:
- Het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden, of;
- Een toename van het op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legale bestaande aantal huishoudens per woning.
10.3 Afwijken bewoning door één huishouden
Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van
artikel 10 lid 2, indien:
- Voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar is, dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte, en;
- Er geen onevenredige afbreuk ontstaat aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen, en;
- De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
10.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- Het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- Het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- Het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- Het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- Het gebruik van gronden en bouwwerken voor coffeeshops;
met uitzondering van:
- Vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- Het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
10.5 Ondergeschikte functies
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij anders bepaald in de bestemmingen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- De in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- De regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
De regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
- Ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- Ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
- Ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
- Het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
- De situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
11.2 Voorwaarden voor afwijken
De onder
artikel 11 lid 1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- De cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
- De verkeersveiligheid;
- De sociale veiligheid;
- De milieusituatie; en
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Voldoende parkeergelegenheid
- Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Nieuwe Engeltjeskreek, Stad aan ‘t Haringvliet".