Plan: | Bestemmingsplan Oudehaske - Parkzone |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1921.BPOUH14PARKZONE-VA01 |
De gemeente Heerenveen en Skarsterlân hebben in 2005 in de "Integrale visie Heerenveen - Skarsterlân" de intentie uitgesproken om, als onderdeel van de "binnenlijst" de Ecologische verbindingszone langs Oudehaske te versterken.
De strook ten oosten van Oudehaske is minder geschikt voor woningbouw vanwege de ligging binnen de zonegrens van de hoogspanningsleiding. Onlangs is besloten om de plannen om deze leidingen te verzwaren niet door te zetten. Het geheel vrij houden van het tracé en de reserveringsstrook is daarom niet noodzakelijk.
Door de smalle overgangsstrook achter de jongste uitbreiding samen te voegen met de gronden van de reserveringsstrook kan een ecologische parkzone met een breedte van ruim 50 meter worden aangelegd.
Met de realisatie van dit gebied kan ook invulling gegeven worden aan de compensatieplicht van 2500 m2 die ontstaan is met de aanleg van het fietspad Badweg - 1e fase.
Het plangebied heeft betrekking op het gebied direct ten oosten van Oudehaske dat grenst aan de percelen van particuliere woningbouw. Aan de noordzijde wordt het gebied begrenst door de zuidgrens van het erf van Jousterweg 148. Aan de oostzijde wordt de kadastrale grens aangehouden van het eigendom van de gemeente. Deze loopt door de verbrede, grotendeels dichtgegroeide sloot aan de westzijde van kadastraal perceel L 2330.
afbeelding 1: ligging plangebied
De gebruiks- en bebouwings mogelijkheden van het plangebied zijn geregeld in het bestemmingsplan Oudehaske - Oost, vastgesteld op 22 februari 1995. De gronden zijn daarin voorzien van een agrarische bestemming. Daarnaast is een aanduiding van de zone van de hoogspanningsleiding opgenomen.
afbeelding 2: geldend bestemmingsplan Oudehaske - Oost
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied en de beoogde ontwikkeling en de vertaling daarvan naar de uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 worden die uitgangspunten getoetst aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten en in hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht.
In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid toegelicht en in hoofdstuk 7 het overleg met de overlegpartners en de inspraak. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de stappen van de raadsvaststelling toegelicht.
Oudehaske ligt aan het gedeelte van de A7 dat is gelegen tussen het klaverblad bij Heerenveen en de rotonde bij Joure. Het dorp is dan ook goed bereikbaar.
Aan de zuidzijde van Oudehaske ligt het Nannewiid, een veen-graverij uit de 18de eeuw. Hoewel het dorp reeds voor het jaar 100 is gesticht, dateert de groei pas vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw. Het hart van Oudehaske is bij de aansluitingen van de Hasker Utgongen aan de Badweg op de Jousterweg ontstaan. Ook de Overspitting, het water noordelijk van de Jousterweg, heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van Oudehaske. Na de Tweede Wereldoorlog is Oudehaske tevens uitgegroeid tot een recreatiedorp met meerdere kampeerterreinen. Geleidelijk is dit kenmerk verdrongen als gevolg van een sterke toename van de woonfunctie.
Deze woonfunctie is ontstaan langs de Jousterweg en de Badweg. Het dorp is dan ook van oorsprong een lintdorp. Ter hoogte van de aansluiting met de Badweg is de bebouwing enigszins geconcentreerd. Naarmate men de randen van de bebouwde kom nadert, is de structuur van de bebouwing wat losser en dringt het buitengebied naar binnen. Oudehaske is daarmee ook vooral een groen dorp, dit wordt in het centrum versterkt door de aanwezige beplanting.
Met de toename van de bevolking ontstond in de jaren ’60 van de vorige eeuw behoefte aan een planmatige groei van het woningbestand. Het dorp werd ten oosten van de Badweg uitgebreid. Later werd, als gevolg van vraag naar recreatiewoningen, een plan ontwikkeld aan de Wiidswâl, bedoeld voor de bouw van een tweede woning aan het water. Momenteel wordt een groot deel van deze woningen legaal permanent bewoond. De Menning, aan de oostzijde van het dorp is de laatste planmatige uitbreiding.
Het plangebied, aan de oostzijde van Oudehaske grenst aan de achtererven van de nieuwe woningen aan de Menning.
figuur 2 omgeving plangebied
In het plangebied wordt het oorspronkelijke agrarisch gebruik zo veel mogelijk doorgezet. Daar waar grond nodig was voor woningbouw werd dat gebruik noodzakelijkerwijs beëindigd.
figuur 3 huidige situatie plangebied
Voor de aanleg van het fietspad langs de Badweg moet nog 2500 m2 natuur compensatie gerealiseerd worden.
Aan de oostzijde van Oudehaske loopt een provinciale ecologische verbindingszone. Deze zone is onderdeel van de Integrale visie Heerenveen - Skarsterlân en daarin omschreven als de "Binnenlijst". Tussen de Jousterweg en de Veenscheiding is de strook ca. 15 meter breed. Voor dit plandeel wordt een minimale breedte van 50 meter aanbevolen.
figuur 4 beoogde inrichting plangebied
Door de resterende strook tussen de bestaande smalle zone en de achtererven van de woningen aan de Menning samen te voegen ontstaat een robuuste ecologische parkzone van ruim 50 meter breed. De totale oppervlakte van deze zone bedraagt ca 32.000 m2. Voor de inrichting wordt gedacht aan water, riet, en een beperkte oppervlakte struweel.
Met de realisering van deze parkzone kan een fraaie afronding gegeven worden aan de woningbouw aan deze zijde van Oudehaske. De overgang van het dorp naar het landschap kan hierdoor een kwaliteitsimpuls krijgen. Met de realisatie van dit plan wordt in belangrijke mate bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Dat geldt voor de woonkwaliteit maar ook de landschappelijke- en ecologische kwaliteit.
Het belangrijkste uitgangspunt voor dit plan wordt gevormd door de wens om deze gronden een duurzame ruimtelijke kwaliteitsimpuls te geven. Aandachtspunt daarbij is dat de gronden, vanwege de aanwezige hoogspanningsleidingen, verminderde gebruiksmogelijkheden hebben.
In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante beleid beschreven. Daartoe komen achtereenvolgens het rijks, provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden, is het belangrijkste instrument om het teruglopen van de biodiversiteit in Nederland een halt toe te roepen. Niet voor niets herbergt de EHS een groot deel van de Nederlandse biodiversiteit. Daarnaast is de EHS belangrijk voor onze maatschappelijke welvaart en welzijn. De EHS biedt een gezonde groene omgeving en een aantrekkelijk, toegankelijk landschap voor bewoners en recreanten.
Het kabinet Rutte I heeft de verantwoordelijkheid voor ontwikkeling en beheer van de EHS gedecentraliseerd naar de provincies en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) beëindigd. Rijk en provincies hebben hiertoe afspraken gemaakt in het bestuursakkoord natuur.
Het kabinet Rutte II heeft de ambitie vastgelegd om te komen tot een robuuste EHS. Dat wil zeggen: een plus op de eerdere afspraken van het bestuursakkoord natuur over de herijkte EHS. De EHS zal robuuster worden doordat hij, in vergelijking met de herijkte EHS uit het bestuursakkoord natuur, zal worden vergroot, kwalitatief zal worden verbeterd en dat verbindingen zullen worden gerealiseerd tussen natuurgebieden onderling en tussen natuurgebieden en hun omgeving. De EHS zal aldus worden ontwikkeld tot een robuust Natuurnetwerk Nederland.
Het kabinet maakt hiertoe afspraken met betrokkenen, in het bijzonder met de provincies als gebiedsregisseur. Deze afspraken zijn opgenomen in het Natuurpact ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland.
De provincies zullen de EHS (op het land) ontwikkelen tot een stelsel van robuuste natuurgebieden van (inter) nationale betekenis, waarvan het beheer structureel betaalbaar is. De Natura 2000-gebieden maken volledig deel uit van de EHS.
Op 10 december 2013 heeft het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân het ontwerp van de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Dit ontwerp doorloopt de wettelijke procedure voor inspraak en tervisielegging zoals neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening.
In het ontwerp worden regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
De Verordening Romte Fryslan 2014 betreft een integrale herziening van de Verordening Romte van 2011. Ook de aanpassing van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur maakt hier onderdeel van uit.
figuur 5 (Ontwerp)Verordening Romte: Kaart 03 natuur
De gemeente Skarsterlân heeft met de gemeente Heerenveen in 2005 een integrale visie opgesteld waarin de ontwikkelingsrichting voor de toekomst is vastgelegd. Het planconcept (hoofdstuk 3) omschrijft de belangrijkste planprincipes. Onder landschap, bodem en water worden de "Binnenlijst" en de "Buitenlijst" beschreven.
figuur 6 Landschappelijke Binnenlijst
De binnenlijst is nauw verbonden met het tussengebied. Dit tussengebied is het open gebied aan weerszijden van de A7 tussen Joure en Heerenveen. Het vormt één van de essenties van het plangebied. Het is de natuurlijke geledingzone tussen beide kernen. Terwijl beide gemeenten de voordelen van de ligging langs de snelweg A7 graag uitbuiten, is een open tussengebied een waarborg om te voorkomen dat beide kernen ongewenst vergroeien tot een groot stedelijk gebied. De binnenlijst heeft als hoofdfunctie een duidelijke en duurzame grens te markeren tussen de stedelijke ontwikkeling en het open landschap van het tussengebied.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure ’Bedrijven en milieuzonering’ (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.
In dit bestemmingsplan worden geen gevoelige functies of bedrijfsfuncties mogelijk gemaakt. Het inrichten van het gebied als natuurgebied heeft geen gevolgen voor de milieusituatie. Ook het beoogde, ondergeschikte agrarische gebruik levert geen belemmering op omdat het gebied niet is aangewezen als verzuringsgevoelig.
De milieusituatie voor de naast- en tegenovergelegen woningen verslechtert hiermee dus niet. Voor omwonenden ontstaat geen onaanvaardbare milieuhinder.
Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden.
Belangrijke aspecten die invloed hebben op de waterhuishouding zijn ingrepen aan watergangen, de toename van het verhard oppervlak en de afvoer van hemel- en afvalwater vanaf de locatie. In dit geval wordt geen toename van het verhard oppervlak voorgesteld. Ook verandert er niets aan de afvoer van hemel- en afvalwater. Mogelijk dat bij de daadwerkelijke inrichting het wateroppervlakte nog iets zal worden uitgebreid. Bij de planontwikkeling is het Wetterskip vanaf het begin betrokken geweest.
De ontwikkeling is voorgelegd aan Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets.
Er dient de normale procedure voor de watertoets te worden doorlopen. Het waterschap zal hiervoor een wateradvies opstellen. Op voorhand kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
Waterkering
De kerende werking van de waterkering moet worden gehandhaafd. Voor ingrepen in de zones langs de waterkering is een watervergunning nodig.
Compensatie waterberging
Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat bij een toename van meer dan 200 m2 aan verhard oppervlak 10% van deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Te dempen watergangen moeten geheel worden gecompenseerd.
In dit geval is er geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. Er worden verder geen watergangen gedempt. Het is daarom niet noodzakelijk om compenserende maatregelen te nemen.
Waterkwaliteit
De aanlegwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. Er dient aangelegd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.
Waterwet
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Proces
Het wateradvies wordt in deze paragraaf verwerkt. Het wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de verder planvorming en voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Voor de uitbreiding van woningbouw in Oudehaske is destijds door Ingenieursbureau Oranjewoud een verkennend bodemonderzoek (nr: 16546-58904 en 16546-58498) uitgevoerd.
De conclusie van het onderzoek was dat er geen verontreinigende activiteiten zijn waargenomen, dat de kwaliteit van de ondergrond geen bezwaar vormde voor de beoogde fucntie (woningbouw) en dat het terrein daramee voldoede onderzocht was. met de beoogde invulling van dit deel van het onderzoeksgebied met Natuur zijn ook geen problemen te verwachten.
Een samenvatting van het Bodemloket rapport is ind e bijlage opgenomen
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
In het plangebied wordt een ecologische parkzone ontwikkeld. Ten behoeve van de omgevingsvergunning is in de geest van de FAMKE een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe is inzicht in de bodemopbouw en de gaafheid ervan van belang en dient te worden onderzocht of in het terrein aanwijzingen zijn voor archeologische waarden.
De volgende onderzoeksvragen zijn hiervoor geformuleerd:
Gestart is met een bureauonderzoek om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingen. Vervolgens is een veldonderzoek met boringen uitgevoerd.
Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende antwoorden worden gegeven.
Conclusie:
De resultaten van het onderzoek geven geen directe aanleiding om archeologische maatregelen in de vorm van gravend onderzoek aan te bevelen omdat de bodem vrijwel overal sterk verploegd is.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Het is een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Het veenpolderkarakter van het gebied rond Oudehaske is nog sterk beleefbaar.
Det dorp zelf ligt op het ontginningslint van de polder. De slootpatronen van de opstrekkende verkaveling in d eomgeving zijn overwegend noord-zuid-gericht. Ook in de vormgeving en inrichting van het plangebied worden die lijnen gevolgd. De samenhang btussen ontginning, ontwatering en verkaveling wordt met de beoogde inrichting niet verstoord. Ook de grootsheid van het veenweidegebied wordt door de inrichting niet aangetast.
Op cultuurhistorisch gebied worden de aanwezige waarden gerespecteerd . De beleving van het plangebied verandert er niet door.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventuele ecologische waarden in of nabij het plangebied. Op dit aspect zijn een tweetal wetten van toepassing, namelijk ten aanzien van gebiedsbescherming de Natuurbeschermingswet en ten aanzien van soortenbescherming de Flora- en Faunawet.
Gebiedsbescherming
Het aspect gebiedsbescherming is voor dit project niet aan de orde. Het project vindt niet in de nabijheid van een onder de Natuurbeschermingswet beschermd gebied plaats. De geplande werkzaamheden hebben ook geen negatieve invloed of effecten op de soorten en/of habitats waarvoor dergelijke gebieden worden aangewezen.
Wel is een toetsing aan de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk, omdat het projectgebied binnen de provinciale zone van een dergelijke gebied is gelegen.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Indien zwaarder beschermde soorten voorkomen dient een ontheffing te worden aangevraagd en/of worden aanvullende voorwaarden gesteld.
Conclusies aanwezigheid beschermde flora en fauna
In onderstaande tabel worden de vastgestelde en (op basis van habitatgeschiktheid) potentieel voorkomende licht beschermde soorten weergegeven. Dit betreft soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet, waarvoor sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Voor alle soorten die in het plangebied voorkomen geldt de algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet).
Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Voorkomen | Aanwezigheid binnen het plangebied |
Bastaard kikker | Rana esculenta | Grasland, sloten | Mogelijk aanwezig |
Bruine kikker | Rana temporaria | Grasland, sloten | Mogelijk aanwezig |
Gewone pad | Bufo bufo | Grasland, sloten | Mogelijk aanwezig |
Meerkikker | Rana ridibunda | Grasland, sloten | Mogelijk aanwezig |
Egel | Erinaceus europaeus | Grasland | Mogelijk aanwezig |
Haas | Lepus europeus | Grasland | Aanwezig |
Mol | Talpa europea | Grasland | Aanwezig |
Muizen | Grasland | Aanwezig |
Overzicht van licht beschermde soorten (tabel 1, beschermingsniveau 1)
Naar verwachting komen in het plangebied geen soorten voor die vallen onder de zwaardere beschermingscategorieën (tabel 2 en 3) van de Flora- en faunawet.
Alle broedvogels zijn zwaar beschermd, wat betekent dat nesten niet mogen worden verstoord. Werkzaamheden in de broedtijd die mogelijk verstorend zijn, zijn daarom uitgesloten.
Nederlandse naam | Voorkomen | Aanwezigheid binnen het plangebied | Status |
Alle broedvogels | Graslanden, bos | Broedvogels (half maart – half augustus) | Tabel 3, Vogelrichtlijn |
Overzicht van mogelijk zwaarder beschermde soorten (beschermingsniveua 2/3)
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie
over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Voor een inzicht in de aanwezige risicobronnen rondom het plangebied is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden in het plangebied geen risicobronnen voorgesteld. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “NIBM” vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. Met de beoogde inrichting worden er geen nieuwe wegen aangelegd waarmee de autotoegankelijkheid wordt vergroot.
Voor de ontwikkeling kan worden gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
In het plangebied zijn geen ondergrondse kabels of leidingen aanwezig die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Bovengronds loopt echter een hoogspanningsleiding die voorzien zal moeten worden van een geeigende bestemming. De plannen om tot verzwaring van dit tracé te komen gaan niet meer door.
Bij de planvorming en uitvoering van het plan dient daarnaast rekening te worden gehouden met de aanwezige (kleinere) kabels en leidingen die in het plangebied aanwezig zijn.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De bestemmingsregels zijn afgestemd op de nieuwe (nog in voorbereiding zijnde) standaardisering van bestemmingsregels in de gemeente De Friese Meren. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Natuur
Het gehele plangebied is voorzien van de bestemming "Natuur".
Deze bestemming is er op gericht om de bestaande natuur- en landschapswaarden te handhaven, te herstellen en waar mogelijk te vergroten.
Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (de aanleg van water, kades e.d.) is binnen deze bestemming mogelijk. Daarnaast is ondergeschikt gebruik voor agrarische functies en dagrecreatie met de aanleg van daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals paden e.d.) ook mogelijk.
Leiding - Hoogspanning
De twee stroken waarin de 110 en 220 kV hoogspanningsmasten staan en waarboven de leidingen lopen is samen met de belemmeringenstrook voorzien van een dubbelbestemming "Leiding - hoogspanning".
De onderliggende bestemming Natuur blijft gelden maar het gebied wat voorzien is van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken of werkzaamheden worden uitgevoerd die het belang van die leiding schaden.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
De maatschappij is nauw betrokken bij de planvorming voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Onder andere is op 21 januari overlegd met vertegenwoordigers van Plaatselijk belang en is op 3 maart 2014 voor omwonenden een inloopavond georganiseerd. Hierbij is de gelegenheid geboden om vragen te stellen of opmerkingen te maken. In zijn algemeenheid kan worden geconcludeerd dat het plan positief ontvangen wordt. Er wordt afgezien van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan voor inspraak.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij voor eenieder de mogelijkheid bestaat voor het indienen van zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Binnen 12 weken na ter inzage legging besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen.Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Dit plan heeft betrekking op een locatie die in zijn geheel door de gemeente wordt ontwikkeld. Er is daarom geen sprake van kostenverhaal op grondeigenaren.
De Provinsje Fryslân heeft in het kader van het Provinciaal meerjaren Programma (PmjP) ook een subsidie beschikbaar gesteld. In de subsidie beschikkingen wordt uitgegaan van een eigen bijdrage door de gemeente die in dit geval bestaat uit de waarde van de ingebrachte grond. Het project is binnen het beschikbare budget uitvoerbaar.
Een bestemmingsplan doorloopt de procedure van overleg en inspraak.
Het overleg met instanties heeft plaatsgevonden op het (concept)ontwerp-bestemmingsplan. Gezien de informatieve overleggen met Plaatselijk belang en de direct omwonenden is afgezien van het bieden van inspraakmogelijkheden vooruitlopend op de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is het (concept)ontwerp- bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties:
De ingekomen schriftelijke reacties zijn als bijlagen aan het plan toegevoegd. Indien er aanleiding toe was, is het ontwerpbestemmingsplan aangepast aan de hand van de gemaakte opmerkingen in de overlegreactie.
Wetterskip:
Het Wetterskip vraagt om voor het plan alsnog een watertoets te doorlopen.
reactie gemeente:
Doordat het Wetterskip bij het ontwerpen van het plan al intensief betrokken is geweest was al duidelijk dat een watervergunning moet worden aangevraagd. Die aanvraag is op 4 juni 2014 ingediend.
Verwacht wordt dat deze lopende het planproces zal kunnen worden verleend.
Gasunie:
De Gasunie heeft via de mail meegedeeld dat men het plan getoetst heeft en dat blijkt dat het plan buiten de 1% letaliteitsgrens van hun dichtstbijzijnde leiding ligt. De Gasunie ziet hierin daarom ook geen aanleiding om een reactie in te brengen.
TenneT:
Tennet constateert dat er, naast de aangegeven 220 kV leiding (met 54 m. belemmerde strook) ook sprake is van een 110 kV leiding waarvan alleen de bijbehorende belemmerde strook (50 meter) ook binnen het plangebied valt.
Vanwege die leidingen gelden beperkende mogelijkheden voor de gronden binnen die belemmerde strook. Verzocht wordt om de met de reactie mee geleverde regels op te nemen in het bestemmingsplan om die belemmeringen te regelen.
reactie gemeente:
De reeds in het conceptplan opgenomen regeling is vergeleken met de door TenneT geleverde regeling en op enkele punten hierop aangepast en aangevuld. Op de verbeelding zijn de beide belemmerde stroken aangegeven.
Provincie:
De provincie Fryslân heeft op 26 juni 2014 in een reactie laten weten dat de provinciale bealngen in het plan op een juiste wijze zijn verwerkt en dat het plan daarom geen aanleidingen geeft tot het maken van opmerkingen.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft met ingang van 18 juni 2014 gedurende zes weken het ontwerpbestemmingsplan "Oudehaske-Parkzone" met bijlagen voor een ieder ter inzage gelegen.
Een ieder kon gedurende deze termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan indienen.
Er is tijdig één zienswijze bij de raad kenbaar gemaakt.
De zienswijze geeft geen aanleiding voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Op 19 november 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.
Voor de raadsstukken (raadsbesluit, raadsvoorstel en de hierin genoemde "Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Oudehaske-Parkzone") wordt verwezen naar de bijlagen.