Plan: | bestemmingsplan Haskerhorne - Haulsterweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1921.BPHKH14HAULSTERWEG-VA01 |
In Haskerhorne is onderzoek gedaan naar de woningbehoefte van het dorp. Daarnaast is gekeken welke locaties daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen. Daar kwam de locatie aan de Haulsterweg, ter hoogte van de aantakking van de Biesterbosstrjitte, naar voren.
In het verleden was deze locatie ook in beeld. De locatie is toen echter afgevallen in verband met de aanwezigheid van een (bovengrondse) hoogspanningslijn.
Recent advies van Tennet geeft echter aan dat de gemeente tegenwoordig rekening dient te houden met een veiligheidszone van 50 meter. De afstand tussen de locatie en de hoogspanningslijn is 60 meter.
De locatie sluit aan bij de Integrale Visie Heerenveen en Skarsterlân om lintstructuren te versterken. Ook sluit de locatie aan bij de Provinciale Verordening Rômte omdat er gebouwd wordt voor de lokale behoefte. Omdat de locatie net niet binnen het bestaande stedelijke gebied ligt is er op grond van de provinciale verordening Rômte wel een ontheffing nodig.
Op de locatie kunnen maximaal 4 woningen worden gerealiseerd. Omdat de locatie in het bezit is van de gemeente kan de ontwikkeling van deze locatie voor woningbouw voordelen bieden ten aanzien van planning en vrijheid in het woonprogramma.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de westzijde van de Haulsterweg ten zuiden van het perceel Haulsterweg 32. De ligging en de begrenzing van het plangebied is weergegeven op onderstaande figuur 1.
figuur 1 ligging plangebied
De bestemming van de grond in het plangebied wordt momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied. De grond heeft daarin de bestemming "Agrarisch gebied met waarden 1". Grond met deze bestemming is bestemd voor agrarische cultuurgrond met dien verstande dat houtteelt niet in de bestemming is begrepen.
Het realiseren van woningen en het wonen zelf is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.
In dit hoofdstuk staat een korte beschrijving van het project. Dit geeft een beeld van de gewenste situatie, dat de basis is voor de te zijner tijd te verlenen omgevingsvergunningen.
Het plangebied ligt ten zuiden van het perceel Haulsterweg 32 en heeft een omvang van circa 1600 m2. Het perceel is wat lager gelegen dan de bestaande woonpercelen en wordt gebruikt als weilandje.
De voorzijde van het plangebied grenst aan de Haulsterweg. Tussen de berm van de weg en de toekomstige woningbouwkavels ligt nog een bermsloot met een brede dam aan de noordzijde. Ook langs de zuid- en westzijde van het gebied zijn watergangen gelegen. Op onderstaande figuur 2 is de huidige inrichting van het gebied zichtbaar.
figuur 2 huidige situatie
In het verleden zijn verschillende locaties onderzocht met het oog op het realiseren van woningbouw in Haskerhorne. Uiteindelijk is er een locatie gekozen waar zich op relatief korte termijn mogelijkheden voordoen om uitvoering te geven aan het Uitvoeringsprogramma woningbouw De Friese Meren 2013 tot 2020. In dit programma is voor Haskerhorne aangegeven dat er vier woningen gebouwd kunnen worden. Deze woningen kunnen in het plangebied aan de Haulsterweg gebouwd worden. Met het realiseren van woningen op dit perceel wordt de lintbebouwing langs de Haulsterweg voorgezet.
De locatie biedt ruimte voor 2 à 4 woningen afhankelijk van de gekozen woningtypologie. Vanwege de precaire situatie op de woningmarkt is onderzocht of er gegadigden zijn voor deze locatie. De uitkomsten van dit onderzoek vormen voldoende basis om een bestemmingsplan te maken voor deze locatie.
In de nieuwe situatie zal het profiel van de Haulsterweg, met een berm en een voetpad worden doorgezet. De aanwezige sloot zal worden gedempt om de percelen toegankelijk te maken en ruimte te bieden aan het door te trekken voetpad. Gekozen is voor een flexibele bestemmingsregeling die maximaal vier woningen toestaat en waarbij zowel vrijstaande als twee onder één kapwoningen zijn toegestaan.
In dit hoofdstuk ingegaan op het voor deze ontwikkeling van toepassing zijnde relevante rijks- provinciale- en gemeentelijke beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waarde ze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Door de ontwikkelingen in het plangebied komen de nationale belangen niet in het geding.
In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting.
Volgens ons is de uitbreiding van Haskerhorne met 3 à 4 woningen niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit leiden wij af uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van ABRvS 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2471. Als de uitbreiding van Haskerhorne met dit aantal woningen wel als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking zou moeten worden aangemerkt, dan voldoet de uitbreiding aan deze ladder.
Trede 1: vraag in de regio
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
Voor de gemeente De Friese Meren is in 2013 het Uitvoeringsprogramma woningbouw De Friese Meren 2013 tot 2020 vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma is opgesteld mede naar aanleiding van het rapport Demografische veranderingen in De Friese Meren. Het aantal te bouwen woningen in De Friese Meren is via het uitvoeringsprogramma fors naar beneden bijgesteld. Voor Haskerhorne is aangegeven dat er in de periode tot 2020 4 woningen kunnen worden gebouwd. De mogelijkheid van 4 nieuw te bouwen woningen in Haskerhorne is vastgelegd in de woningbouwafspraken die in de regio zijn gemaakt en die door de provincie Fryslân zijn geaccordeerd.
Er kan dus worden voldaan aan trede 1 van de ladder, de vraag in de regio.
Trede 2: de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierover moet eerst worden opgemerkt dat met het bebouwen van de thans beoogde locatie de kom van Haskerhorne logisch wordt afgerond. Met het bebouwen van de beoogde locatie strekt Haskerhorne zich aan beide kanten van de Haulstersingel even ver naar het zuiden uit.
Een ander locatie die is onderzocht voor woningbouw in Haskerhorne is de locatie van de voormalige melkfabriek. Deze locatie kon echter niet worden verworven. Bovendien is er op een deel van het perceel een transportbedrijf gevestigd zodat vanuit een oogpunt van milieuzonering woningbouw op het naastliggende perceel niet mogelijk is.
Trede 3: multimodaal ontsloten
In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden.
De woningen in het plangebied zijn voor alle relevante vervoersvormen (autoverkeer, openbaar vervoer, fietsverkeer en voor voetgangersverkeer) goed bereikbaar. Hiermee wordt voldaan aan de derde trede van de ladder.
Op grond van de toetsing aan de ladder, passen de ontwikkelingen in het bestemmingsplan binnen de SVIR.
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte”, vastgesteld op 13 december 2006. De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen expliciet de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving.
In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 15 juni 2011) stelt de provincie regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen. Het plangebied is in de verordening opgenomen buiten de begrenzing van het bestaande stedelijk gebied. Om woningbouw hier mogelijk te maken zal een verzoek om ontheffing bij de provincie worden ingediend. Voor de beoogde woningbouwfunctie gelden vanuit de verordening verder geen specifieke regels.
De beoogde ontwikkelingen in het plangebied passen binnen het provinciale beleid voor het bouwen net buiten het bestaand stedelijk gebied. De provincie heeft op 7 februari 2012 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen uitbreiding met een beperkt aantal nieuwe woningen grenzend aan het stedelijk gebied en aansluitend op de lintstructuur van het dorp.
Met het samengaan van de gemeenten Skarsterlân, Lemsterland en Gaasterlân-Sleat heeft een herprioritering van het woningbouwprogramma voor het hele grondgebied van de nieuwe gemeente plaats gehad. Dit is gebeurd met het vaststellen van het Uitvoeringsprogramma woningbouw De Friese Meren 2013 tot 2020.
In dit uitvoeringsprogramma wordt uitgegaan van drie woningbouwclusters. De cluster Balk, de cluster Lemmer en de cluster Joure. De grenzen van de clusters vallen samen met de grenzen van de drie voormalige gemeenten. Het zwaartepunt van de woningbouw zal met name liggen in de plaatsen Joure, Balk en Lemmer. Voor de kern Haskerhorne is in het uitvoeringsprogramma aangegeven dat er aan de Haulsterweg 4 woningen gerealiseerd kunnen worden.
Gelet op de situatie op de woningmarkt worden kosten en opbrengsten van plannen voor woningbouw zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht. Met het oog daarop is voor Haskerhorne onderzocht in hoeverre er behoefte is aan woningbouw. Plaatselijk belang heeft dit onderzocht en naar aanleiding daarvan heeft zich een aantal serieuze gegadigden gemeld voor woningbouw op deze locatie.
Met dit project kan dus worden voldaan aan het nieuwe woningbouwbeleid van de gemeente De Friese Meren.
Uitgangspunt is dat na de uitvoering van het project, een goede omgevingssituatie bestaat. Dit hoofdstuk geeft in relatie tot het initiatief een omschrijving van ieder omgevingsaspect.
Uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur,stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. De bedrijven zijn ten opzichte van de bestaande woonbebouwing op basis van de betreffende AMvB of de milieuvergunning aanvaardbaar.
Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. In de directe nabijheid van het plangebied bevindt zich geen bedrijvigheid die een belemmerende invloed op het plan heeft. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf ligt op meer dan 100 meter van de geprojecteerde woningen. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van Bedrijven en milieuzonering en dit betekent dat vanuit een oogpunt van bedrijven en milieuzonering een goed woon- en leefklimaat in het plangebied gegarandeerd is.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone
heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige gebouwen anderzijds. (Bedrijfs)woningen zijn geluidsgevoelige gebouwen.
Als geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn:
Voor heel de bebouwde kom van Haskerhorne geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. De nieuwe woningen zullen ook binnen de bebouwde kom komen te liggen. Met deze situering gelden er vanuit de Wet geluidhinder geen beperkingen.
Signaleringskaart
De kwaliteit van de bodem is een belangrijk aspect in het bestemmingsplan.
Uit de provinciale Signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreiniging blijkt dat er zich in de omgeving van het plangebied geen verdachte (dat wil zeggen mogelijk verontreinigde) locaties bevinden.
figuur X Kaart bodemloket
Bodemkwaliteitskaart
Naast de provinciale Signaleringskaart beschikt de gemeente over een bodemkwaliteitskaart. Daaraan gekoppeld is een bodembeheerplan. Dit plan is ontwikkeld aan de hand van de diverse bodemonderzoeken die door de jaren heen zijn uitgevoerd.
Ook uit deze bodemkwaliteitskaart blijkt dat de kwaliteit van de bodem niet in de weg staat aan het realiseren van woningbouw in het plangebied.
Toch is een bodemonderzoek uitgevoerd voor deze locatie. De bevindingen van dit onderzoek zijn in de bijlagen bij deze toelichting opgenomen. De conclusie uit het bodemonderzoek is dat Door middel van dit (water)bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem en het grondwater op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de locatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen met uitzondering van licht verhoogde waarden aan lood in de bovengrond en naftaleen in het grondwater. De waarden zijn echter dusdanig licht verhoogd dat er geen risico’s aanwezig zijn voor de mens of het milieu.
Een aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënisch belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen transactie van de onderzoeklocatie.
Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden.
Beleid
In het waterbeleid is het accent de laatste jaren sterk komen te liggen op de watersysteembenadering en op het integraal waterbeheer. Het rijksbeleid en het provinciale beleid zijn gericht op de ruimtelijke functietoedeling, op het terugdringen van het areaal aan verdroogde gebieden (kwantiteitsbeheer) en het beschermen tegen wateroverlast. Daarnaast wordt uitgegaan van verbetering van de kwaliteit van het water (kwaliteitsbeheer).
Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak gekregen met betrekking tot het waterbeheer. In de waterbeheerplannen dienen zij functies aan het water toe te kennen. Daarbij dienen zij tevens te zorgen voor afstemming met het ruimtelijk beleid. Wetterskip Fryslân is in de gemeente De Friese Meren primair verantwoordelijk voor het waterbeheer.
Een andere belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is het aspect van de Watertoets. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de Watertoets wordt gevormd door het vigerende beleid zoals geformuleerd in de Vierde Nota Waterhuishouding, het Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn water, de Nota Ruimte en de beleidslijn Ruimte voor de rivier.
De Watertoets toetst ruimtelijke plannen en besluiten op waterhuishoudkundige aspecten. Doel ervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst” die wordt behaald bij de Watertoets ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeherende instantie bij ruimtelijke plannen en bij de informatievoorziening.
In het kader van de Watertoets is afgesproken dat ieder ruimtelijk plan een waterparagraaf zal bevatten waarin een aantal aspecten worden behandeld.
In de Handreiking Watertoets 2 is aangegeven welke verschillende aspecten in een waterparagraaf aan de orde dienen te komen. Bovendien dient in een bestemmingsplan een wateradvies te worden opgenomen, waarin het betreffende waterschap aangeeft akkoord te zijn met de ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt en met de waterhuishoudkundige inpassing daarvan.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het voorliggende plan biedt de mogelijkheid om maximaal 4 woningen te bouwen. De bebouwing en eventuele terreinverharding zullen in een versnelde afvoer van regenwater zorgen. De extra dak- en verharde oppervlakte wordt geraamd op 200 m2 per woning. Voor compensatie hiervan hanteert het Wetterskip Fryslân dat 10% wordt gecompenseerd in uitbreiding van berging in opervlaktewater. Voor de beoogde woningbouw komt dat neer op 80 m2.
Daarnaast wordt een sloot aan de voorzijde gedempt om de percelen toegankelijk te maken. Het waterbergend oppervlak van deze sloot dat ongeveer 45 m2 bedraagt zal ook gecompenseerd dienen te worden.
De ruimte hiervoor wordt gevonden in het verbreden van de sloot aan de achterzijde van het perceel. Planologisch wordt dit gewaarborgd door op deze gronden de bestemming "Water" te leggen.
In het Waterplan geeft de gemeente verder aan dat wordt gestreefd naar afkoppeling van het verhard oppervlak. Dat wil zeggen dat, indien mogelijk, geen schoon hemelwater op het riool wordt geloosd. Aandachtspunt daarbij is dat de bestaande sloten hun functie dienen te behouden.
Het bestemmingsplan is in het kader van het Overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening opgestuurd naar Wetterskip Fryslân voor een reactie.
Wateradvies
Voor de beschrijving van de wateraspecten wordt de indeling van het Waterbeheerplan en de leidraad Watertoets aangehouden. De thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Veilig:
Dit wateraspect is op deze locatie niet van toepassing.
Voldoende:
Drooglegging: Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding is het nodig om rekening te houden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen.
We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 - I,40 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wIj een drooglegging van 0,70 m.
Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van -1‚00 m NAP.
De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de -0‚60 m NAP en de -0‚90 m NAP. Wij adviseren u om bij het bepalen van de aanleghoogte rekening te houden met de droogleggingsnorm.
Grondwateronttrekking: Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om het werk droog te kunnen uitvoeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân. Meer informatie over de watervergunning en de meldingsplicht vindt u onder Waten/vet in deze brief.
Dempingen en toename verhard oppervlak Het plan biedt de mogelijkheid om maximaal 4 woningen te bouwen. De bebouwing en eventuele terreinverharding zullen voor een versnelde afvoer van regenwater zorgen. De extra dak- en verharde oppervlakte wordt geraamd op 200 m2 per woning. Voor compensatie hiervan hanteert Wetterskip Fryslân het uitgangspunt dat 10% wordt gecompenseerd in uitbreiding van berging in het oppervlaktewater. Voor de beoogde woningbouw komt dat neer op 80 m2.
Daarnaast wordt een sloot aan de voorzijde gedempt om de percelen toegankelijk te maken. Het waterbergend oppervlak van deze sloot dat ongeveer 45 m2 bedraagt moet ook worden gecompenseerd. De ruimte hiervoor wordt gevonden in het verbreden van de sloot aan de achterzijde van het perceel. Planologisch wordt dit gewaarborgd door op deze gronden de bestemming "Water" te leggen. In het Waterplan geeft de gemeente De Friese Meren verder aan dat wordt gestreefd naar afkoppeling van het verhard oppervlak. Dat wil zeggen dat, indien mogelijk, geen schoon hemelwater op het riool wordt geloosd waarbij de bestaande sloten hun functie dienen te behouden.
Schoon
Afvalwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden afte voeren. In geval van dit bouwplan kunt u het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit in deze briefgenoemde voorwaarden, lozen op het oppervlaktewater.
Uitbreiding van het rioolstelsel Mogelijk is een uitbreiding van het rioolstelsel onderdeel van het plan. Wijzigingen aan het rioolstelsel van het betreffende rioleringsgebied zullen worden doorgegeven aan Wetterskip Fryslân (Cluster Waterzuivering).
Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat voorkomen wordt dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat gebouwd wrdt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.
Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is, dat geen strijdigheid ontstaat met het beleid en de wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin kan onderscheid gemaakt worden tussen gebiedsbescherming (gebieden die onder de werking van de Natuurbeschermingswet vallen zoals Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).
Voor het woningbouwplan is een ecologische beoordeling gedaan door Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek BV. Altenburg & Wymenga hebben op 8 september 2014 advies uitbebracht. Het advies is in de bijlagen bij deze toelichting opgenomen. De conclusies uit het onderzoek zijn als volgt.
De beoogde inrichting van het perceel veroorzaakt geen conflict met de wet- en regelgeving voor gebiedsbescherming met betrekking tot natuurwaarden (EHS, Natuurbeschermingswet 1998 en overige vormen van gebiedsbescherming).
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan in Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten, zijn de ontheffingsvoorwaarden (zeer) streng.
De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Een beoordeling op het moment dat de activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de betreffende activiteit pas plaats kunnen vinden na het verkrijgen van een ontheffing.
De conclusie voor soortbescherming is als volgt.
Indien werkzaamheden worden uitgevoerd aan de watergangen moet voor de Kleine modderkruiper worden gewerkt volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde en relevante gedragscodeof dient aanvullend visonderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van de Kleine modderkruiper. Bij gebleken aanwezigheid dient alsnog te worden gewerkt volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde en relevante gedragscode. Indien hier niet aan voldaan kan worden dient vooraf aan de werkzaamheden een ontheffing te worden aangevraagd.
Voor de overige soorten geldt dat de het plan voor woningbouw geen conflict veroorzaakt met de Flora- en Faunawet, mits geen verstoring plaatsvindt van broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten.
De locatie is gelegen in een omvangrijke brede strook laagveengebied (het Lage Midden) wat zich uitstrekt vanaf de Friese IJsselmeerkust oostelijk van Lemmer tot de "Älde Feanen" bij Eernewoude. Het is vooral een grootschalig open gebied waarin de sloten, bebouwing, en beplantingsstroken liniar de verkavelingsrichting houden. De Haulsterweg is zo'n lijn die als een hogere rug van zuidwest naar noordoost door het landschap loopt.
Langs de oostzijde van die weg vinden we meer planmatige uitbreidingen. Langs de westzijde van die weg heeft zich in het verleden gestadig aan van noord naar zuid bebouwing ontwikkeld. Deze uitbreiding kan gezien worden als opnieuw een stapje. Hierbij wordt aangesloten op de eerdre ontwikkelingen aan de westzijde. Dat geldt voor de orientatie en positionering van de bebouwing op het perceel en in het straatbeeld. Maar ook in de keuze om de noordoost-zuidwest lopende laanstructuur zo veel mogelijk in tact te laten en waar nodig met een enkele boom te versterken. En niet (extra) te investeren in groenelementen haaks op die lijn.
De beleving van de loactie vanaf het openbare gebied is beperkt. Vanaf de Haulsterweg komend vanaf het zuiden onttrekt de laan-wegbeplanting de locatie lange tijd aan het zicht. En vlakbij gekomen is de nieuwe beleving identiek aan de huidige beleving, alleen ca 40 meter verder opgeschoven.
De provincie Fryslân heeft de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) opgesteld. Op deze kaart zijn zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Er wordt op deze kaart voor zowel de periode “Steentijd - Bronstijd” als voor de periode “IJzertijd - Middeleeuwen” een advies gegeven om bij ingrepen groter dan 5000 m² een historisch en een karterend (boor)onderzoek uit te voeren waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg middeleeuwse ontginningen.
IJzertijd - Middeleeuwen:
In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
figuur X: Famke periode Ijzertijd - Middeleeuwen
Steentijd - Bronstijd:
Voor de eerste periode (Steentijd - Bronstijd) geeft de FAMKE het advies voor een “karterend onderzoek 3”.
Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben') . De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
figuur X: Famke periode Steentijd - Bronstijd
Gelet op de relatief beperkte omvang van het gebied (1600 m2) kan een archeologisch onderzoek achterwege blijven.
Met ingang van november 2007 geldt de nieuwe Wet Luchtkwaliteit (als wijziging in de Wet milieubeheer), dat luchtkwaliteitsnormen bevat.
Voor het voorliggende bestemmingsplan heeft dit geen consequenties. Metingen uit de omgeving wijzen aan dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. De invloed van het plan zelf, dat de realisatie van maximaal 4 woningen mogelijk maakt. is verder zeer beperkt.
Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de Wet luchtkwaliteit en zijn er op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmeringen.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Langs het plangebied loopt een hogedruk aardgastransportleiding van Gasunie. Omdat sprake is van een hogedruk aardgastransportleiding is het Bevb van toepassing. De leiding heeft, volgens de gegevens van Gasunie en de professionele Risicokaart, de volgende kenmerken:
Hogedruk aardgastransportleiding | |||||
Eigenaar | Leiding- naam |
Diameter (inch) |
Druk (bar) |
1% Letaliteitszone (invloedsgebied) in (m) | 100% Letaliteitszone in (m) |
Gasunie | N-501-24 | 12 | 40 | 140 | 70 |
Plaatsgebonden risico
Het Bevb stelt dat geen kwetsbare objecten mogen voorkomen binnen de 10-6 contouren van leidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Als dat toch het geval is dan is sprake van een knelpunt. In dit geval is geen sprake van een PR -10 contour.
Daarom vormt de aardgastransportleiding vanuit een oogpunt van plaatsgebonden risico geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico
Het plan maakt het realiseren van in totaliteit vier woningen mogelijk. Twee van deze woningen vallen binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding. Met het realiseren van de woningen neemt de populatie toe met 4,8 personen. Ten opzichte van de nulsituatie treedt een wijziging op. De overige populatiegegevens blijven ongewijzigd.
Hoewel de populatie met 4,8 personen toeneemt, kan uit de FN-curve worden opgemaakt dat nog steeds geen sprake is van een GR binnen het invloedsgebied van de transportleiding.
Geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aardgastransportleiding geen belemmering vormt voor het groepsrisico van het onderhavige plan.
Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat er vanuit een oogpunt van externe veiligheid in het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen te verwachten zijn.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De bestemmingsregels zijn voor wat betreft de maatvoering afgestemd op het geldende bestemmingsplan Haskerhorne om aan te kunnen sluiten op het bestaande straatbeeld. In de opbouw en de systematiek wordt de standaard van de SVBP aangehouden. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Tuin
Het gedeelte van de kavel dat voor de voorgevel van de te realiseren woning is gelegen is voorzien van de bestemming "Tuin". Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan met uitzondering van erkers die aan de binnen de bestemming "Wonen"gerealiseerde woning kunnen worden gebouwd. Om het straatbeeld niet te verstoren zijn de afmetingen van de erker beperkt gehouden.
Verder zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De hoogte van deze bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen. Dit geldt ook voor de erf- en terreinafscheidingen die achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning zijn gelegen. Vóór de naar de weg gekeerde gevel mogen erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn.
Water
De waterlopen langs de zuid en westzijde van de woonbestemming voor zover die binnen het plangebied zijn gelegen hebben de bestemming "Water" gekregen. Ook is de oppervlakte die als compensatie voor de te dempen watergang en de versnelde afvoer van oppervlaktewater nodig is, voorzien van deze bestemming.
Binnen deze bestemming zijn kleine bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming zoals dammen, duikers en kleine bruggen.
Wonen
De te realiseren woningen zijn bedoeld voor permanente bewoning en zijn bestemd als “Wonen”. Binnen deze bestemming zijn woningen die bestaan uit één bouwlaag met kap toegestaan. De binnen de gemeente De Friese Meren gebruikelijke (bij)gebouwen regeling is ook hier van toepassing.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Daarnaast wordt ingegaan op de grondexploitatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het bestemmingsplan is voor overleg voorgelegd aan de diensten van het Rijk, de provincie en overige instanties en organisaties die zijn betrokken bij het overleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Verder is het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kon een ieder zienswijzen indienen over het ontwerpbestemmingsplan.
De resultaten van het Overleg zijn in dit bestemmingsplan opgenomen en verwerkt (zie hoofdstuk 7).
Het bestemmingsplan is vervolgens klaar gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Hoofdstuk 8 gaat in op de raadsvaststelling.
Om de economische uitvoerbaarheid van dit plan aan te tonen is een grondexploitatieberekening gemaakt. Deze berekening vormt mede de basis voor het bepalen van een grondprijs waarmee de gemeente de kavels aan zal bieden. Deze prijzen zijn marktconform en op basis daarvan wordt aangenomen dat de kavels kunnen worden afgezet en dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken
gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
De grond binnen het werkingsgebied van het voorliggende bestemmingsplan is van de gemeente. De gemeente gaat de kavels rechtstreeks uitgeven aan de toekomstige bewoners. Daarom is het verhalen van kosten via een exploitatieplan niet aan de orde.
Handhaving beoogt de rechtszekerheid en gelijke behandeling van de burgers te versterken, de doelstelling van het bestemmingsplan te effectueren en negatieve effecten van ongewenste situaties te voorkomen.
Het door de gemeente opgestelde Integrale controle- en handhavingsprogramma geeft inzicht in de handhavingsmogelijkheden, het bestaande en het gewenste handhavingsniveau, de relaties tussen de diverse afdelingen en externe partners bij de handhaving, de aspecten die een rol spelen bij handhaving en de standaardisatie van handelingen met betrekking tot handhaving. Voor de inhoud van het handhavingsbeleid kan hier kortheidshalve worden verwezen naar de genoemde Integrale controle- en handhavingsprogramma.
Gelet op de omvang van het plan is niet een aparte inspraakprocedure gevoerd. Wel is gelegenheid geboden over het ontwerpplan een zienswijze in te dienen.
In het kader van wettelijk vooroverleg is het ontwerp-bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties:
Van de Gasunie, de provincie Fryslân, het Wetterskip Fryslân, en de Brandweer zijn naar aanleiding van het overleg reacties ontvangen. De overige instanties hebben met of zonder kennisgeving bericht dat het plan voor hen geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen of hebben niet gereageerd.
De schriftelijke reacties worden hierna afzonderlijk van commentaar voorzien. De ontvangen reacties zijn als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Indien daar aanleiding voor was, is het ontwerp-bestemmingsplan aangepast aan de hand van de gemaakte opmerkingen in de overlegreacties.
Ad 1
Inhoud van de reactie van de Gasunie
Verzocht wordt om de leidingcode in de toelichting aan te passen naar N-501-24. Verder heeft men geen opmerkingen.
Antwoord burgemeester en wethouders
De leidingcode is in de toelichting aangepast.
Ad 2
Inhoud van de reactie van de provincie Fryslân
Aangegeven wordt dat de provinciale belangen op een juiste manier in het plan zijn verwerkt. Wel valt op dat er geen aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing.
Antwoord burgemeester en wethouders
De mogelijkheden om extra te investeren in groen is beperkt. Ook is er, gezien de ligging van de locatie en de ontwikkeling van het dorp, niet direct noodzaak toe. In de toelichting is een paragraaf Landschap toegeveogd waarin dit nader wordt onderbouwd.
Ad 3
Inhoud van de reactie van Wetterskip Fryslân
Op 20 januari is een digitale watertoets doorlopen. Aangegeven wordt dat, als de in de watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en dat zij worden meegenomen bij de verdere planvorming men geen waterhuishoudkundige bezwaren en geeft men een positief wateradvies.
Antwoord burgemeester en wethouders
De Watertoets en de daarin opgenomen adviezen worden onder de omgevingsaspecten, in de paragraaf "Water" nader toegelicht.
Ad 4
Inhoud van de reactie van Brandweer Fryslân
De brandweer meldt dat er in de nabijheid van het plangebied een hogedruk gasleiding aanwezig is. Onderzocht is of de beoogde ontwikkeling gevolgen heeft voor de basis brandweerzorg. Hieromtrent worden geen kenlpunten gesignaleerd waarop de brandweer adviseert af te zien van verdere verantwoording. Uit berekeningen van het BEVF volgt dat het groepsrisico dermate klein is dat het niet is weer te geven. Daarnaast stelt Brandweer Fryslân dat er geen grote nadelige gevolgen zijn voor de basis brandweerzorg.
Antwoord burgemeester en wethouders
De onderzochte risico's en het bijbehorende advies zijn in de Omgevingsaspecten in de paragraaf "Externe veieligheid" nader toegelicht.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft met ingang van 27 maart 2015 gedurende zes weken het ontwerpbestemmingsplan "Haskerhoarne - Haulsterweg" met bijlagen voor een ieder ter inzage gelegen.
Een ieder kon gedurende deze termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan indienen.
Er is tijdig één zienswijze bij de raad kenbaar gemaakt. De zienswijze geeft geen aanleiding om af te zien van het vaststellen van het bestemmingsplan of voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Op 24 juni 2015 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.
Voor de raadsstukken (raadsbesluit, raadsvoorstel en de hierin genoemde "Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Haskerhoarne - Haulsterweg") wordt verwezen naar de bijlagen.