Plan: | Kleine Boezem Dirksland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DLDKleineBoezem-BP30 |
Het voornemen is om in het gebied aan de noordzijde van de kern Dirksland 146 woningen te realiseren. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kleine Boezem' dat op 24 augustus 1995 door de toenmalige gemeente Dirksland is vastgesteld. Het plangebied heeft binnen dit bestemmingsplan een agrarische bestemming en een woonbestemming. Het planvoornemen is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk mogelijk te maken, dienen de bestemmingen te worden gewijzigd. Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de nieuwe woonwijk.
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de dorpskern Dirksland. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 84.497 m2 en bestaat uit de volgende kadastrale percelen:
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust BV)
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarische grond ten behoeve van het telen van akkerbouwgewassen. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Mozartsingel en een sloot (afbeelding 2). Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Aarddijkswal (N215). Aan de noordoostzijde van het plangebied is een parkeerterrein gelegen. Aan de oost- en zuidzijde zijn verschillende woonpercelen gelegen en grenst het plangebied aan het Krommepad. Aan de westzijde is een kerk gelegen en grenst het plangebied aan de Staakweg (afbeelding 3).
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Mozartsingel (bron: Google Street View)
Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de rotonde N252-Staakweg (bron: Google Street View)
Het voornemen is om in de toekomstige situatie circa 146 woningen te realiseren (afbeelding 3). Het bouwprogramma bestaat uit 11 vrijstaande woningen en 5 patiowoningen, 22 twee-onder-een-kapwoningen, 69 rijwoningen, 9 sociale huurwoningen en 30 sociale huurappartementen. Binnen het plan worden woningen van betaalbare woningen tot woningen in het duurdere segment gerealiseerd.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: ECHO Urban design)
De ruimtelijke kaders, verkaveling, uitgangspunten voor de openbare ruimte en voor de architectuur van de woningen zijn in een beeldkwaliteitsplan opgenomen (zie Bijlage 1). Bij de verdere uitwerking van de plannen zal hieraan getoetst worden.
Het doel van het stedenbouwkundig ontwerp is het beleefbaar maken van de polder. Dit wordt gerealiseerd door het maken van polderkamers (afbeelding 4). Het stedenbouwkundig ontwerp bestaat uit vier verschillende polderkamers. Deze polderkamers hebben verschillende namen: Haagkamer, Polderboskamer West, Bloemenkamer en Polderboskamer Oost. Deze kamers worden van elkaar gescheiden door de aanleg van groenstructuren. Grenzend aan de bestaande kerk wordt een vijfde kamer toegevoegd, namelijk de Kerktuin. Binnen de (polder)kamers worden de woningen ingepast. De oriëntatie van de woning verschilt per (polder)kamer. Parkeren wordt zoveel mogelijk op eigen kavel opgelost of uit het zicht van de hoofdstructuren. Voor het plan is, naast het stedenbouwkundig ontwerp, ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Afbeelding 4 | Stedenbouwkundige principes - landschappelijke lijnen en (polder)kamers (bron: ECHO Urban design)
Door het realiseren van verschillende polderkamers worden bestaande (zicht)lijnen behouden of versterkt. Binnen het plangebied worden verschillende landschappelijke elementen toegevoegd. Aan de noordzijde van het plangebied (de nieuwe dorpsrand) wordt een groenzone toegevoegd waar gewandeld en gespeeld kan worden (afbeelding 5). Aan de meest zuidelijke punt van het plangebied wordt eveneens een groene zone toegevoegd. Binnen het plangebied worden logische routes gerealiseerd en plekken voor ontmoeting en ontspanning.
Afbeelding 5 | Impressie vanaf de rotonde (bron: ECHO Urban design)
Afbeelding 6 | Impressie vanaf de Mozartsingel (bron: ECHO Urban design)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kleine Boezem' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 24 augustus 1995 door de gemeenteraad vastgesteld van de toenmalige gemeente Dirksland. Dit betreft geen digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Het plangebied heeft binnen dit bestemmingsplan deels een agrarische bestemming en deels een woonbestemming. Het planvoornemen is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Daarnaast is het paraplubestemmingsplan 'Wonen en Parkeren' van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 2 februari 2023 door de gemeenteraad vastgesteld en inmiddels onherroepelijk. Het paraplubestemmingsplan is opgesteld om meer grip te krijgen op het gebruik van reguliere woningen en de mogelijke gevolgen van parkeren te voorkomen.
Om in te kunnen spelen op een eventuele veranderende vraag vanuit de markt en ten behoeve van de stedenbouwkundige uitwerking, is behoefte aan een flexibel bestemmingsplan. Voor het plangebied is daarom de bestemming 'Woongebied' opgenomen. Binnen deze bestemming is vastgelegd dat er maximaal 146 woningen gebouwd mogen worden. Binnen de bestemming 'Woongebied' zijn verschillende bouwvlakken opgenomen. Binnen de bestemming zijn meerdere woningtypes toegestaan. De verschillende woningtypes kunnen naast elkaar worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen eveneens gestapelde woningen worden gebouwd. Daarbuiten mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd.
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor zowel de groenstructuur aan de zuidzijde van het plangebied als voor de groenstructuur aan de noordzijde van het plangebied. Hierbinnen is ook de aanleg van water mogelijk. Voor de hoofdontsluiting van het gebied is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Ter plaatse van de watergangen in de bestemming 'Water' opgenomen.
De regels uit het paraplubestemmingsplan 'Wonen en Parkeren' zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Groen
De groenstructuur aan de noord- en zuidzijde van het plangebied is bestemd als 'Groen'. Binnen de groenbestemming zijn groenvoorzieningen en water mogelijk. Daarnaast zijn binnen de bestemming speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en wandel- en fietspaden toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De reeds aanwezige Mozartsingel is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De overige straten kunnen binnen de bestemming 'Woongebied' worden gerealiseerd. Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is een verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen toegestaan.
Water
Ter plaatse van de hoofdwatergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Naast water zijn binnen deze bestemming ook waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, taluds, duikers en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming is uitsluitend het bouwen van bouwwerken, gen gebouwen zijnde, toegestaan.
Woongebied
De bestemming 'Woongebied' is een globale bestemming waarbinnen meerdere hoofdfuncties mogelijk zijn. Deze hoofdfuncties betreffen wonen, groen, water en verkeer. Wonen is toegestaan in de vorm van grondgebonden woningen. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn eveneens gestapelde woningen mogelijk. Daarnaast zijn parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en wandelpaden en bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en nutsvoorzieningen toegestaan.Voor het bouwen van de woningen geldt, dat er maximaal 146 woningen zijn toegestaan. Voor de woningen geldt een maximum bouwhoogte van 11 meter. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning wordt enkel verleend indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan. Hiervoor is in de regels een voorwaardelijke bepaling opgenomen.
Waterstaat - Waterkering
Aan de oostkant valt het plangebied voor een klein deel binnen de beschermingszone van een waterkering (West Havendijk). Ter bscherming van de waterking is ter plaatse van de beschermingszone de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd. Dit is alleen mogelijk door middel van een afwijking en indien het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overige regels
In de overige regels is de bepaling opgenomen voor het regelen van voldoende parkeergelegenheid bij nieuwe ontwikkelinge conform het paraplubestemmingsplan 'Wonen en parkeren'.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
Eén van de beleidskeuzes is dat steden zich duurzaam ontwikkelen door een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Het Rijk hanteert daartoe een integrale verstedelijkingsstrategie en is actief partij bij het formuleren van een regionale verstedelijkingsstrategie. Het is essentieel dat onze steden gezond, aantrekkelijk, veilig en schoon zijn om in te wonen en te werken, dat er goede en betaalbare woningen beschikbaar zijn en dat woon- en werklocaties bereikbaar zijn.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Het plan voldoet aan verschillende doelstellingen van de Omgevingsvisie, zoals goede, betaalbare en energiezuinige woningen, ruimte voor klimaatadaptatie en een veilige leefomgeving.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 146 woningen en daarmee is de ontwikkeling aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.
In het woningbouwprogramma 2022 van de gemeente Goeree-Overflakkee is voor deze ontwikkeling rekening gehouden met 132 woningen. Gezien de huidige behoefte aan goedkopere en kleinere woningen en gezien de doelstellingen vanuit de provincie en raad ten aanzien van het bouwen van voldoende betaalbare woningen, is het plan geoptimaliseerd. Hierdoor is het aantal woningen toegenomen tot 146, zodat er voorzien kan worden in extra betaalbare woningen. Ondanks deze toename ten opzichte van het woningbouwprogramma wordt voorzien in de huidige behoefte.
Uit de provinciale woningbehoefteraming WBR 2021 blijkt, dat in de periode 2021-2030 op Goeree-Overflakkee behoefte is aan 2.500 woningen. De provincie Zuid-Holland heeft als ambitie om vanaf 2022 tot en met 2030 235.460 woningen (bruto) in Zuid-Holland te realiseren. In woondeals / realisatieagenda's zijn afspraken gemaakt over de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave en de realisatie daarvan. Er zijn vijf regionale realisatieagenda's opgesteld voor de verschillende woonregio's. Er is één regionale realisatieagenda woningbouw opgesteld voor de woonregio Drechtsteden, Alblasserwaard, Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. Van de woningbouwopgave is het streven om vanaf 2025 minimaal 2/3e deel betaalbare woningen te realiseren, waarvan de helft (30%) door corporaties wordt gebouwd. Op basis van de woningbouwprogramma's 2022 zijn in de regio's in totaal voldoende woningen gepland (20.793). Binnen de regionale realisatieagenda ligt de focus op de voortgang c.q. versnelling en daarnaast op de kwaliteit van de te realiseren woningen.
Door middel van een woningmarkt- en woonwensenonderzoek is inzicht verkregen in de verwachte ontwikkeling van de woningbehoefte binnen de gemeente Goeree-Overflakkee. De komende jaren moet er op het eiland een woningtekort worden ingelopen. Hiertoe zullen er 2.270 woningen tot 2030 bij moeten komen. Dit betekent dat er gemiddeld 285 woningen per jaar gebouwd moeten worden. Kwalitatief gezien is er grote behoefte aan goedkope koopwoningen. Deze vraag is met name afkomstig van jonge huishoudens en gezinnen die hun eerste woning willen kopen. Daarnaast is er behoefte aan iets duurdere koopwoningen. Deze vraag is ook deels afkomstig van jonge huishoudens, maar ook van ouderen met vermogen uit een huidige koopwoning. De generatie ouderen die de komende tien jaar 65 wordt, richt zich echter steeds vaker op de koopsector en willen graag een levensloopgeschikte woning kopen. Dat aanbod ontbreekt nu nog. Tot 2030 zullen er, afhankelijk van economische ontwikkelingen, 545 tot 625 sociale huurwoningen bij moeten komen. Dit is 25% tot 28% van de totale woningbehoefte. In de sociale huursector is vooral een extra vraag naar appartementen/levensloopgeschikte woningen.
In dit plan wordt in 39 sociale huurwoningen voorzien. Daarnaast worden 15 goedkope koopwoningen gerealiseerd. Daarmee wordt 37% van het totaal aantal woningen in het plan goedkope woningen (sociale huur en woningen onder de € 300.000). Daarnaast worden 39 woningen betaalbare woningen (onder de € 390.000 conform CPI-indek 2024) gerealiseerd. Daarmee wordt naast de 37% goedkope woningen ook 27% betaalbare woningen in het plan gerealiseerd.
betaalbare woningen. Het overige deel van de woningen bestaat uit een variatie aan grondgebonden koopwoningen, waarvan het grootste deel rijwoningen en voor het overige twee-onder-één-kapwoningen, geschakelde woningen, patiowoningen en vrijstaande woningen. Hierdoor is binnen het plan een grote variatie aan woningtypes aanwezig in zowel het goedkopere als het duurdere segment.
Het plangebied is buiten het bestaand stedelijk gebied gelegen. Het betreft een grootschalige ontwikkeling met 146 woningen. Het is niet mogelijk om binnen het bestaand stedelijk gebied in een dergelijk grote ontwikkeling te voorzien. Teven is in het provinciaal beleid (zie paragraaf 3.2) de locatie als grote buitenstedelijke bouwlocatie aangewezen (3 ha-kaart).
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland (versie 1 april 2023)
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Verstedelijking
De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.
De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:
Wonen
De beleidskeuze van de provincie ten aanzien van wonen is het voorzien in voldoende en passende woningen op de juiste plekken voor de verschillende doelgroepen, waaronder bijzondere doelgroepen en de doelgroepen van woningcorporaties.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarden, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar en in hun uiterlijke verschijning een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juist plek voor nieuwe ontwikkelingen.
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd.
Toetsing provinciaal beleid
In de Verordening Ruimte is aangegeven dat in een nieuwe stedelijk ontwikkeling, die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden mogelijk gemaakt, kan worden voorzien op buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats is weergeven op kaart 19 behorende bij de verordening. Zoals op onderstaande uitsnede van kaart 19 is te zien, is het plangebied aangewezen als grote buitenstedelijke bouwlocatie (3 ha-kaart). Daarmee past de ontwikkeling van woningbouw ter plaatse van het plangebied, binnen het provinciaal beleid.
Afbeelding 7 | Uitsnede kaart 19 buitenstedelijke bouwlocaties (bron: Provincie Zuid-Holland)
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedeijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt dient op basis van de verordening te voorzien in voldoende sociale huurwoningen. In dit plan wordt naast reguliere koopwoningen voorzien in voldoende sociale huurwoningen. Deze woningen bestaan uit appartementen en grondgebonden woningen.
Het plangebied is gelegen in 'beschermingscategorie 3 buitengebied'. Conform de regels uit de verordening (artikel 6.9a) kan in deze gebieden voorzien worden in een ruimtelijke ontwikkeling, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast. In het derde lid van ditzelfde artikel is opgenomen dat deze bepaling niet van toepassing is op de ontwikkeling van natuur- en groengebied en grote buitenstedelijke bouwlocaties. Het plangebied is aangewezen als grote buitenstedelijke bouwlocatie. Toetsing aan de voorwaarden ten aanzien van beschermingscategorie 3 is daarom niet nodig.
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema wonen. De gemeente heeft als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn. De gemeente heeft voor nieuwe initiatieven een zestal basisprincipes opgesteld:
Onderhavige ontwikkeling heeft geen effect op bestaande hoge natuurwaarden en kwetsbare landschappen. Het plangebied is gelegen in het buitengebied, maar betreft een invulling van het gebied tussen het stedelijk gebied van Dirksland aan de zuidzijde en de N215 aan de noordzijde. Aan de westzijde is de begraafplaats gelegen en aan de oostzijde een parkeerterrein en iets verderop het havenkanaal. Daarmee ligt de locatie ingeklemd tussen diverse stedelijke voorzieningen en is er geen sprake van een grote landschappelijke openheid. Een woningbouwontwikkeling op deze locatie is een logische invulling van dit gebied. Tevens is in het plan rekening gehouden met een goede overgangskwaliteit door een groenzone aan de rand van het gebied.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de kernthema's uit de Eilandvisie. Met de gebiedsontwikkeling wordt invulling gegeven aan de huidige behoefte aan meer woningen. In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit en bestaande structuren. Er wordt voorzien in een behoefte aan meer woningen op Goeree-Overflakkee voor voornamelijk de eigen inwoners. Hiermee draagt het bij aan de versterking aan de sociale structuur. Inwoners kunnen in hun eigen dorp blijven wonen of op het eiland blijven wonen. Ten aanzien van duurzaamheid wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4.12 van deze toelichting.
Woonvisie 2018-2024
Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De Woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:
Vraaggestuurd ontwikkelen is essentieel voor de woningmarkt. Dit betekent dat plannen goed aansluiten op de vragen die nu nog niet in de bestaande voorraad bediend worden. In de woonvisie is aangegeven, dat op basis van het WoON-onderzoek er onder andere behoefte is aan woningen in het duurdere koopsegment. Dan gaat het om tweekappers en vrijstaande woningen. In de koopsector blijkt er tevens een tekort bij de goedkoopste koopwoningen: liefst eenvoudige rijwoningen. De vraag naar deze woningen komt vooral van starters.
Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.
Bij kernen waarin de afgelopen jaren weinig gebouwd is, is het gewenst om differentiatie aan te brengen afhankelijk van de vraag in de kern.
Vanwege de vergrijzing wordt de vraag naar seniorenwoningen binnen Goeree-Overflakkee steeds groter. Ook starterswoningen zijn op dit moment schaars. Met de ontwikkeling van grondgebonden levensloopwoningen, starterswoningen en eengezinswoningen wordt voorzien in de kwalitatieve behoefte, zoals beschreven in de woonvisie. De kwantitatieve behoefte is ten opzichte van 2018 (landelijk/provinciaal) toegenomen.
Uit het onlangs uitgevoerde woningmarkt- en woonwensenonderzoek komt naar voren, dat er 2.270 extra woningen tot 2030 nodig zijn. Kwalitatief gezien is er grote behoefte aan goedkope koopwoningen. Daarnaast is er behoefte aan iets duurdere koopwoningen en levensloopgeschikte woningen. Tot 2030 zullen er, afhankelijk van economische ontwikkelingen, 545 tot 625 sociale huurwoningen bij moeten komen. Dit is 25% tot 28% van de totale woningbehoefte. In de sociale huursector is vooral een extra vraag naar appartementen/levensloopgeschikte woningen.
In de Realisatieagenda zijn afspraken gemaakt over de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave in de woonregio Drechtsteden, Alblasserwaard, Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. Van de woningbouwopgave is het streven om vanaf 2025 minimaal 2/3e deel betaalbare woningen te realiseren, waarvan de helft (30%) door corporaties wordt gebouwd. Op basis van de woningbouwprogramma's 2022 zijn in de regio's in totaal voldoende woningen gepland (20.793). In de Regionale Realisatie Agenda (RRA) heeft de gemeente Goeree-Overflakkee een inspanningsverplichting op zich genomen om te groeien naar een sociale voorraad van 30%. Momenteel is de omvang van de sociale woningvoorraad op Goeree-Overflakkee 29,2%. Met de realisatie van de sociale huurwoningen in dit plan wordt hier aan bijgedragen.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een eigen archeologiebeleid. Als uitgangspunt streeft de gemeente er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk ’ín situ’ (in de bodem) te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingkosten uitgespaard. In gebieden met een lage en zeer lage archeologische verwachting gelden op Goeree-Overflakkee geen archeologische voorschriften.
Het plangebied is gelegen in een gebied waar geen archeologische waarden gelden (afbeelding 8). Een archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd.
Afbeelding 8 | Uitsnede Archeologische Beleidskaart Goeree-Overflakkee (bron: gemeente Goeree-Overflakkee)
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig (afbeelding 9). Op grotere afstand van het plangebied zijn wel enkele rijksmonumenten gelegen. De planontwikkeling heeft, gelet op de grote afstand, geen negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden van deze rijksmonumenten.
Afbeelding 9 | Uitsnede Cultuurhistorische Atlas (bron: Provincie Zuid-Holland)
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Milieugevoelige objecten (zoals woningen) moeten beschermd worden tegen milieubelastende functies. In de nabije omgeving zijn geen bedrijfsbestemmingen gelegen. Aan de westzijde van het plangebied is een begraafplaats aanwezig. Hiervoor geldt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering', een richtafstand van 10 meter. De afstand tussen het plangebied en de begraafplaats bedraagt ruim 25 meter, waardoor aan de richtafstand wordt voldaan.
Aan de zuidwestzijde van het plangebied is een kerk aanwezig. Hiervoor geldt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering', een richtafstand van 30 meter waarbij het aspect geluid (kerkklok en verkeersaantrekkende werking) maatgevend is. De afstand tussen de maatschappelijke bestemming en het toekomstige bouwvlak bedraagt circa 16 meter. Hierdoor wordt niet voldaan aan de richtafstand. De kerk wordt echter voornamelijk op zondag gebruikt voor twee diensten (om 10:00 en om 18:00) en voor enkele doordeweekse diensten (voornamelijk bruiloften en uitvaarten). Geluidoverlast vanwege aantrekkend verkeer en kerkklokken is daarom beperkt tot een aantal specifieke (korte) momenten. Gelet op het dorpse karakter en de behoefte aan nieuwe woningen wordt de situatie aanvaardbaar geacht.
Aan de oostzijde van het plangebied is een parkeerterrein aanwezig. Hiervoor geldt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de parkeerplaats, gemeten vanaf de westelijke zijde van de verkeersbestemming, tot het toekomstige bouwvlak bedraagt ca. 16 meter. Hierdoor wordt niet voldaan aan de richtafstand. Het parkeerterrein, bestaande uit 319 parkeerplaatsen, wordt gebruikt door bezoekers en het personeel van het nabijgelegen Van Weel-Bethseda Ziekenhuis. De parkeervoorzieningen van het ziekenhuis zelf dienen namelijk zoveel mogelijk vrij te worden gehouden voor (kort)parkerende bezoekers en patiënten (maximaal 3 uur). Dit betekent dat het parkeerterrein aan de Mozartsingel voornamelijk door langparkeerders wordt gebruikt. Gezien de functie van de parkeervoorziening als opvang voor langparkeerders van het ziekenhuis zal de parkeerduur relatief lang zijn. Gesteld kan worden dat de turnover (het aantal maal dat een parkeerplaats per etmaal wordt benut) relatief laag ligt. Het is daarom aannemelijk dat het aan- en afrijden van autoverkeer op dit parkeeterrein beperkt is ten opzichte van een regulier parkeerterrein waar in de VNG-brochure wordt uitgegaan en dat daarmee ook met een kleinere richtafstand een goed woon- en leefklimaat niet in de weg staat. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.6 van deze toelichting) zijn de autobewegingen op het parkeerterrein meegenomen. Uit dit onderzoek blijkt, dat ter plaatse van het oostelijke deel van de Mozartsingel nabij het parkeerterrein, de geluidsbelasting vrijwel uitsluitend wordt bepaald door het verkeer op de Mozartsingel en niet zozeer van het verkeer naar en op het parkeerterrein. Het verkeer op het parkeerterrein veroorzaakt geen geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Hiermee wordt bevestigd, dat ondanks er niet voldaan wordt aan de richtafstand tot het parkeerterrein, dit geen invloed heeft op het goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.
In de groenzone ten noordoosten van het plangebied (ten noorden van het parkeerterrein) is het voornemen om een speelvoorziening aan te leggen bestaande uit een trapveldje en een pumptrack. Het trapveldje wordt als een reguliere speelvoorziening gezien, passend binnen een woonwijk. Een pumptrack betreft geen reguliere speelvoorziening, echter komt een dergelijke functie niet voor in de lijst met activiteiten uit de VNG-brochure. Daarom is aansluiting gezocht bij de activiteit 'veldsportcomplex'. Hiermee is de pumptrack het meeste vergelijkbaar. Voor een veldsportcomplex geldt een richtafstand van 50 meter tot een rustige woonwijk. De daadwerkelijke afstand zal circa 100 meter bedragen. Hiermee wordt (ruim) voldaan aan de richtafstand. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Het plangebied heeft voor een groot deel de bestemming 'Agrarisch'. Aangezien er een gevoeligere functie mogelijk gemaakt wordt, is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Door ATKB is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen uit de normen NEN5725 en NEN5740 en het Handelingskader PFAS. Het onderzoek bestaat uit een vooronderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden hebben geen afwijkingen plaatsgevonden die een negatieve invloed kunnen hebben op het onderzoeksresultaat.
De bodem op de locatie bestaat tot de maximale boordiepte uit klein en lokaal veen. De stijghoogte van het grondwater is vastgesteld op 1,00 - 1,50 m-mv. In de bodem zijn bijmengingen met baksteen en kolengruis aangetroffen.
Op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Daarnaast is geen (bijmenging met) bodemvreemd materiaal vastgesteld en is de locatie op basis van historische gegevens niet verdacht voor het voorkomen van asbest. Er is geen aanleiding voor aanvullend onderzoek.
De kleiige bovengrond is licht verontreinigd met lood. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De herkomst van de lichte verontreiniging is niet bekend. De bovengrond voldoet op basis van PFAS aan de kwaliteitsklasse achtergrondwaarde. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen, xylenen, naftaleen en minerale olie.
De aangetroffen lichte verontreinigingen geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen de externe veiligheidsrisico's.
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn de volgende risicovolle inrichtingen gelegen (afbeelding 10):
Het plangebied is niet gelegen binnen een 10-6 contour van het plaatsgebonden risico of het invloedsgebied van deze risicovolle inrichtingen. Gelet op de grote afstand tussen het plangebied en deze risicovolle inrichtingen zijn er geen negatieve effecten te verwachten in het kader van externe veiligheid.
Afbeelding 10 | Uitsnede professionele risicokaart (bron: IPO)
Vervoer gevaarlijke stoffen
Aan de zuidzijde van het plangebied is, op een afstand van 1,15 kilometer van het plangebied, een gasleiding aanwezig (afbeelding 10). De buisleiding vormt, gezien de grote afstand, geen onaanvaardbaar risico voor de gebruikers van de toekomstige woonpercelen. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Woningen dienen, conform de Wet geluidhinder, beoordeeld te worden als geluidsgevoelige objecten. Het plangebied is gelegen binnen de onderzoekszone van de N215, de route Staakweg/Boezemweg en de West Havendijk. Een akoestisch onderzoek is om deze reden benodigd.
Door Kuiper Compagnons is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). In het kader van dit onderzoek is uit een eerste beschouwing gebleken, dat het verkeer op de West Havendijk zodanig laag is in relatie met de afstand tot de nieuwe woningen (meer dan 200 meter), dat deze weg niet in het onderzoek is beschouwd. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is ook onderzoek uitgevoerd naar het verkeer op de in de nabijheid gelegen 30 km-wegen, zoals de Mozartsingel en de toevoerweg naar het parkeerterrein en de wegen op het parkeerterrein.
Uit het onderzoek voor de nieuwe woningen blijkt dat het verkeer op alle beschouwde wegen een geluidsbelasting veroorzaakt die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Omdat de maximale hogere waarde van 63 dB niet wordt overschreden zijn dove gevels niet noodzakelijk. Veruit de meeste woningen hebben zonder verdere maatregelen een geluidsluwe gevel en geluidsluwe tuin. Alleen een deel van de eerstelijnsbebouwing langs de Staakweg en de N215 heeft geen geluidsluwe tuin, omdat deze aan de wegzijde is gelegen. Om bij deze woningen de tuin geluidsluw te maken kan een geluidsscherm langs de Staakweg en de N215 worden gerealiseerd van circa 850 meter lang en 1,5 meter hoog. In die situatie hebben alle woningen een geluidsluwe tuin. Omdat elk van de woningen reeds een geluidsluwe gevel heeft, wordt in dat geval voldaan aan de voorwaarden uit het van toepassing geachte geluidbeleid. Een alternatief kan zijn om bij de woningen langs de Staakweg en de N215 een geluidsluwe tuin/zitje te maken aan de geluidsluwe zijde van de woning. Voor enkele woningen op de hoek van de Staakweg en de Mozartsingel kan een geluidsluwe tuin worden gerealiseerd door een geluidsscherm langs de perceelsgrens te realiseren of door deze woningen een kwart slag te draaien waarbij de tuin naar de noordzijde wordt verplaatst. Het vervangen van de klinkerverharding op de Mozartsingel door een asfaltverharding leidt zonder andere maatregelen eveneens tot een geluidsluwe tuin bij deze woningen waarbij ook op de verdieping de cumulatieve geluidsbelasting wordt gereduceerd tot 53 dB (geluidsluwe gevel). Omdat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde(n) aan de orde is bij de nieuwe woningen, moet een hogere waarde procedure in het kader van de Wgh worden doorlopen.
In verband met de schaal van het project is ook beoordeeld of de verkeerstoename van het plan een significante geluidsbijdrage veroorzaakt ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving van het plan. In de huidige situatie heeft de Mozartsingel een verkeersintensiteit van 1.500-2.100 mvt/etmaal. In het akoestisch onderzoek is gerekend met 2.100 mvt/etmaal. De toename van de verkeersintensiteit op de Mozartsingel bedraagt maximaal 800 mvt/etmaal. Dit betekent dat de verkeersintensiteit toeneemt van 2.100 mvt/etmaal naar 2.900 mvt/etmaal. De toename van de geluidbelasting bedraagt hiermee maximaal 1,4 dB (10*log(2.900/2.100)). De toename van de verkeersintensiteit op de andere wegen is lager, aangezien de verkeersintensiteit op die wegen veel hoger is. Daar zal dus een toename zijn van (veel) minder dan 1,4 dB. Een toename van 1,5 dB is niet hoorbaar voor het menselijk gehoor. Aangezien overal de toename van de geluidbelasting minder dan 1,5 dB betreft, is de toename auditief niet waarneembaar.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
Ten noorden van het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Voor het overige zijn in of in de nabijheid van het plangebied geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Ten behoeve van de uitvoeringsfase is een KLIC-melding gedaan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zie onderstaande afbeelding. Dit is gebaseerd op 987 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, zie 4.10 Verkeer en parkeren. Omdat in het gebied uitsluitend woningen worden gerealiseerd en geen andere verkeersaantrekkende functies, is uitgegaan van 1% vrachtverkeer. Dit betreft de vuilniswagen en incidenteel een grotere vrachtwagen voor bijvoorbeeld het leveren van grote goederen of voor een verhuizing. In het worst-case scenario rijdt er elke dag een vuilniswagen, een verhuiswagen en een vragen voor het leveren van grote goederen door de wijk. Dit levert 6 verkeersbewegingen voor vrachtverkeer per dag op. Voor het jaar van planrealisatie is 2026 aangehouden. In 2024 zullen de gronden bouwrijp worden gemaakt en in 2025 zal gestart worden met de bouw van de woningen. Als worstcasescenario is ervan uitgegaan dat alle woningen in 2025 gebouwd worden en dat in 2026 alle woningen in gebruik zijn.
Afbeelding 11 | NIBM (bron: Infomil)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van NSL-monitoringstool. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 weergegeven.
Afbeelding 12 | Uitsnede NSL monitoringstool (bron: Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit)
Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied (monitoringsjaar 2021) de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 13,79 µg/m3, 15,71 µg/m3 en 8,20 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3 ) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De luchtkwaliteitssituatie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
Ook op basis van de luchtkwaliteitskaarten (2022) van Milieudienst Rijnmond blijkt dat de jaargemiddelde concentraties onder de grenswaarde blijft:
Afbeelding 13 | Luchtkwaliteitskaart NO2 (bron: DCMR)
Afbeelding 14 | Luchtkwaliteitskaart PM10 (bron: DCMR)
Afbeelding 15 | Luchtkwaliteitskaart PM2,5 (bron: DCMR)
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is de Grevelingen. Dit natuurgebied ligt op circa 2,9 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.
Voor dit plan is voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend. De uitgangspunten, de invoergegevens en de export vanuit de AERIUS-calculator zijn opgenomen in het rapport in Bijlage 5. De uitkomst van de stikstofberekening is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). De agrarische gronden worden intensief gebruikt en goed onderhouden. Een deel van de watergang wordt gedempt, mogelijk worden er ook nog enkele bomen en/of heesters gekapt. Een quickscan Wet natuurbescherming is om deze reden nodig. MaGRID heeft op 19 oktober 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat de aanwezige habitat langs de sloten en de centrale watergang (steile oevers, weinig oevervegetatie, geen drijvende vegetatie) nauwelijks geschikt lijkt te zijn voor de waterspitsmuis. Verder blijkt dat negatieve effecten van de werkzaamheden op de noordse woelmuis (populatie,omvang en kwaliteit van het leefgebied) vrijwel zijn uitgesloten. De aanwezige habitat lijkt weinig geschikt voor deze soort. Het gebied is zeer geschikt voor veldmuizen. Voor beide muizensoorten is er geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Significant negatieve effecten van de werkzaamheden op leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) reptielen en amfibieën kunnen redelijkerwijs worden uitgesloten. Significant negatieve effecten op leefgebied of voortplantingslocaties van beschermde vlinders, libellen en overige ongewervelde dieren kunnen eveneens worden uitgesloten. In het projectgebied komen geen wettelijk beschermde plantensoorten of invasieve soorten voor. Met betrekking tot broedvogels moeten werkzaamheden plaatsvinden buiten het broedseizoen (15 augustus - 1 maart). Voor overige zoogdieren (bunzing, haas, mol, ree etc.) geldt de zorgplicht.
In te kappen bomen (twee rijen witte elzen en populierenbosje) ontbreken potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen. Wel vormen deze bomen mogelijk een foerageergebied. Deze functie zal tijdelijk en plaatselijk verdwijnen, maar zal op termijn ruimschoots worden gecompenseerd door de aanplant van nieuwe bomen in de te bouwen woonwijk en in de aan te leggen parkzone. In de omgeving van het plangebied blijven voldoende foerageergebieden en vliegroutes voor vleermuizen beschikbaar ten tijde van de ontwikkeling van de woonwijk. Negatieve effecten van de werkzaamheden op vleermuizen (populatie, omvang en kwaliteit van het leefgebied) zijn vrijwel uitgesloten. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Nader onderzoek en het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Voor de aspecten parkeren en verkeersgeneratie is de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gehanteerd. De gemeente Goeree-Overflakkee is aangeduid als 'weinig stedelijk' gebied. De locatie is aan te merken als het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Binnen de gemeente Goeree-Overflakkee wordt daarbij uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte die in de norm is opgenomen. Het plan bestaat uit woningen in verschillende bebouwingstypes. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat het plan een parkeerbehoefte heeft van 280 parkeerplaatsen. Dit is inclusief bezoekersparkeren (0,3 parkeerplaats per woning).
Het parkeren is onderverdeeld in parkeren op eigen terrein en in het openbaar gebied. Binnen het plangebied worden 68 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en 221 parkeerplaatsen in de openbare ruimte, zowel in parkeerkoffers als in de straat. In totaal wordt er binnen het plangebied voorzien in 286 parkeerplaatsen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte.
Type woning | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte | ||
Koop, huis, vrijstaand | 16 | 2,3 | 36,8 | ||
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 22 | 2,2 | 48,4 | ||
Koop, huis, tussen/hoek | 69 | 2,0 | 138 | ||
Huur, huis, sociale huur | 9 | 1,6 | 14,4 | ||
Huur appartement, midden/goedkoop | 30 | 1,4 | 42 | ||
Totaal | 146 | 279,6 |
Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de richtlijnen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 voor een gebied met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijke gebied' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Uit onderstaande tabel blijkt dat de verkeersgeneratie afgerond 987 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt.
Type woning | Aantal woningen | Gemiddelde verkeers- generatie per woning | Totale gemiddelde verkeersgeneratie |
Koop, huis, vrijstaand | 16 | 8,2 | 131,2 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 22 | 7,8 | 171,6 |
Koop, huis, tussen/hoek | 69 | 7,4 | 510,6 |
Huur, huis, sociale huur | 9 | 5,6 | 50,4 |
Huur appartement, midden/goedkoop | 30 | 4,1 | 123,0 |
Totaal | 146 | 986,8 |
Ontsluiting
Binnen het plangebied worden zowel de twee westelijke polderkamers als de twee oostelijke polderkamers met elkaar verbonden voor de auto. De kerkentuin vangt het parkeren vroegtijdig af. Binnen de kerkentuin wordt een fietsstraat aangelegd. Het plangebied wordt in westelijke, zuidelijke en oostelijke richting ontsloten. De verwachting is dat vrijwel alle woon-werk bewegingen zullen plaatsvinden naar locaties buiten Dirksland. Gelet op de relatief grote afstanden op Goeree-Overflakkee, zullen de woon-werk bewegingen met de auto worden afgelegd. De verwachting is dat het grootste deel (80%) van de verkeersbewegingen in westelijke richting via de Staakweg naar de N215 gaan.
Voor de overige 20% van de verkeersbewegingen is het uitgangspunt dat deze een herkomst/bestemming hebben binnen of in de directe omgeving van Dirksland, bijvoorbeeld een bezoek aan de supermarkt, sportverenigingen of het centrum. Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Dirksland, waardoor vrijwel alle bestemmingen via de zuidzijde het snelst te bereiken zijn. De verwachting is dat deze bewegingen zich verdelen over de zuidelijke ontsluiting (Verdilaan, 15%) en de oostelijke ontsluiting (Mozartsingel, 5%).
De mogelijkheid bestaat dat een autobeweging op lange afstand door het centrum van Dirksland rijdt. Tegelijkertijd is het ook mogelijk dat een beweging op korte afstand (vanaf het plangebied naar bijvoorbeeld het bedrijventerrein Watertoren) de provinciale weg (N215) neemt. Naar verwachting gaat dit om kleine aantallen die elkaar opheffen en daardoor nauwelijks invloed hebben op de verwachte verdeling.
De Mozartsingel, de Staakweg en de West Havendijk hebben, naar verwachting, voldoende capaciteit om de toename van het aantal verkeersbewegingen af te wikkelen. De toename van het aantal verkeersbewegingen heeft daarom geen nadelige invloed op de goede werking van de omliggende wegen.
Afbeelding 13 | Verkeersverdeling (bron: Juust B.V.)
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau. Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Voor het adviseren over en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen van derden maakt het waterschap gebruik van het watertoetsproces.
Voldoende water - wateroverlast
Het streefbeeld is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het watersysteem dient te voldoen aan het principe van waterneutraal bouwen, dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken en infiltratie van water mogelijk te maken. Uitgangspunt vasthouden-bergen-afvoeren Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het plangebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichtbij het plangebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient in ieder geval binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden. De verbindingen tussen wateren horen daar ook bij. Bij een plan wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat 10% van de toename aan m² verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 500 m2 in het stedelijk gebied en 1.500 m² in het landelijk gebied.
Het plangebied ligt in het landelijk gebied. Het plangebied is in de huidige situatie volledig onverhard. Met de gewenste ontwikkeling wordt verharding toegevoegd in de vorm van bebouwing, erfverharding op de woonpercelen en verharding aan infrastructuur (wegen en paden). De toename aan verharding zal circa 39.147 m2 bedragen (woningen, erfbebouwing en infrastructuur). Hiervoor is een compenserende waterberging nodig van 10%. Dit bedraagt 3.915 m2. In de toekomstige situatie zal 3.560 m2 aan water aangelegd worden binnen het plangebied en 2.100 m2 nabij het plangebied. In totaal wordt er 5.660 m2 aan water aangelegd door middel van de verbreding van bestaande watergangen. Hierdoor wordt voorzien in voldoende waterberging binnen het peilgebied. Ook op basis van het nieuwe beleid van het waterschap dat per 1 januari 2024 inwerking zal treden en uitgaat van 14% watercompensatie (5.480 m2) wordt met de aanleg van 5.660 m2 water hieraan voldaan.
Watersysteem
Met het Waterschap Hollandse Delta heeft overleg plaatsgevonden over het watersysteem in het gebied. Daarbij is ook gekeken naar een mogelijke peilverhoging en welke maatregelen daartoe getroffen dient te worden. Daarnaast is geanalyseerd of aan de bestaande duikers, de pomp Krommepad en de stuw Staakweg maatregelen getroffen moeten worden voor een goed functionerend watersyteem. Hierover is met het waterschap reeds overleg gevoerd. In de verdere civieltechnische uitwerking van het plan zal hier nader invulling aan worden gegeven.
Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uitgegaan wordt van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water.
De afvoer van het afvalwater wordt aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater zal via de bodem afstromen naar het oppervlaktewater. Het plan heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. Er worden geen producten of materialen gebruikt die een nadelige invloed kunnen hebben op het grondwater. Er worden geen (bouw)materialen gebruikt waardoor het afstromende hemelwater verontreinigd kan worden.
Veiligheid
Aan de oostzijde ligt het plangebied voor een klein deel binnen de beschermingszone van een waterkering (West Havendijk). Ter plaatse zijn geen werkzaamheden voorzien. Het plan heeft daarmee geen invloed op de ligging van de waterkering en waterveiligheid.
Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.
In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.
Duurzaam benutten en beheren ondergrond
De ondergrond maakt onlosmakelijk deel uit van ruimtelijke opgaven. De ondergrond is de basis voor ruimtelijke ontwikkeling. De karakteristieken van de ondergrond zijn bepalend voor het landschap en de wijze waarop door de eeuwen heen deze landschappelijk zijn ingericht en steden en dorpen zijn gebouwd.
De ondergrond wordt steeds intensiever gebruik. Het wordt daarom steeds belangrijker om ruimtelijke functies in de ondergrondse ruimte te ordenen en te positioneren.
Toekomstbestendig bouwen
De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):
Plangebied
Klimaatrisico hitte
In het plan wordt rekening gehouden met klimaatadaptatie door te voorzien in voldoende groen en water. Door de aanleg van groenvoorzieningen en behoud en verbreding van de watergangen wordt het klimaatrisico op hittestress verminderd. Ook de aanplant van bomen waardoor er meer schaduwwerking is tijdens hete en zonnige periodes leidt tot een vermindering van hittestress. De huidige watergang centraal in het plangebied wordt behouden. Tevens is er sprake van een ruime opzet van de straatprofielen. Hierin wordt voorzien in brede groenstroken langs de straat waarin ook ruimte is voor de aanplant van bomen.
Klimaatrisico droogte
Waar mogelijk wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd. Hierdoor blijft het risico op (zettings-)schade door langdurige droogte klein. Zoals ook onder 'klimaatrisico hitte' is aangegeven, is er in de wegprofielen voldoende ruimte voor groen en het aanplanten van bomen. Dit zorgt voor schaduwwerking en minder droogte.
Klimaatrisico wateroverlast en overstroming
In het plan worden de bestaande watergangen verbreed en de doorstroming vergroot. Tijdens hevige buien kan hier opvang van regenwater plaatsvinden. Daarnaast zijn in de profielen ook groenstroken voorzien. Hiermee is in de straten minder verharding aanwezig en kan regenwater in de grond infiltreren. Wateroverlast in bijvoorbeeld voortuinen wordt hiermee voorkomen.
Het plangebied is niet in of nabij een waterkering gelegen. De planontwikkeling heeft daarmee geen effect op de waterkeringen. Op basis van de kaart 'Maximale waterhoogte bij een dijkdoorbraak' van de Atlas Leefomgeving is het plangebied niet gelegen in een gebied met een overstromingsrisico.
Klimaatrisico bodemdaling
De bodem is in de huidige situatie in gebruik als agrarische grond. Er zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig. De bodem wordt vooralsnog niet benut voor aardwarmte of warmte-koude opslag. De bodem binnen het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit zeekleigronden. Het kleidek heeft een dikte tussen de 1,00 meter en 1,20 meter. Het plangebied betreft geen sterk afgegraven, opgehoogd of verwerkt terrein. Er is sprake van een stabiele bodem.
Technische uitwerking plan
Het plan wordt in een later stadium civieltechnisch uitgewerkt. Dit wordt na de fase van het bestemmingsplan gedaan. Tijdens de civieltechnische uitwerking kan er verder vorm worden gegeven aan de te nemen (technische) maatregelen ten aanzien van klimaatadaptatie. Vooralsnog is er geen sprake van klimaatrisico's voor het plangebied.
Toekomstbestendig bouwen
De woningen worden aardgasvrij gerealiseerd en voorzien van een duurzame warmtevoorziening en opwek. Waar mogelijk wordt gewerkt met circulaire materialen. Hergebruik van materialen is niet aan de orde aangezien het plangebied geheel onbebouwd is. Een gezonde leefomgeving wordt gerealiseerd door het toevoegen van een groenzone aan de noordzijde van het plangebied en in de punt van de kerkentuin. Hier is ruimte voor ontmoeting tussen buurtbewoners, het maken van een ommetje en speelmogelijkheden voor kinderen. Ook in de polderkamers worden speelgelegenheden toegevoegd voor jonge kinderen. Door het toevoegen van bloemrijke grassen, zachte oevers, planten en bomen worden geschikte leefmilieus gerealiserd voor zowel insecten als vogels.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D is de activiteit 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein' opgenomen met een drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen. Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (Bijlage 6) Uit deze notitie blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) is daardoor niet noodzakelijk.
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van maximaal 146 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Goeree-Overflakkee sluit met de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
Participatie
Op 16 oktober 2023 heeft een inloopavond/informatie-avond plaatsgevonden voor inwoners van Dirksland en andere belangstellenden. Tijdens deze avond is het stedenbouwkundig ontwerp gepresenteerd en was er de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
Dit jaar is ook de dialoog gevoerd met Gereformeerde Gemeente (naastgelegen kerk met pastorie) en Dorpsraad Dirksland. Ook het ziekenhuis (als eigenaar van het parkeerterrein) is op de hoogte van de planontwikkeling.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval besproken met de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in ee Nota zienswijzen (zie Bijlage 7). Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.