direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beschermde dorps- en stadsgebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In dit inleidende hoofdstuk wordt het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden' geïntroduceerd en voorzien van enkele achtergronden.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan bestaat uit de 2 beschermde stads- en dorpsgebieden die binnen de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. De begrenzingen van deze gebieden zijn door de rijksoverheid bepaald. Voor de kern van Goedereede is de begrenzing in 1972 aangewezen door staatsecretaris van CRM. Voor het tweelingdorp Middelharnis-Sommelsdijk zijn de definitieve begrenzingen in mei 2000 door de ministers van VROM en WZC aangewezen. De begrenzingen zijn afgebeeld op de volgende figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0001.jpg"Figuur 1.1 Ligging plangebied, deel Middelharnis

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied, deel Sommelsdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0003.jpg"

Figuur 1.3 Ligging plangebied, deel Goedereede

1.3 Aanleiding en doel

Het vigerende bestemmingplan van Middelharnis en Sommelsdijk dient uiterlijk maart 2016 geactualiseerd te worden. Daarnaast heeft de gemeente de wens om de beschermde gebieden van Middelharnis/Sommelsdijk en Goedereede te harmoniseren. Binnen Middelharnis-Sommelsdijk vigeert een complexe regeling. Het is de wens van de gemeente tot een eenduidige en meer heldere regelgeving voor het complete plangebied te komen.

Onderhavig bestemmingsplan moet een actuele en uniforme juridisch-planologische basis vormen voor de beschermde stads- en dorpsgebieden van Middelharnis, Sommelsdijk en Goedereede. Het voorliggende bestemmingsplan vervangt de vigerende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen.

1.4 Voortraject

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is, met inbreng van een klankbordgroep, een Nota van Uitgangspunten (NvU) opgesteld. Deze nota is als bijlage 1 opgenomen. De NvU bevat uitgangspunten voor het bestemmingsplan en is, in combinatie met de recent opgestelde gemeentelijke bestemmingsplannen en de vigerende bestemmingsplannen, richtinggevend voor het voorliggende bestemmingsplan. In de NvU is op hoofdlijnen per thema aangegeven op welke wijze met verschillende functies in het plangebied is omgegaan. Op 19 maart 2015 heeft de raad ingestemd met de NvU.

1.5 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan vigeren in hoofdzaak twee bestemmingsplannen, namelijk Stad Goedereede en Dorpsgebied Ouddorp 2012 (vastgesteld door de voormalige gemeente Goedereede) en Beschermd dorpsgezicht (vastgesteld door de voormalige gemeente Middelharnis). Daarnaast zijn binnen deze bestemmingsplangebieden inmiddels enkele postzegelbestemmingsplannen vastgesteld. In de volgende tabel is een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen opgenomen.

bestemmingsplan   vastgesteld  
Stad Goedereede en Dorpsgebied Ouddorp 2012   26 april 2012  
Beschermd dorpsgezicht (Middelharnis)   2 maart 2006  
Voorstraat 41, Sommelsdijk   1 juli 2010  
Zuidelijke Achterweg 8, Sommelsdijk   4 november 2010  

1.6 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.

1.7 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Daarnaast worden in dit hoofdstuk de ontwikkelingen in het plangebied, de planmethodiek en de wijze van bestemmen beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het relevante overheidsbeleid. In hoofdstuk 4 zijn de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten uiteengezet. In hoofdstuk 5 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historische ontwikkeling

Goeree-Overflakkee

Het huidige eiland Goeree-Overflakkee is ontstaan door de samenvoeging van Westvoorne en Overflakkee. Westvoorne, nu een gemeente op het voormalige eiland Voorne-Putten, was vroeger de naam van een groter gebied en omvatte ook het eiland Goeree. De duinenreeks van het oude eiland Westvoorne is rond de 3e eeuw ontstaan. Vooral aan de zuidoostzijde van deze duinen slibde vervolgens land aan dat werd ingepolderd. Het oude Overflakkee bestaat ook uit duinen, maar vooral uit ingepolderde op- en aanwassen.

Uiteindelijk zijn Goeree en Overflakkee door verdere inpoldering van de bij deze eilanden en polders aanslibbende gronden (aanwassen) aan elkaar gegroeid. Van groot belang daarbij was de aanleg van de Statendam in 1751, die de tot dan toe twee afzonderlijke eilanden met elkaar verbond. Met de aanleg van deze dam konden de twee eilanden door steeds verdere inpoldering uiteindelijk aan elkaar groeien.

De oorspronkelijke eilanden (opwassen) zijn herkenbaar door de min of meer afgeronde tot ovale basisvorm, slingerende dijken met eventuele doorbraakkolken, de lagere ligging ten opzichte van de jongere polders (aanwassen) en de mozaïekachtige polderverkaveling. In het oostelijk deel van Goeree-Overflakkee betreffen het de Oudelandsche polder (Ooltgensplaat), Polder Oudeland (bij Oude Tonge), Oudelandsche Polder (Sommelsdijk en Middelharnis), Polder van Dirksland (Dirksland). In het westelijk deel van Goeree-Overflakkee vormde de duinstreek de basis voor de eilandvorming waardoor de oude eilanden hier als schiereilanden tegen de duinen zijn aangevleid: Oude Oostdijksche Polder (bij Goedereede), het Oude Land van Diependorst (bij Ouddorp) en de Oude Nieuwlandsche Polder (eveneens bij Ouddorp). Veel van deze eilanden (maar ook enkele van iets latere datum) zijn ook herkenbaar in hun naamgeving. De jongere polders hebben veelal een dijkenpatroon met langere rechtstanden en een meer langwerpig verkavelingspatroon.

Goedereede

Door de gunstige ligging van Goedereede in het gebied van het grote deltagebied van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden werd de plaats belangrijk voor de scheepvaart en ontwikkelde de plaats zich als een belangrijke haven- en handelsplaats. De havenkade vormt een centraal gelegen element in de aanleg van de oude kern en lijkt op een soort instulping van de zeedijk met de sluis. Door de ligging en de economische ontwikkeling van Goedereede werd de plaats in het verleden vaak geteisterd door natuurgeweld vanuit zee en door invallen en oorlogen. Het verkrijgen van stadsrechten in 1312 en het recht van een vrije weekmarkt (1331) leidden tot de aanleg van stadswallen en de verdere ontwikkeling van Goedereede als een belangrijke haven- en handelsplaats. Bovendien werden er een aantal schansen aangelegd.

Goedereede lag oorspronkelijk aan het open water. In de loop der tijd slibden echter telkenmale nieuwe gronden aan die vervolgens stelselmatig werden ingepolderd. Hierdoor verschenen er ten zuiden en oosten van Goedereede steeds meer polders (Oude en Nieuwe Westerloosche polders, Nieuwe Oostdijksche polder, Rooklaasplaatpolder, Grote Zuiderpolder). In tegenstelling tot de min of meer mozaïekachtige verkaveling van het oude eiland en de direct aanliggende inpolderingen kregen deze polders steeds meer een rationele verkaveling. Door het zich uitbreidende stelsel van polders verdween uiteindelijk de directe relatie van Goedereede met het open water en was Goedereede genoodzaakt haar buitendijkse haven om te vormen tot een binnendijks gelegen haven. Deze haven moest bovendien worden voorzien van een steeds verder te verlengen kanaal naar het Haringvliet.

Het inpolderen en in cultuur nemen van de aangeslibde gronden en de noodzaak de haven steeds meer te verlengen om de relatie met het open water te kunnen behouden, leidde tot een meer agrarische ontwikkeling en een stagnatie van de stedelijke ontwikkeling van Goedereede. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het verval en de sloop van de oude stadswallen rond het dorp. Van deze stadswallen resteren alleen nog enkele fragmenten van de oude stadsmuur achter woningen aan de Groenmarkt 1 t/m 7. Op een aantal plaatsen zijn de contouren van de voormalige poorten in het wegdek aangegeven.

De stad Goedereede vormt in zekere zin een kruising van een zogeheten kerkring-voorstraatdorp en een dijk-dam-havenstad. In de meest zuivere vorm bestaat een kerkring-voorstraatdorp uit een Voorstraat met twee parallel gelegen achterstraten waarbij de drie straten vanaf een haventje gezien uitkomen bij de onder een hoek binnen een kerkring geplaatste kerk. In Goedereede ontbreekt echter een zuivere kerkring.

Middelharnis en Sommelsdijk

Middelharnis en Sommelsdijk zijn in de tweede helft van de 15de eeuw gesticht binnen de gemeenschappelijke bedijking. Van oudsher zijn het twee afzonderlijke dorpen. Sommelsdijk lag in Zeeland, Middelharnis in Zuid-Holland. Nu behoren ze beide tot Zuid-Holland. Het tweelingdorp ligt in het centrum van het eiland Goeree-Overflakkee. De dorpen zijn gave voorbeelden van het –  voor enkele Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden karakteristieke – ringstraat-dorp-principe (sleuteldorpen). De ring om de kerk was het kerkelijke deel, de straten waren voor de burgers. De strikte scheiding tussen burgerlijk (de straat) en kerkelijk (de ring) werd steeds minder naarmate de dorpen groeiden. Later werd zelfs het eigenlijke kerkhof binnen de ringgracht voor een deel door burgerlijke bebouwing in beslag genomen.

Vanaf de zeedijk (oost-west) loopt in beide dorpen een Voorstraat naar de Ring rond de Nederlands Hervormde kerk. De twee vrijwel gelijkvormige kerktorens zorgen voor een markant silhouet in het landschap. De achterstraten liggen evenwijdig aan deze Voorstraat. Deze kregen op een gegeven moment dwarsverbindingen met de kerkelijke ring. Doordat beide dorpen op betrekkelijk korte afstand, een kilometer, van elkaar af liggen raakten de uitlopers elkaar al in de 19de eeuw. De dorpen Middelharnis en Sommelsdijk werden aanvankelijk hoofdzakelijk door landbouwers en landeigenaren bewoond. Hun woningen stonden aan de Voorstraat en rond de Ring. Aan de achterzijde van deze woonhuizen, bij de achterstraten, bevond zich het agrarische gedeelte, de stallen, wagenhuizen en knechtswoningen. Vanwege de beperkte mobiliteit ontstond direct rondom het dorp een overgangsgebied van tuinen en hoven. Hierbij waren vooral de moestuinen van belang in het voorzien van de dagelijkse levensbehoefte. Vanwege de groei van de bebouwde kom verloor het gebied zijn functie en verstedelijkten deze gebieden grotendeels.

In de loop van de 16de eeuw begon de visserij in toenemende mate bij te dragen aan de lokale economie en beide dorpen bezaten in het begin van de 17de eeuw een visafslag. Vooral in Middelharnis verschoof de nadruk toen meer van landbouw naar visserij. De regionale transportfunctie van met name Middelharnis werd in het begin van de 20ste eeuw gestimuleerd door een bootverbinding. Op deze manier werden goederen aangevoerd vanuit Rotterdam. Middelharnis ontwikkelde zich hierdoor tot hoofd voorzieningencentrum van Goeree-Overflakkee. Begin 20ste eeuw werden de dorpen aantrekkelijk als woonplaats; onder andere renteniers vestigden zich hier uit de wijde omtrek.

Door de aanleg van de Haringvlietdam en -brug vond er een zekere instroom plaats van buitenaf. Vanaf de jaren '60 hebben forse uitbreidingen aan de zuidzijde van het tweelingdorp plaatsgevonden. Door de afsluiting van het Haringvliet en door de verbeterde wegverbindingen is Middelharnis nu één van de belangrijkste watersportcentra in de regio.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

2.2.1 Goedereede

Stedenbouwkundige structuur

De grote N.H.-kerk met een hoge vrijstaande toren en zijkapel kenmerkt zich door de voor de eilanden karakteristieke achterwaartse plaatsing (op afstand van de dijk). De kerk is weliswaar schuin gepositioneerd binnen een kerkring, maar de rond de kerkring geplaatste panden oriënteren zich slechts ten dele op de kerk. Meerdere panden staan als het ware niet met de voorgevel maar met de achtergevel naar de kerk. Hierdoor lijken deze woningen opgenomen te zijn binnen een kerkring die bepaald wordt door de Pieterstraat, Nieuwstraat, Molenstraat en Kerkstraat. Vanaf deze 'kerkring' lopen enkele steegachtige verbindingen zoals de Torenslop, het Klooster en Kerkpad naar de binnenste kerkring.

De N.H.-kerk was niet de enige kerk in Goedereede. De Gereformeerde kerk stond op relatief grote afstand aan de Achterstraat in het meest noordoostelijk gelegen deel van de kern ter hoogte van de Hoofddijk. Buiten de omwalling van het stadje stond – omkaderd door een eigen sloot – molen De Windvang aan de noordwestzijde van de oude kern.

Opvallend binnen de oude kern is dat de plaats van een voorname voorstraat ingenomen wordt door een vrije brede haven met twee kaden en een marktplein met statige bebouwing. Aan het plein bij de haven stonden het raadhuis, havenkantoor en paushuis. Het water verdeelt de oude kern in een groter noordelijk kerngebied met twee kerken en twee marktplaatsen en een kleiner ondergeschikt zuidelijk kerngebied met klooster en begraafplaatsen. Ter hoogte van het noordelijk gelegen plein waren beide delen met een sluisbrug verbonden. Hoewel een voorstraat ontbreekt, zijn binnen de oude kern wel twee achterstraten aanwezig (aan de noordzijde de Achterstraat en aan de zuidzijde het Achterom). Beide straten sluiten echter niet aan op de 'kerkring'. De Achterstraat eindigt bij de Varkensmarkt aan de Kerkstraat en het Achterom bij het groengebied van het voormalige klooster.

Een zeer karakteristiek gegeven voor Goedereede is het historische bebouwingsbeeld van de uit gepotdekselde houten planken bestaande zwart geteerde schuren. Veel voorstraat- en kerkringdorpen op de Zuid-Hollandse eilanden hebben langs de achterstraten bedrijfsruimten, bestemd voor de berging van wagens en de opslag van landbouwproducten. Soms waren de schuren voorzien van ventilatieluiken ten behoeve van het drogen van gewassen (met name uien). In Goedereede komen nog veel van dergelijke zwart geschilderde (geteerde) gepotdekselde schuren voor. De huidige supermarkt is gevestigd in zo'n complex.

Omdat de haven een getijdehaven was, trad bij hoog tij regelmatig wateroverlast op voor de omwonenden. Dit heeft in 1958 geleid tot de aanleg van een zware dam aan het Havenhoofd. Door deze afsluiting van het buitenwater kwam er een einde aan de bedrijvigheid in en rond deze haven. Sinds die tijd dient de haven alleen nog voor de afwatering.

Binnen de nog in sloten herkenbare oude omgrachting is het stadje – met nog steeds een herkenbare scheiding tussen handels- en agrarische gedeelten – vrijwel intact gebleven. De meest representatieve bebouwing staat rond de haven met name in het gebied bij de Markt en het aansluitend deel van de Noordzijde Haven. Hier komt monumentale bebouwing voor tot in drie volledige bouwlagen onder kap, plaatselijk echter afgewisseld door twee bouwlagen onder kap en incidenteel één bouwlaag onder kap. Meer oostwaarts neemt de voorname status van de bebouwing geleidelijk af en is sprake van een meer dorpse sfeer. De Noordzijde Haven zet zich aan de westzijde van de Markt min of meer door in de vrij smalle Pieterstraat. De bebouwing in deze dichtbebouwde straat bestaat uit minder omvangrijke en minder hoge panden (deels statige in twee bouwlagen onder kap gebouwde panden en deels eenvoudige bebouwing in een of twee bouwlagen onder kap).

Voorzieningen en bedrijven

In Goedereede bevinden zich het voormalige gemeentehuis (aan de Tramlijnweg) en de grote monumentale kerk met de van verre herkenbare vrijstaande toren. Van oudsher vormt de directe omgeving van de Haven en Markt een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor diverse functies. Naast horeca en detailhandel komen hier ook kantoorfuncties en ambachtelijke en dienstverlenende bedrijvigheid voor. Aan de Doelweg bevindt zich de supermarkt van de Coöp-compact Goeree.

Verkeer

Verkeersstructuur

De hoofdontsluiting van de woonkern Goedereede wordt hoofdzakelijk gevormd door de Hoofdpoortstraat en de Vissersweg. Deze Vissersweg sluit aan de op de N57 tussen Europoort en Middelburg. Naast de genoemde hoofdverbinding is een aantal andere ontsluitingen aanwezig. Goedereede wordt aan de westzijde ontsloten door de Goereeseweg en de Mariadijk richting Ouddorp. De Mariadijk /Middeldijk vormt een onderdeel van de noordelijke parallelweg van de N57. Aan de noordzijde zijn de Klaverseweg en de Hoofddijk gelegen. Deze wegen geven verbinding in de richtingen Oostdijk en Havenhoofd.

Het langzame verkeer maakt van dezelfde verbindingen gebruik als het gemotoriseerd verkeer. Tussen Goedereede en Havenhoofd is langs de Vissersweg een vrijliggend fietspad gelegen. Ten behoeve van het landbouwverkeer is aan de noord en zuidzijde van de N57 een parallelweg aanwezig. Deze is eveneens voor fietsers en bromfietsers te gebruiken. De verbindingen voor het langzaam verkeer zijn goed te noemen. Alle wegen binnen de bebouwde kom van Goedereede zijn, volgens de principes van Duurzaam Veilig, gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h (verkeersverblijfsgebieden). Vier wegen liggen buiten de bebouwde kom (verkeersgebieden): een gedeelte van de Hoofdpoortstraat en de Vissersweg met een maximumsnelheid van 80 km/h in het zuiden en de Goereeseweg en de Mariadijk met een maximumsnelheid van 60 km/h in het westen. De inrichtingen voldoen aan de principes van Duurzaam Veilig.

Binnen het plangebied zijn langs de Vissersweg ter hoogte van de brug bushaltes gelegen. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Hellevoetsluis, Middelharnis, Renesse, Ouddorp en Rotterdam Zuidplein.

Verkeersafwikkeling

Voor de woonkern Goedereede is in 2006 een Verkeerscirculatieplan (VCP) opgesteld. In dit VCP is een verkeerscirculatie onderzoek opgenomen. Hieruit blijkt dat de verkeersdruk de laatste jaren is toegenomen mede door het hogere autobezit en het toenemende recreatiebezoek. Vooral in het oude stadsdeel met smalle straatjes zorgt dit voor problemen. De meest gebruikte route vanaf de N57 loopt via de nieuwe brug en de Hoofdpoortstraat. De belangrijkste aftakking hierop is de Jongkoenstraat, naast deze ontsluiting is er ook nog een ontsluiting op de Hoofddijk. Tevens vindt er veel interlokaal verkeer plaats door Goedereede. Het betreft verkeer van en naar Oostdijk, Havenhoofd en sluipverkeer. De Goereeseweg en de Hoofddijk spelen daarbij een belangrijke rol. Dit wordt eveneens als knelpunt ervaren.

Parkeren

In het kader van het VCP is een parkeeronderzoek uitgevoerd. Hierbij heeft een inventarisatie van het aantal aangelegde en aanwezig parkeerplaatsen plaatsgevonden binnen het oude stadsdeel en rond de centrale voorzieningen van Goedereede. In totaal zijn in Goedereede circa 1000 parkeerplaatsen aanwezig. In toenemende mate is sprake van een constante hoge bezetting van de bestaande parkeervoorzieningen. De grotere parkeervoorzieningen binnen Goedereede beschikken over veel parkeerplaatsen ten opzichte van de behoefte van de woningen in de directe omgeving. De bewegwijzering naar deze parkeervoorzieningen is in de huidige situatie niet overal duidelijk. De borden zijn soms slecht te lezen en niet herkenbaar, hierdoor is sprake van zoekverkeer door Goedereede zelf en wordt er geparkeerd in de woonstraten wat de veiligheid en overzichtelijkheid niet ten goede komt. Eveneens liggen deze parkeervoorzieningen enigszins verscholen voor het bezoekende verkeer.

Conclusie

De bereikbaarheid van de kern voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen, dit door de ligging nabij de ontsluitingsweg N57. Eveneens is de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer in de kern goed. Alhoewel er slechts 1 halte aanwezig is, is de ontsluitingi op het lijnennet goed. Door de inrichting van de verschillende wegen conform Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid in de kern voldoende gewaarborgd. Ten aanzien van de verkeersafwikkeling en parkeren doen zich in de kern enkele knelpunten voor. Oplossingen en maatregelen hiervoor zijn in het VCP besproken

2.2.2 Middelharnis en Sommelsdijk

Stedenbouwkundige structuur

In de bebouwing van de twee dorpen is de historische structuur goed af te lezen. De twee kerkringen zijn duidelijk herkenbaar, evenals de Voorstraten loodrecht op de zeedijk en de achterstraten evenwijdig aan de Voorstraten. Van grote betekenis voor het ruimtelijke beeld van de dorpskommen van Middelharnis en Sommelsdijk zijn de diverse hoogteverschillen in het terreinreliëf. Opvallend is de dijk als een hoge ruggengraat met aanliggende dorpsbebouwing en de lager gelegen Voorstraat met bebouwing aan weerzijden. Karakteristiek zijn voorts de weer lager gelegen Achterstraten aan weerzijden van de Voorstraat. Het aanwezige hoogtereliëf in de skyline van de historische dorpen wordt extra beïnvloed door de hoogteverschillen van de plaatselijke bouwmassa’s: langs de Voorstraten hoge panden en langs de Zeedijk en ter plaatse van de achterstraten wat minder hoge bebouwing.

De kerken zijn hoog ten opzichte van de overige bebouwing, zodat ze als markante oriëntatiepunten fungeren. Opvallend is de bebouwingsstructuur in het plangebied. De straatwanden in de Voorstraten, de Kerkringen en aan de dijk worden gevormd door panden welke in strakke rooilijnen zijn geplaatst. De achterstraten tonen een ander karakter. Aan de binnenzijde is veelal sprake van voormalige bijbebouwing, welke op een vrije wijze zijn gesitueerd met een afwisseling van muren en schuttingen. In de oorspronkelijk dorpskommen is kenmerkend een bebouwingsstructuur met aaneengesloten individueel gebouwde panden. De opzet met afzonderlijk panden zorgt voor een geschakeerd straatbeeld. De panden variëren in pandbreedte. Elk pand heeft haar eigen architectuur vanwege het verschil van verdiepingshoogten, goot – en nokhoogten en detaillering van goten en kappen. Het was in de historie gewoon om in deze omgeving de agrarische bedrijven binnen de bebouwde kom te situeren. Er was hier echter geen sprake van veeteelt, alleen van akkerbouw. Een aantal voormalige boerenschuren is bewaard gebleven. Deze schuren onderscheiden zich van de andere panden door hun kleur (deels donkerbruin tot zwart gepotdekseld hout met een omvangrijk rood pannendak) en door hun vorm en materiaalgebruik.

Elementen kerkring-voorstraat-dorp

  • 1. Een Voorstraat, haaks op de zeedijk, als kern van de burgerlijke nederzetting. Door de maat, inrichting en aaneengesloten, relatief grootschalige en voorname bebouwing hebben ze een stedelijk karakter. Dit stedelijke karakter is in Middelharnis versterkt door de situering van het raadhuis aan het eind van de Voorstraat. De Voorstraten hebben een tweezijdige bebouwing, beide zijden zijn even belangrijk.
  • 2. Een kerkelijk terrein, een ringvormig, oorspronkelijk door een gracht omsloten, kerkhof met kerk, aan het einde van de Voorstraat. De grachten zijn in beide dorpen gedempt. De kerken hebben een oost-west-oriëntatie en de kerktorens staan net rechts van de (zicht)as van de Voorstraten.
  • 3. Bebouwingsstroken op de oorspronkelijke zeedijk, nadat daartoe kavels door de ambachtsheer waren uitgegeven. Er is sprake van een dubbelzijdige dijkbebouwing, echter in Sommelsdijk is hier bijna niets van bewaard gebleven.
  • 4. Een stelsel van achterstraten evenwijdig aan de Voorstraat. Aan de Voorstraatzijde van deze. Achterwegen staan vrijwel aaneengesloten reeksen bijgebouwen (oude koetshuizen , pakhuizen, bergplaatsen), hier en daar afgewisseld door tuinmuren en andere afscheidingen van de diepe doorlopende erven van de Voorstraat. Aan de andere zijde van de Achterwegen staan veelal grote agrarische bedrijfsgebouwen en later daartussen gebouwde kleinere woningen. Dit betekent dat de Achterstraten een eenzijdige zelfstandige verkaveling kennen en dus een asymmetrische bebouwingsstructuur hebben.
  • 5. Een buitendijkse haven als verbinding met open water en een bebouwingskom bestaande uit een mengeling van bedrijfs- en woongebouwen.
  • 6. Spuikommen. In Middelharnis is alleen nog de westelijke, gedempte, spuikom ruimtelijk zichtbaar. De oostelijke spuikom van Middelharnis is eveneens ruimtelijk zichtbaar, maar valt buiten het gebied van dit bestemmingsplan. In Sommelsdijk bestaat de westelijke spuikom nog wel, de oostelijke spuikom is vervangen door het kanaal naar Middelharnis.

Ruimtelijke verschillen tussen Middelharnis en Sommelsdijk

Vanaf de dijk lijken de dorpen identiek, de Voorstraten met aan het eind daarvan de kerk en de achterstraten lijken sterk op elkaar. Dit is logisch, aangezien de oorsprong en de ontwikkeling van de twee dorpen hetzelfde waren. Vrij opvallende verschillen bestaan er echter tussen beide kernen in de ruimtelijke opbouw van hun kerkringen en havens als gevolg van economische accentverschuivingen sinds begin 17de eeuw.

De buitendijkse haven (thans jachthaven) en bebouwingskom hebben zich in Middelharnis ontwikkeld tot een vrij intensief bebouwd havenkwartier, aansluitend op de oude dorpskern. Dit had te maken met de rol die Middelharnis speelde ten aanzien van de visserij, handel en scheepvaart. Deze ontwikkeling heeft zich niet doorgezet tot de haven van Sommelsdijk. Door de aaneengesloten bebouwing eromheen heeft de haven van Middelharnis een besloten en, mede door de inrichting van de openbare ruimte, bijna stedelijk karakter, dat goed aansluit op de Voorstraat en de dijktraverse.

De scheiding burgerlijk en kerkelijk terrein is vervaagd in Sommelsdijk, waar al vóór 1600 meer dan de helft van de kerkelijke ring werd bebouwd met burgerwoningen, resulterend in een meer stedelijk karakter van deze ring. In Middelharnis werd een kleiner deel van de kerkring bebouwd door het raadhuis en aansluitende bebouwing. Het raadhuis diende juist als doelbewuste scheiding tussen het kerkelijk en burgerlijk deel. In Middelharnis werd zo dus een meer open karakter van de kerkring behouden in de vorm van een groene open ruimte. Enkele als zodanig herkenbare boerderijen rond de ring versterken het oorspronkelijke agrarische karakter.

In Sommelsdijk bestaat de oorspronkelijke relatie tussen de dorpskern en het omringende polderlandschap nog gedeeltelijk. Het volkstuinengebied De Wildeman vormt hier de boeiende overgangszone met het open akkerland. Dat is niet het geval met de Gemeentetuin ten oosten van de kern Middelharnis, omdat deze in de loop van de tijd is ingesloten door uitbreidingen.

Voorzieningen en bedrijven

Winkels zijn vooral te vinden langs de oude zeedijk tussen de twee dorpen. Het winkelcentrum D'n Diek vormt voor beide kernen het hoofdwinkelcentrum. Het heeft tevens een verzorgende functie voor geheel Goeree-Overflakkee. Het winkelcentrum vervult daarmee een centrumfunctie voor de regio. Ook de verzorgende functies, de scholen en de toeristisch-recreatieve voorzieningen dragen hieraan bij.

De hoofdwinkelstructuur kent een haltervorm (twee sterke gebieden met daar tussen een middenstuk). Het oostelijke uiteinde van de halter bestaat behalve uit het gedeelte van het winkelcentrum D'n Diek aan de Westdijk, waar aan beide zijden winkels aanwezig zijn, ook uit de (over het algemeen grotere) winkels aan het Kerkepad. Aan de westkant gaat het om het Knooppunt bij de ontmoeting van de Langeweg met het Beneden Zandpad. Hier laatste liggen tevens enkele winkels aan de zuidzijde van de dijk (waaronder de HEMA).

Kantoren liggen verspreid over Middelharnis. Horeca ligt in hoofdzaak bij de haven en verder verspreid binnen het plangebied. Bedrijven zijn te vinden rond de haven en rond de vroegere oostelijke spuikom. Langs de Achterwegen bevindt zich bedrijfsmatige opslag. Maatschappelijke voorzieningen, zoals zorginstellingen, kerken, scholen, het oude raadhuis, openbare werken en de bibliotheek komen verspreid voor in het dorp.

Sommelsdijk is vooral woongebied. Eenmaal per week is er markt (in de Voorstraat en op het Marktveld). Er zijn wel wat winkels, maar die bevinden zich verspreid over het dorp. Ook kantoren liggen verspreid over Sommelsdijk. Verder zijn er enkele horecagelegenheden. Bedrijven komen in Sommelsdijk vooral voor langs de verschillende Achterwegen, langs het Kortewegje en langs de Langeweg. Aan de Westdijk staat een (stelling)molen. Het gaat om een korenmolen, genaamd De Korenbloem. In het hart van Sommelsdijk bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen. Er is uiteraard de NH kerk in de kerkring en daarnaast bevindt zich het streekmuseum in enkele oude woonhuizen. Enkele huisarts- en tandartsenpraktijken worden ook tot de maatschappelijke voorzieningen gerekend.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De hoofdontsluiting van de kernen Sommelsdijk en Middelharnis wordt gevormd door de Dorpsweg, de Langeweg en de Zuidelijke Randweg. Deze wegen sluiten aan op de N215 tussen Stellendam en Oude-Tonge. De N215 sluit aan op de N59 richting de A29.

Er is binnen de gemeente sprake van veel fietsverkeer, vooral door scholieren. Langs enkele wegen zijn aparte fietsvoorzieningen. In het centrum van Middelharnis zijn enkele voetgangersgebieden. De wegen zijn, volgens de principes van Duurzaam Veilig, gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.

De bereikbaarheid van de kernen per openbaar vervoer is goed. Er halteren bussen langs de ontsluitende wegen in de kernen in de richtingen Ouddorp, Hellevoetsluis, Oude-Tonge, Herkingen, Ooltgensplaat en Rotterdam-Zuid.

Verkeersafwikkeling

Tussen de twee kernen loopt de Langeweg die de ontsluiting van de noordkant en oostkant van de kernen met de N215 verzorgt. De intensiteit op de Langeweg bedraagt 13.500 mvt/etmaal in 2020 (Ruimtelijke onderbouwing 19 appartementen Langeweg, KuiperCompagnons BV, 2012). De afwikkeling met het onderliggende wegennet vindt plaats door middel van rotondes of voorrangskruisingen. De ontsluiting van de westkant van de kernen vindt plaats via de Koningin Julianaweg en Dorpsweg. De intensiteit op de Koningin Julianaweg bedraagt 5.650 mvt/etmaal in 2020 (Bestemmingsplan Oudeland, KuiperCompagnons BV, 2010). De afwikkeling met het onderliggende wegennet vindt plaats door middel van voorrangskruisingen. Ook hier zullen geen problemen in de afwikkeling plaatsvinden.

Parkeren

Medio 2011 heeft de voormalige gemeente Middelharnis de parkeersituatie in de woonkernen onderzocht. Uit het 'Verkennend Parkeeronderzoek' is onder anderen naar voren gekomen, dat het oude centrum van Sommelsdijk een aanzienlijke parkeerdruk kent.

Door de hoge woningdichtheid en de veelal smalle wegen is de parkeerbehoefte in dit gebied groter dan de parkeercapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0004.png"

Een oplossing in het openbaar gebied is niet mogelijk.

Slechts met medewerking van particulieren en tegen aanzienlijke kosten kan wat extra parkeergelegenheid worden gerealiseerd.

De parkeersituatie in het oude centrum van Middelharnis is over het algemeen goed.

Conclusie

De ontsluiting van de kernen is voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer goed te noemen. Het noordelijke deel van de Langeweg vormt een uitzondering, daar is de maximum capaciteit is bijna bereikt. In de verkeersafwikkeling van de kernen vinden geen problemen plaats.

2.3 Ontwikkelingen

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de diverse ontwikkelingslocaties waarmee dit bestemmingsplan wel of geen rekening houdt.

Ontwikkelingen die reeds zijn vastgelegd in een bestemmingsplan of omgevingsvergunning

Deze ontwikkelingen worden meegenomen in het bestemmingsplan. Recente woningbouwplannen waren er onder meer aan de Brandsteeg in Middelharnis en Kortewegje 7a en Westelijke Achterweg 20 in Sommelsdijk.

Functieverruiming

Op een aantal locaties wordt via dit bestemmingsplan de mogelijkheid tot functieverruiming geboden. Dit betreft onder andere de volgende locaties:

  • West Achterweg 53-63 Sommelsdijk (vanwege leegstand)
  • Langeweg 13 Sommelsdijk (kantoorpand Eilanden Nieuws dat al jarenlang te koop wordt aangeboden)
  • Langs het Gedempt Kanaal in Middelharnis worden via afwijking woningen in souterrains toegestaan
  • Sloepenwerf Spuistraat Middelharnis.

Overige ontwikkelingen

Parel van de Delta (kop Vissersdijk/Vingerling)

Voor dit woningbouwplan wordt een afzonderlijke procedure doorlopen. Omdat deze naar verwachting niet is afgerond, voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld, wordt deze locatie vooralsnog niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Spuiplein Middelharnis

Ter plaatse van het Spuiplein in Middelharnis zal in de toekomst woningbouw en een herinrichting van het openbaar gebied plaatsvinden. Hiervoor zijn de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld:

  • afronden van het blok Nieuwepad & Spuiplein met grondgebonden woningen;
  • optie verbinding Nieuwepad: achterpad of zelfs rondrijmogelijkheid éénrichting;
  • grondgebonden woningen met accent als markering locatie en einde zichtlijn;
  • nieuw blok om plein af te ronden ter plaatse van garageboxen met duidelijke oriëntatie op Spuiplein (appartementen);
  • verleggen aansluiting met Joost van den Vondellaan/Gedempt kanaal voor logische routering en vergroening;
  • aanpassing profiel:
    • 1. onderscheid in centrumparkeren/laden en lossen en parkeren voor bewoners;
    • 2. hoogteverschil inzetten en in het beeld versterken door vergroenen;
    • 3. trottoir langs zuidgevel verbreden: met leilinden kan het beeld op de achterkanten worden verzacht en kan een fraaie en meer subtiele scheiding maken van loopstrook en rijbaan;
    • 4. onderzoeken betere verbinding met Westdijk.

Dit bestemmingsplan maakt deze ontwikkeling nog niet mogelijk. Op basis van een uitgewerkt plan, dat is getoetst ten aanzien van de uitvoerbaarheid, kan hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.

2.4 Planmethodiek

2.4.1 Algemeen

Voor het opstellen van het bestemmingsplan is qua juridische regeling met name aangesloten op het bestemmingsplan Sommelsdijk dat in 2013 is vastgesteld door de voormalige gemeente Middelharnis en de NvU (bijlage 1). Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en kan worden uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

Het plan bevat minder (en minder verstrekkende) afwijkingsbevoegdheden dan het vigerende bestemmingsplan Beschermd dorpsgezicht. Reden hiervoor is onder meer dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die in 2010 in werking is getreden, diverse mogelijkheden biedt voor afwijking van het bestemmingsplan met een relatief eenvoudige (reguliere) procedure. Daarnaast wil de gemeente terughoudend omgaan met al te forse toenames van goot- en bouwhoogten van gebouwen en het gevarieerde patroon daarin handhaven. Eventueel kan hieraan - na afweging van de relevante belangen - in specifieke gevallen wel medewerking worden verleend met een uitgebreide Wabo-procedure of postzegelbestemmingsplan. 

2.4.2 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • 1. inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • 2. bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • 3. algemene regels (hoofdstuk 3);
  • 4. overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

Hierna volgt een korte toelichting op de in het plan opgenomen regeling.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen toegelicht. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De dubbelbestemmingen bevatten aanvullende regels. De bestemmingen worden in paragraaf 2.5 nader toegelicht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld een bestaande maten regeling en een regeling voor extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden.

Algemene aanduidingsregels

Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, waaronder voor de molenbiotoop.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.

Overige regels

In dit artikel is een artikel opgenomen over de werking van wettelijke regelingen en een algemene parkeerregeling.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

2.5 Wijze van bestemmen

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan, dat is gericht op het vastleggen van de belangrijkste kenmerken van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur. Er is gekozen voor een relatief gedetailleerde wijze van bestemmen, maar waar mogelijk is wel gekozen voor meer globale bestemmingen. De vigerende rechten worden hierbij zoveel mogelijk gerespecteerd. Hierna wordt voor de verschillende bestemmingen aangegeven welke uitgangspunten zijn gehanteerd.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

Voor de agrarische gronden in het plangebied is de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1' opgenomen. Naast de agrarische bedrijfsvoering zijn de gronden bestemd voor water en voor behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden. Ter bescherming van deze waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 4 Bedrijf

De solitair gelegen bedrijven zijn bestemd tot 'Bedrijf'. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 zijn op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar. Bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Zelfstandige detailhandel is uitgesloten, evenals risicovolle inrichtingen, geluidzoneringplichtige inrichtingen, horeca en zelfstandige kantoren. Bedrijfsgebonden kantoren, productiegebonden detailhandel en bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie zijn wel toegestaan. Daarnaast zijn aanduidingen opgenomen ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, bestaande bedrijfswoningen en ter plaatse van gemalen en nutsvoorzieningen.

Artikel 5 Centrum

De bestemming 'Centrum' is opgenomen voor winkelcentrum D'n Diek. Binnen deze bestemming heeft de detailhandelsfunctie het primaat. Maar ook andere in het centrum passende functies (ateliers en galeries, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen) zijn toegestaan. Wonen is uitsluitend toegestaan op verdiepingen en via afwijking in de souterrains. Naar aanleiding van een zienswijze kan wonen - ter voorkoming van leegstand - via afwijking ook op de begane grond mogelijk worden gemaakt. Voor het afwijken voor wonen op de begane grond zijn de criteria vrij strikt, aangezien detailhandel het primaat heeft (met het oog op de vastgestelde Detailhandelsvisie). Er is onderscheid gemaakt in een afwijkingsbevoegdheid voor wonen op een deel van de begane grondlaag en een afwijkingsbevoegdheid voor wonen op de (gehele) begane grondlaag. Als voorwaarde voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor wonen op een deel van de begane grondlaag geldt onder andere dat minimaal 5 m van het winkelfront aan de zijde van het Zandpad moet blijven gehandhaafd (als winkel of als andere functie zoals bedoeld in artikel 5 lid 5.1.1 onder a). Dit is geïllustreerd in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0005.jpg"Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor wonen op de gehele begane grondlaag kan alleen in geval van langdurige leegstand. Hiervan is sprake indien de begane grondlaag ten minste een jaar lang niet is gevuld met de rechtstreeks toegestane functie (op basis van artikel 5 lid 5.1.1 onder a), en de eigenaar/verhuurder zich in deze periode aantoonbaar ingespannen heeft om de ruimte met een dergelijke functie in te vullen. Dit laatste moet blijken uit regelmatig adverteren.

Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b zijn op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar. Horecavestigingen uit een hogere categorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Ook de parkeergarages en een garagebox zijn voorzien van een specifieke aanduiding.

Artikel 6 Detailhandel

De meeste detailhandelsbedrijven die niet zijn gelegen in het centrumgebied zijn bestemd tot 'Detailhandel'.

Artikel 7 Gemengd

Deze bestemming is opgenomen voor gebieden met gevarieerde functies. Detailhandel is uitsluitend toegestaan waar dat met een specifieke aanduiding is aangegeven. Om de centra levendig te houden, dient verspreiding van detailhandelsvestigingen immers te worden voorkomen.

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn de volgende functies mogelijk: ateliers en galeries, bedrijfsactiviteiten, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en productiegebonden detailhandel. Ook wonen is toegestaan, echter niet ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' in Goedereede.

Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 zijn op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar. Bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Ten aanzien van horeca geldt dat horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar zijn ter plaatse van Vingerling en Kaai in Middelharnis (horecaconcentratiegebied). Bestaande horeca-activiteiten elders zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Voor nieuwvestiging van horeca buiten het horecaconcentratiegebied is binnen de bestemming Gemengd een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (maximaal categorie 1a).

Daarnaast zijn aanduidingen opgenomen ten behoeve van opslag, garageboxen en detailhandel.

Artikel 8 Groen

De openbare hoofdgroenstructuur in het plangebied is als 'Groen' bestemd. Kleinschaligere groengebieden zijn binnen de verkeersbestemming opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' in Goedereede zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Hier geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 9 Horeca

Deze bestemming is opgenomen voor een pizzeriarestaurant aan de Vissersdijk in Middelharnis. Ter plaatse is ook een bedrijfswoning toegestaan. De overige horecaondernemingen zijn meegenomen in de bestemmingen Centrum en Gemengd.

Artikel 10 Kantoor

Enkele binnen het plangebied aanwezige zelfstandige kantoren zijn bestemd tot 'Kantoor', met daarbij behorende ondergeschikte functies. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor opslag.

Artikel 11 Maatschappelijk

Scholen, zorginstellingen, sociaal-culturele voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming is uitwisseling van de genoemde functies mogelijk. De bestaande bedrijfswoning aan de Jacob Banestraat in Sommelsdijk en de molens hebben een specifieke aanduiding gekregen.

Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie

Op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' zijn garages, bergplaatsen, duivenhokken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken mogelijk. Tevens zijn agrarische activiteiten, hobbyactiviteiten en aan de functie gebonden parkeervoorzieningen toegestaan. Volkstuinen zijn met een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen.

Artikel 13 Recreatie - Jachthaven

Deze bestemming is opgenomen voor de jachthaven van Middelharnis.

Artikel 14 Tuin

De voortuinen en zijtuinen op hoeksituaties bij woningen zijn als 'Tuin' bestemd. Binnen deze bestemming is erfbebouwing niet toegestaan. Een uitzondering geldt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1. Dit betreft twee locaties in Goedereede (overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan).

Artikel 15 Verkeer

In het plan is onderscheid gemaakt in de hoofdverkeerstructuur en de overige gebieden. De hoofdverkeerstructuur met de doorgaande wegen heeft de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn ook bermen, watergangen en straatmeubilair toegestaan.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

De verblijfsgebieden, zoals woonstraten en pleinen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied

Voor de privéstoepen en de parkeerterreinen is een specifieke aanduiding opgenomen.

Terrassen bij horecagelegenheden zijn op enkele in de regels genoemde locaties toegestaan. Via de APV is de toelaatbaarheid hiervan nader geregeld.

Artikel 17 Water

De hoofdwatergangen en hoofdwaterstructuur in het plangebied zijn bestemd tot 'Water'.

Artikel 18 Wonen

De bestaande woningen, voor zover niet gelegen binnen de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' zijn bestemd tot 'Wonen'. Ondergeschikt aan de woonfunctie mag binnen de bestemming een beroep of bedrijf aan huis worden uitgevoerd. Om de recreatieve mogelijkheden binnen de gemeente te vergroten, is, conform de Notitie Verblijfsrecreatie, bed & breakfast toegestaan. De hoofdbebouwing is in een bouwvlak opgenomen. Daarbij is onderscheid gemaakt in gestapelde, vrijstaande, tweeaaneengebouwde en aaneengebouwde woningen.

Gekozen is voor een nieuwe erfbebouwingsregeling die afwijkend is van de vigerende bestemmingsplannen. De nieuwe erfbebouwingsmogelijkheden zijn gebaseerd op de 'planologische totaalbenadering' uit de Bor.

Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen ten behoeve van ateliers, garageboxen, maatschappelijke functies, kantoren, opslag, detailhandel, dienstverlening, een parkeergarage en een voormalig agrarisch bedrijf.

Artikel 19 Leiding - Riool

De rioolleidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen onder voorwaarden toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 20 t/m 22 Waarde - Archeologie 3 t/m Waarde - Archeologie 5

In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. De zonering is afgestemd op de archeologische verwachtingswaarde zoals vastgelegd in het eilandelijk beleid. In de betreffende zones geldt dat werkzaamheden vanaf een bepaalde oppervlak en vanaf een bepaalde diepte uitsluitend uitvoerbaar zijn, mits de eventuele archeologische waarde niet wordt geschaad. Om na te gaan of er sprake is van archeologische waarden is onderzoek nodig.

Artikel 23 en 24 Waarde - Cultuurhistorie 1 en Waarde - Cultuurhistorie 2

Ter bescherming van de waarden die samenhangen met de beschermde stads- en dorpsgebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen. Aan het historische kerngebied (gehele beschermd stadsgezicht van Goedereede en de oudste delen van Middelharnis en Sommelsdijk is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' toegekend en aan de overige delen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' geldt een strikt bouwregime. De meeste veranderingen aan gebouwen zijn - onder voorwaarden - uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor afwijking. Ook voor veranderingen in het openbaar gebied geldt een omgevingsvergunningenstelsel. Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning wordt de gemeentelijke Monumentencommissie om advies gevraagd.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' gelden minder beperkingen. De strikte bouwregels gelden alleen voor de objecten met de aanduiding 'karakteristiek'. Voor veranderingen in het openbaar gebied geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor locaties die zijn voorzien van de aanduiding 'overige zone - karakteristiek'.

Binnen de beschermde stads- en dorpsgebieden is de sloop van gebouwen (of delen daarvan) omgevingsvergunningplichtig.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor de kernzone van de waterkeringen. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen (via afwijking) slechts worden opgericht, indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een  aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  • 1. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 2. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • 4. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 6. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 7. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Molen- en landgoedbiotopen

Naast de historische structuren en cultuurlandschappen richt de provincie zich in haar beleid ook op twee bijzondere typen monumenten: molens en landgoederen. Molens en landgoederen vormen een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie, natuur en landschap. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich maar ook om zijn omgeving en ensemblewaarde. Hiervoor worden in de Verordening ruimte planologische beschermingszones (zogenoemde biotopen) opgenomen. In dit bestemmingplan is voor de molens en de directe omgeving van de molen een gebiedsaanduiding opgenomen ter bescherming van de molen (zie ook paragraaf 4.12).

Verordening ruimte 2014

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toepassing artikel 2.1.1:

Lid 1: Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daar waar in het plan de gebruiksmogelijkheden worden verruimd, vindt dit plaats binnen het bestaande stads- en dorpsgebied.

Artikel 2.3.5 Bescherming molenbiotoop

Lid 1 Molenbiotoop

Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 9 Cultureel erfgoed’, garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen en voldoet aan de genoemde voorwaarden.

Toepassing artikel 2.3.5:

Lid 1: In het bestemmingsplan is voor de gronden rondom de molens een molenbiotoop opgenomen die voldoet aan de gestelde voorwaarden in de Verordening ruimte.

3.3 Regionaal beleid

Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Goedereede, in december 2010 vastgesteld.

Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de structuurvisie is aangegeven dat voor cultuurhistorisch waardevolle kernen en beschermd stadsgezicht de waarden moeten worden behouden en versterkt.

Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel worden de gebruiksmogelijkheden binnen enkele bestemmingen verruimd. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, passen binnen de structuurvisie Goeree-Overflakkee.

3.4 Gemeentelijk beleid

De Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema’s

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema’s geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  • 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  • 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  • 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  • 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  • 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  • 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema’s hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema’s fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

In de bestemmingsregeling worden de bestaande cultuurhistorische waarden beschermd. Hiermee wordt aangesloten op het kernthema 'behouden van de unieke identiteit van het eiland'.

Woonvisie 2014 – 2020

In de woonvisie legt de gemeente Goeree-Overflakkee haar ambities, doelstellingen en beleid vast voor het wonen binnen de gemeente. Tot 2020 kunnen nog ongeveer 925 woningen voor de behoefte van de eigen bevolking worden toegevoegd. Voor de kernen Middelharnis en Sommelsdijk (streekcentrum) kunnen nog 375 worden toegevoegd voor de eigen bevolking. Voor de steunkernen (Goedereede, Stellendam, Melissant, Herkingen, Nieuwe-Tonge, Stad aan 't Haringvliet, Den Bommel en Ooltgensplaat) kunnen in totaal 250 woningen worden toegevoegd.

Het woningbouwprogramma uit de woonvisie is in het najaar van 2013 tot stand gekomen als eerste inventarisatie van de plannen die er liggen en op basis van gesprekken die zijn gevoerd met de initiatiefnemers. Op basis daarvan is tot 2020 een indeling gemaakt in 3 categorieën. Categorie 1 op te leveren, categorie 2 waarschijnlijk op te leveren in 2016-2019 en categorie 3 reserveplannen. Als onderdeel van de woonvisie wordt jaarlijks een bijgesteld woningbouwprogramma opgesteld. Momenteel wordt het nieuwe programma voor de periode 2015-2020 opgesteld.

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Wel zijn er binnen enkele bestemmingen ruimere gebruiksmogelijkheden opgenomen. Dit zou tot een meer dynamische woningmarkt kunnen leiden. Dit past binnen de Woonvisie 2014-2020.

Detailhandelsvisie

Onder andere als gevolg van jaren van crisis, de toegenomen concurrentie tussen winkelgebieden, de grotere oriëntatie van de consument en de toename van winkelen via internet staat het presteren van winkelgebieden onder druk. Met het oog op de dynamiek in de detailhandelssector wordt een nieuwe integrale en toekomstbestendige detailhandelsvisie opgesteld. De voor het plangebied relevante uitgangspunten van de visie zijn hieronder vermeld.

Middelharnis/Sommelsdijk

In de detailhandelsstructuur van Goeree-Overflakkee is D’n Diek in Middelharnis het enige winkelgebied dat als hoofdwinkelcentrum binnen de gemeente functioneert. Het winkelgebied vormt feitelijk het centrum van de kernen Middelharnis en Sommelsdijk samen en heeft een verzorgingsfunctie voor het gehele eiland. De uitgangspunten voor dit gebied zijn als volgt:

  • Het kernwinkelgebied van Middelharnis en Sommelsdijk wordt gevormd door één centrale winkelvoorziening (D’n Diek) die functioneert als het winkelhart van het eiland, zowel voor het doen van boodschappen als (efficiënt) recreatief winkelen. Het beleid is toegespitst op het behoud van de combinatie van functies: naast winkels, ook horeca, cultuur, leisure en maatschappelijke voorzieningen. Zowel binnen als buiten het kernwinkelgebied is sprake van een heldere positionering van deelgebieden.
  • De dijk is het centrale en verbindende element binnen het kernwinkelgebied, met aan beide uiteinden een winkelconcentratie met een supermarkt. Om D’n Diek als één winkelcentrum te laten blijven functioneren en niet in twee deelgebieden uiteen te laten vallen, is het noodzakelijk vol in te zetten op de voorzieningen aan de dijk en het kernwinkelgebied scherp af te kaderen.
  • Buiten het afgebakende kernwinkelgebied zijn in principe geen nieuwe detailhandelsvestigingen toegestaan. Het beleid is erop gericht verplaatsingen van winkels naar het middenstuk van D’n Diek vanuit andere gebieden te stimuleren, zoals vanuit het gebied achter de PLUS (Kerkepad), het oude dorpscentrum van Sommelsdijk en de Doetinchemsestraat.
  • Aaneensluiting van het winkelfront op en aan D’n Diek heeft hoge prioriteit. De herontwikkeling van de (afgebrande) bebouwing aan het middenstuk van het Zandpad en een visie op het deel van het Beneden Zandpad, waar momenteel geen winkels zijn (het Diekhuus, Diekhuusplein en het Burgemeester Boumanplein met muziekkiosk) zijn daarvoor van belang.
  • Versterken van de connectie tussen het kernwinkelgebied en haven met inzet op cultuurhistorische elementen. De connectie tussen de Westdijk, Nieuwstraat, de Kaai-Vingerling en de Voorstraat laat zowel functioneel als fysiek-ruimtelijk te wensen over. Naast horeca, cultuur en recreatiefuncties is hier beperkt ruimte voor winkels. Aandacht voor de cultuurhistorische waarde van de Voorstraat is daarbij een kans.
  • Binnen het kernwinkelgebied worden expliciet mogelijkheden geboden en locaties benoemd voor het vestigen van meer grootschaligere winkels, bij voorkeur in het middenstuk van D’n Diek met het oog op trekkracht.
  • Inzetten op belevingswaarde en onderlinge samenhang, zowel tussen deelgebieden als in samenwerkingsverbanden. Behoud van voldoende (gratis) parkeercapaciteit met een aantrekkelijke uitstraling. Aanpak van de uitstraling van de parkeerterrein aan het Spui en de parkeerterreinen aan het Kerkepad heeft daarom prioriteit.

Voor dit bestemmingsplan is van belang dat wordt ingestoken op behoud van en zo mogelijk versterking van het bestaande haltermodel (sterke dijk). Dit betekent dat op dijkniveau in principe geen woningen worden toegestaan (om te voorkomen dat het winkelcentrum zijn aantrekkelijkheid en samenhang verliest). Wel worden andere gebruiksmogelijkheden geboden, teneinde leegstand zoveel mogelijk te voorkomen. Verder is buiten het kernwinkelcentrum alleen detailhandel mogelijk ter plaatse van bestaande vestigingen.

Goedereede

De kern Goedereede functioneert als dorpssteunpunt, maar heeft dankzij de historische

uitstraling en het intieme karakter ook een toeristisch-recreatieve functie. Door het inwoneraantal

en positie tussen Ouddorp en Stellendam is er echter beperkte ruimte voor

voorzieningen. De aanwezige dagwinkel en aanvullende voorzieningen zijn wenselijk,

maar afhankelijk van het draagvlak. Vanuit het oogpunt van toerisme en het bijzondere

karakter van de kern is het behoud van het museum en de geconcentreerde horecavoorzieningen

wenselijk. Op het gebied van cultuur en horeca is zelfs enige kleinschalige

(seizoengeoriënteerde) versterking mogelijk.

3.5 Beleid waterschap Hollandse Delta

Waterplan Goeree-Overflakkee (2008)

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  • 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer; het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  • 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater; hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet; het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  • 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied; hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Gezamenlijk hebben het waterschap, de gemeenten en het ISGO streefbeelden en doelen voor het water in de kernen opgesteld. De wensbeelden met een ruimtelijke relevantie die volgen uit het Waterplan zijn hieronder opgesomd:

  • gegarandeerde zonering op basis van chloridengehalten in het oppervlaktewater (zoet/zout);
  • waterbergingstekort oplossen door het aanleggen van nieuw oppervlaktewater;
  • aanleggen van waterbalkons, geleidelijke overgang van stedelijk naar landelijk gebied;
  • maatregelen in het kader van de KRW in waterlichamen realiseren voor 2015;
  • natuurvriendelijke oevers waar mogelijk aanleggen;
  • gemengde rioolstelsels vervangen door gescheiden rioolstelsels;
  • historische relatie met water in stedelijke kernen zichtbaar maken;
  • meer aandacht voor het karakteristieke krekenlandschap;
  • en aanleggen een of meerdere gemeenschappelijke baggerdepots.

3.6 Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en speelt niet in het bijzonder in op inbreiding of andere specifieke ontwikkelingen. Het verwezenlijken van beleidsvoornemens, voor zover dit qua bestemmingslegging en bestemmingsregels mogelijk moet worden gemaakt, zal derhalve in afzonderlijke plannen vorm moeten krijgen.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven.

4.2 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Gemeentelijk bodembeleid

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de landbodem opgesteld. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld samen met een bijbehorende Nota bodembeheer, met als doel om grondverzet binnen de gemeente te vergemakkelijken. De bodemkwaliteitskaart kan worden gebruikt als bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) voor de kwaliteit van de grond.

Onderzoek en conclusie

Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Goeree-Overflakkee is het plangebied ingedeeld in zone C: Vooroorlogse bebouwing. In de bovengrond (0-0,5 m-mv) is er sprake van de bodemkwaliteitsklasse 'Industrie'. In de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) is er sprake van bodemkwaliteitsklasse 'Wonen'.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er vindt dus geen feitelijke functieverandering plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Hierdoor is nader bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen langs gezoneerde wegen. Ook is akoestisch onderzoek noodzakelijk bij de reconstructie van bestaande of aanleg van nieuwe wegen.

Onderzoek en conclusie

In het onderhavige plan worden geen nieuwe woningen en nieuwe wegen of wegreconstructies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek op basis van de Wgh kan derhalve achterwege blijven.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. Meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 ìg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de N215 ter hoogte van Goedereede bedragen 19,2 µg/m³ voor NO2, 20,9 µg/m³ voor PM10 en 13,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 8,7 dagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de N215 ter hoogte van Sommelsdijk en Middelharnis bedragen 24,1 µg/m³ voor NO2, 22,2 µg/m³ voor PM10 en 13,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 10,4 dagen. Omdat direct langs de N215 ter hoogte van het plangebied aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Milieuhinder bedrijven

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Bij de ontwikkeling van woningen of andere gevoelige bestemmingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de gevoelige bestemmingen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Onderzoek

Uitgangspunten milieuzonering 

Het plangebied bestaat uit de beschermde dorps- en stadsgebieden van Goedereede, Sommelsdijk en Middelharnis. Het beschermd dorpsgezicht van Middelharnis bestaat uit een detailhandelsgebied en een meer gemengd gebied. Het beschermd dorpsgezicht van Sommelsdijk is vooral een woongebied. Goedereede bestaat met name uit woon- en centrum gebied. Bij de milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de (standaard) Staat van Bedrijfsactiviteiten. De Staat is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor een nadere toelichting op de regeling van bedrijfsactiviteiten met de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting. Vanwege de aanwezigheid van bestaande woningen zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Gemengd'. Er wordt in het plangebied bij de milieuzonering rekening gehouden met het milieugevoelige gebiedstype gemengd gebied. De woningen binnen het plangebied behoren, vanwege hun ligging in de directe nabijheid van bedrijven, horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen, tot dit omgevingstype. Bij de milieuzonering in de directe omgeving wordt er rekening gehouden met het milieugevoelige gebiedstype rustige woonwijk. Hier is overwegend sprake van een woongebied.

Bedrijven

Enkele al aanwezige bedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. In Goedereede en Middelharnis gaat het om één bedrijf dat in een hogere categorie valt dan algemeen toelaatbaar is en in Sommelsdijk zijn dit vier bedrijven. Deze bedrijven worden mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. Gelet op het huidige functioneren van de betreffende bedrijven binnen het bestaande gebied acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven te verplaatsen. Bovendien gaat het om historisch gegroeide situaties, waarbij de aanwezige bedrijven in hun huidige bedrijfsvoering al rekening dienen te houden met de woonbebouwing in hun omgeving.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid. In geval van afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. In het bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Voor de bedrijven die niet in de algemeen toelaatbare categorie vallen is een specifieke aanduiding opgenomen. Door het gebruik te maken van een Staat van Bedrijfsactiviteiten en een daaraan gekoppelde milieuzonering, worden nieuwe hindersituaties bij de vestiging van nieuwe bedrijven in het ruimtelijk spoor reeds voorkomen.

4.6 Milieuhinder horeca

Beleid en normstelling

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. De Staat is opgenomen in bijlage 2 van de regels. Voor een nadere toelichting op de regeling van Horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3 van de toelichting.

Onderzoek

In het plangebied bevinden zich verscheidene horecavoorzieningen en wordt de concentratie van horeca aan de Vingerling en Kaai in Middelharnis ook wenselijk geacht. In dit bestemmingsplan zijn binnen de bestemming 'Centrum' horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toegestaan. Dit geldt ook voor het horecaconcentratiegebied binnen de bestemming 'Gemengd'.

Bestaande horecavoorzieningen uit een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar binnen de bestemming 'Centrum' en bestaande horecavoorzieningen buiten het horecaconcentratiegebied binnen de bestemming 'Gemengd' zijn voorzien van een specifieke aanduiding.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Voor de horecabedrijven is zo nodig een specifieke aanduiding opgenomen. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dat past bij het gebied. Het aspect horeca en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Gemeentelijke Beleidsvisie Externe Veiligheid

De beleidsvisie Externe Veiligheid van het eiland Goeree-Overflakkee is op 28 oktober 2008 bestuurlijk vastgesteld. In dit document is visie gegeven op externe veiligheid binnen de eigen kernen. Naar voren komt onder andere:

  • de beheersing van risico's van de opslag, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • het ambitieniveau van de gemeente;
  • de wijze waarop de gemeenten invulling geven aan de beleidsvrijheid wat betreft het groepsrisico en de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten voor het plaatsgebonden risico;
  • benodigde maatregelen om de geformuleerde ambities te realiseren en de daarvoor benodigde instrumenten. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen/streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen);
  • werkafspraken en –processen.

De gemeente Goeree-Overflakkee hanteert naast de normen die voortvloeien uit het Bevi en Revi de PREVAP-zones van de VRR. Het PREVAP-zonemodel hanteert 5 zones rond risicobronnen en classificeert per type gebouw het risicoprofiel in de betreffende zone. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Goeree-Overflakkee wordt getoetst aan:

  • 1. Grens en richtwaarde voor het PR;
  • 2. PREVAP-zone model;
  • 3. een verantwoording van het GR indien relevant;
  • 4. de handreiking verantwoordingsplicht als uitgangspunt.

Onderzoek en conclusie

Uit de professionele risicokaart blijkt dat er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door aardgasleiding W-538-26 en W-538-06

Ten westen van Sommelsdijk vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door aardgasleidingen W-538-26 en W-538-06. Het invloedsgebied van deze leidingen bedraagt 95 m. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen. De aanwezigheid van de leidingen vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende plan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N215

Ten zuiden van Sommelsdijk/Middelharnis vindt vervoer gevaarlijke stoffen plaats over de N215. Het maatgevende invloedsgebied bedraagt door het vervoer van brandbare gassen 355 m. Het plangebied ligt op circa 600 m afstand en ligt dus niet binnen het invloedsgebied. De het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N215 vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende plan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N57

Uit het Basisnet blijkt dat er ten zuiden van Goedereede vervoer gevaarlijke stoffen plaats vindt over de N57. Het maatgevende invloedsgebied bedraagt door het vervoer van brandbare gassen 355 m. Het plangebied ligt op circa 120 m afstand en ligt dus binnen invloedsgebied. Gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal er geen sprake zijn een toename van het groepsrisico en is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over het spoor of over het water. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  • 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  • 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  • 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de beschermde dorpsgebieden van Sommelsdijk, Middelharnis en Goedereede. De bodem in het plangebied bestaat uit zavel met homogeen profiel. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied zijn meerdere watergangen aanwezig. Binnen de planlocatie Goedereede betreft dit boezemwater. Binnen de planlocaties Sommelsdijk en Middelharnis is een hoofdwatergang en overig water aanwezig. Tevens is er in Middelharnis een inlaat- en uitwateringsgeul aanwezig.

Rondom de hoofdwatergangen is sprake van een beschermingszone van 5 m en rondom de overige watergangen van 3 m. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied zijn zowel bij Goedereede als bij Sommelsdijk en Middelharnis regionale waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de waterkeringen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om de stabiliteit van de keringen te kunnen waarborgen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Binnen het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. Tevens zijn er binnen het plangebied regionale waterkeringen gelegen. Vanwege de consoliderende aard van het bestemmingsplan en het feit dat deze niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, wordt de waterhuishouding niet verstoord.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit (woon)bebouwing, groenstroken, plantsoenen, laanbeplanting en watergangen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten en soorten waarvoor een vrijstelling geldt als volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de activiteit te karakteriseren is als bestendig beheer, onderhoud of gebruik of ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit plan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of het plan effecten heeft op de gebieden beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998. Indien significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten moet worden gezocht naar oplossingen in de vorm van mitigerende maatregelen of aanpassingen van het plan. Zijn na verwerking hiervan significant negatieve effecten nog steeds niet uit te sluiten dan kan het plan alleen doorgang vinden als:

  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard;
  • geen alternatieven voorhanden zijn;
  • resterende effecten worden gecompenseerd.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Door de planlocatie Goedereede loopt een Ecologische verbinding. Verder maakt het plangebied geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Rondom het eiland liggen de Natura 2000-gebieden Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek en Grevelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0006.png"

Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode cirkels) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

In het plangebied worden geen ontwikkelingen voorzien. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden worden dan ook uitgesloten.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.verspreidingsatlas.nl en www.waarneming.nl).

Vogels

In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De haven van Goedereede biedt leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als egel, huisspitsmuis en veldmuis. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en de haven van Goedereede kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vaatplanten, vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     egel, huisspitsmuis, veldmuis

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker  
Ontheffingsrege-ling Ffw   tabel 2     -  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   -  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.

Conclusie

Het consoliderende bestemmingsplan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Planologisch relevante kabels en leidingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is een tweetal rioolleidingen aanwezig. In het bestemmingsplan wordt hiervoor een zogenaamde dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.11 Archeologie

Beleid en normstelling

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Het ISGO heeft archeologiebeleid opgesteld voor Goeree-Overflakkee, waarin het wettelijk en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe de gemeenten op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze in de toekomst om kunnen gaan met het archeologisch erfgoed. De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het regionale archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

Hieronder zijn voor Goedereede (figuur 4.2) en Middelharnis en Sommelsdijk (figuur 4.3) twee uitsneden van de beleidskaart opgenomen. Daaruit is op te maken dat het merendeel van het plangebied is voorzien van diverse archeologische verwachtingswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0007.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede beleidskaart archeologie Goeree-Overflakkee

Voor Goedereede valt waar te nemen dat de historische kern is voorzien van de archeologische waarde 3, waarbinnen (bouw)werkzaamheden dieper dan 0,3 m én met een oppervlakte groter dan 100 m² uitsluitend mogelijk zijn nadat voor de locatie archeologisch onderzoek is uitgevoerd. De Mariadijk, de Spuidijk en de Hoofddijk zijn alle voorzien van archeologische verwachtingswaarde 4. Van het resterende deel van het plangebied is het overgrote deel voorzien van waarde 5. Een uitzondering hierop vormt het meest oostelijke deel van de wijk Nieuwe Oostdijk, waar geen verwachtingswaarde geldt. De in de figuur weergegeven locatie van het rijksmonument aan de noordzijde van de kern, valt buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0008.png"

Figuur 4.3 Uitsnede beleidskaart archeologie Goeree-Overflakkee

Qua archeologische verwachtingswaarde kennen Middelharnis en Sommelsdijk een met Goedereede vergelijkbare opbouw. Het merendeel van de dorpskernen kent de verwachtingswaarde 5. De oorspronkelijke kernen in het hart van Middelharnis en Sommelsdijk zijn voorzien van de verwachtingswaarde 3 en het lint heeft verwachtingswaarde 4.

Conclusie

Binnen het plangebied komen de verwachtingswaarden 3, 4 en 5 voor. Bij werkzaamheden die deze waarden mogelijk aantasten, wordt in dat geval een verkennend archeologisch onderzoek gevraagd. Hiertoe wordt een dubbelbestemming opgenomen, waarin voor de betreffende zoneringen de verplichting tot archeologisch onderzoek wordt gekoppeld aan de maatvoeringen die aan de betreffende waarden verbonden zijn.

4.12 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Met ingang van 1 januari 2012 is het aspect 'cultuurhistorie' een verplicht onderdeel dat in de afweging bij het bestemmingsplan moet worden meegenomen.

Monumentenwet 1988

De monumentenzorg is wettelijk geregeld in de Monumentenwet 1988.

De Monumentenwet 1988 heeft (tot Erfgoedwet in werking treedt in januari 2016) betrekking op de volgende elementen:

  • Aanwijzen van rijksmonumenten;
  • Bescherming van stads- en dorpsgezichten;
  • Omgang met archeologische waarden en opgravingen;
  • Vergunningen.

Erfgoedverordening Goeree-Overflakkee 2015

In de gemeentelijke Erfgoedverordening zijn de onderwerpen genoemd in de Monumentenwet 1988 en de procedures rond de vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten geregeld. De Erfgoedverordening bevat voorschriften ten aanzien van rijksmonumenten, aanwijzing en vergunningverlening bij gemeentelijke monumenten en archeologie.

Onderzoek

De cultuurhistorisch van belang zijnde onderdelen in dit plangebied betreffen:

  • beschermde stads- en dorpsgezichten
  • molenbiotopen
  • cultuurhistorisch waardevolle elementen

Beschermd stads- en dorpsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft 'gezichten' als 'Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.'

Goedereede

De stad Goedereede is in 1972 in het geheel aangewezen als stadsgezicht vanwege het algemeen belang door de cultuurhistorische waarde van de plaats. Goedereede vertoont nog duidelijk een stedelijk karakter. Dit karakter wordt voornamelijk bepaald door de centraal liggende Haven en met de hieraan gesitueerde bebouwing, met name de panden aan de markt. Met de vele uit architectonisch oogpunt belangrijke monumenten vormt het totaal van de bebouwing en open ruimte een stedenbouwkundig monument. De aanwijzing betreft met name het gebied binnen de voormalige omgrachting plus een klein deel aan de westzijde waarop een molen is gelegen. Bij stedenbouwkundige maatregelen dient een zorgvuldige behandeling ten aanzien van het historische aspect van het genoemde gebied. Dit betreft met name de Markt, de Noordzijde Haven, de Zuidzijde Haven, de Kerkstraat en het oostelijk gedeelte van de Pieterstraat Het behoud van het vrije zicht op de Korenmolen en toren verdient tevens aanbeveling.

Een nadere beschrijving van de te beschermen waarden is opgenomen in bijlage 4.

Middelharnis-Sommelsdijk

De dorpen zijn in mei 2000 door de ministers van VROM en WZC definitief aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Deze eeuwenoude kernen zijn gave exemplaren van (kerk)ring-(voor)straat-dorpen.

De historisch-ruimtelijke structuur (het historische patroon van straten, dijken, waterlopen en open ruimten) in samenhang met de schaal van de bebouwing van belang. In het grootste deel van het te beschermen gebied is het historische karakter in veel hogere mate bewaard gebleven. Hier zijn ook de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en veelal tevens de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw is de aaneengesloten wijze van bouwen in vrij strakke rooilijnen direct aan de straat, waarbij tuinen en erven duidelijk worden gescheiden van de openbare ruimte.

Kenmerkend en waardevol zijn de indeling en detaillering van de dwarsprofielen van de Voorstraten in beide kernen en in iets mindere mate die van de Ring en Enkele Ring in Sommelsdijk en rond de Haven in Middelharnis.

In beide kernen zijn ook van belang de dwarsprofielen van de oude zeedijk en de havens. De dijk speelt in het ruimtelijk beeld door zijn hoogte, bebouwingswijze en tussen beide kernen zeer rechtlijnige beloop een dominante rol. Vooral de ontmoetingspunten met de Voorstraten, Kaaien en benedendijkse parallelstraten zijn van bijzondere ruimtelijk-visuele waarde voor het dorpsgezicht, omdat van daar de weerslag van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van beide kernen op zichzelf en in hun samenhang optimaal wordt ervaren. In de dwarsprofielen van de havens is van betekenis de verhouding tussen de breedte van het water en de kaden, de hoogte van de gemetselde kademuren en in Middelharnis ook de omringende bebouwing en de inrichting van de kaden zelf.

Niet alleen de bijzondere stedenbouwkundige structuur is goed bewaard gebleven in de twee dorpen, maar ook de, zij het in wisselende mate, historische bebouwing. Voor deze historische bebouwing zijn de vormgeving en detaillering van betekenis voor het historische karakter ervan.

Een nadere beschrijving van de te beschermen waarden is opgenomen in bijlage 5.

Omgang in het bestemmingsplan

Het patroon van straten, dijken, waterlopen, open ruimten en bebouwing is vastgelegd door middel van directe bestemmingen en bouwvlakken met bijbehorende gebruiks- en bouwregels. Daarnaast is voor de gehele beschermde stads- en dorpsgezichten een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen, met aanvullende regels. Aan het historische kerngebied, zoals weergegeven in figuren 4.4 t/m 4.6, is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' toegekend. Hier geldt een strikt beschermingsregime voor zowel bebouwing als openbare ruimte. De overige delen hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' gekregen. Hier gelden minder beperkingen. Op de volgende karakteristieke plekken binnen het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' is voor veranderingen in de openbare ruimte een nadere afweging (via omgevingsvergunning) nodig:

Middelharnis:

  • Burgemeester Bouwmanplein
  • Gemeentebos en volkstuinen
  • Oostdijk
  • Westdijk
  • Zandpad

Sommelsdijk:

  • Kortewegje
  • Zandpad
  • Oostdijk
  • Westdijk
  • Oudelandsedijk
  • Wildeman
  • Oude havenkanaal

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0009.jpg"

Figuur 4.4 Beschermingsregimes beschermd dorpsgezicht, deel Middelharnis (overig gebied ligt buiten aanwijzing en heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0010.jpg"

Figuur 4.5 Beschermingsregimes beschermd dorpsgezicht, deel Sommelsdijk (overig gebied ligt buiten aanwijzing en heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde)

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GObeschermd-BP30_0011.jpg"

Figuur 4.6 Beschermingsregimes beschermd stadsgezicht Goedereede

Molens

In Sommelsdijk aan de Westdijk staat de molen 'De Korenbloem'. Deze stellingmolen dateert uit 1705. In Goedereede aan de Goedereeseweg staat ook een molen. Deze grondzeiler dateert ook uit de 18e eeuw.

Omgang in bestemmingsplan

De molens hebben de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen'. Met deze aanduiding en bijbehorende regeling wordt de cultuurhistorische waarde vastgelegd en het gebruik van de molen mogelijk gemaakt. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. De bijbehorende regeling beschermt de windvang en het vrije zicht op de molen.

Monumenten en beeldbepalende panden en elementen

Goedereede kent een groot aantal rijksmonumenten. Ook in Middelharnis en Sommelsdijk is een groot aantal rijksmonumenten aanwezig. Voorts is er een aanvullende lijst van panden en objecten, die zijn aangemerkt als beeldbepalend. Deze panden en objecten zijn van belang als drager van het beeld van Middelharnis en Sommeldijk. Op dit moment zijn er geen gemeentelijke monumenten in het plangebied aanwezig. Wel wordt geïnventariseerd welke panden in de toekomst mogelijk als gemeentelijk monument kunnen worden aangewezen.

Ter actualisering van de lijst beeldbepalende objecten heeft in het kader van de herziening van het bestemmingsplan een inventarisatie plaatsgehad. Voor deze inventarisatie is (uit oogpunt van burgerparticipatie) de Stichting tot Bescherming van het Dorpsgezicht gevraagd met een voordracht van te beschermen panden/objecten te komen. Hierbij zijn ter richtlijn de criteria van Stichting Dorp Stad & Land meegeven/gehanteerd. Op de volgende wegingsfactoren is de selectie uitgevoerd:

  • architectonische betekenis;
  • betekenis voor de omgeving;
  • geschiedkundige betekenis;
  • uniciteit;
  • gaafheid.

Aan de hand van de 'gewogen scoren' zijn de waarden vermenigvuldigd met een wegingsfactor per onderdeel op een schaal oplopend van 1 tot 5 . Hierbij is tot een eindscore gekomen waarbij de laagste score 28 punten en de hoogste score 66 punten bedraagt.

In klein comité is met de monumentengedelegeerde van Stichting Dorp Stad & Land aan de hand van de aangereikte lijst een eigen afweging gemaakt. In gezamenlijkheid met de Stichting tot Bescherming van het Dorpsgezicht is nadien de definitieve lijst bepaald.

Omgang in bestemmingplan

Alle rijksmonumenten en beeldbepalende panden en objecten zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Rijksmonumenten zijn via de Monumentenwet beschermd, zodat een nadere regeling in het bestemmingsplan niet nodig is. Beeldbepalende panden en objecten zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Hiervoor gelden specifieke bouwregels.

Conclusie

De cultuurhistorisch van belang zijnde onderdelen in dit plangebied (beschermde stads- en dorpsgebieden, molenbiotopen en cultuurhistorisch waardevolle elementen) zijn beschermd en vastgelegd in het bestemmingsplan. Het aspect cultuurhistorie is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.13 Duurzaamheid

Duurzaamheid is binnen monumentenzorg een relatief nieuw onderwerp. Monumenten zijn immers vrijgesteld van het energielabel en middels vrijstellingsmogelijkheden hoeven monumenten ook niet te voldoen aan de isolatievereisten uit het Bouwbesluit.

Duurzaamheid gaat echter niet alleen over energiebesparing, maar ook over verantwoord omgaan met materialen en natuurlijke bronnen. Om deze reden is monumentenzorg al een vorm van duurzaamheid.

Oude gebouwen behouden is dus duurzaam en verantwoord omgaan met materiaal en energie.

Veel eigenaren willen soms meer, met name vanwege besparing op energiekosten, maar veelal ook uit oogpunt van comfort. De geijkte oplossingen worden vaak gevonden in het gebruik van verantwoorde en duurzame materialen zoals plaatsen van dubbelglas en het aanbrengen van dak-, vloer en gevelisolatie. Deze standaard maatregelen ten behoeve van comfort en energiebesparing hebben bij monumenten, en ook bij niet-beschermde historische gebouwen, veelal nadelige gevolgen voor de bijzonder kwaliteiten van het pand en soms ook voor de technische staat van het object. Over het algemeen worden deze voorgestelde veranderingen aan een pand voorgelegd aan een monumentencommissie die daarvoor is ingesteld.

Wil men verantwoord met het milieu en het monument omgaan, moet dus met meer rekening gehouden worden dan met alleen de gasrekening en de comfortwensen.

Bij duurzame monumentenzorg gaat het om een goede balans vinden tussen duurzaamheid en cultureel erfgoed. De juiste balans hangt af van het monument zelf. Bij het ene monument kunnen bepaalde aanpassingen wel uitgevoerd worden, terwijl bij het andere monument dezelfde aanpassingen voor een te grote aantasting van het monument zorgen. Voor duurzaamheidsmaatregelen is daarom kennis van historische bouwmethoden, -materialen en de gevolgen van nieuwe toepassingen hierop nodig.    

Het evenwicht zoeken naar ruimte voor duurzaamheid en behoud van de karakteristieke kenmerken van het beschermd dorps/stadsgezicht om zo de leefbaarheid voor eigenaren voor de komende decennia te kunnen waarborgen is van groot belang.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

5.1 Financieel

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan bevat geen 'bouwplan' in de zin van artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat het opstellen van een exploitatieplan niet nodig is.

Voorts wordt aangesloten op het bestaande ruimtelijk beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee. Op basis hiervan wordt het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar geacht.

5.2 Maatschappelijk

Klankbordgroep

Om een goede participatie van stakeholders mogelijk te maken en in een vroeg stadium kennis te nemen wat er in de samenleving leeft aan planologische en ruimtelijke wensen, is een klankbordgroep samengesteld. In deze klankbordgroep zijn belanghebbende organisaties en instellingen uitgenodigd om informatie aan te leveren die verwerkt kan worden in de Nota van Uitgangspunten (NvU). Op deze wijze ontstaat er op hoofdlijnen, een breed maatschappelijk gedragen stuk in de voorbereidingsfase.

Met deze klankbordgroep is tweemaal overleg gevoerd. In het eerste overleg is voornamelijk kennis genomen wat de wensen en/of opmerkingen van de klankbordleden waren. In het tweede overleg hebben de deelnemers voornamelijk gereageerd op het 1e concept voor deze NvU. In de NvU (bijlage 1) zijn de opmerkingen van de klankbordgroep, voor zover dit mogelijk is, verwerkt. Infrastructurele- of verkeerstechnische opmerkingen kunnen bijvoorbeeld niet in bestemmingsplannen worden opgenomen.

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het bestuurlijk overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de wettelijke overlegpartners toegestuurd. Alleen van het waterschap is een overlegreactie ontvangen. Het waterschap geeft aan in te kunnen stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan. De overlegreactie van het waterschap is opgenomen in bijlage 6.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is op basis van de gemeentelijke inspraakprocedure voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Op 30 september 2015 is een inspraakavond georganiseerd. Er zijn 20 schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6. In bijlage 7 zijn de inspraakreacties samengevat en van een beantwoording voorzien.