direct naar inhoud van 5.1 Milieu-aspecten
Plan: Landelijk Gebied - Ruimte voor Ruimte 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lgrvr2010-0010

5.1 Milieu-aspecten

5.1.1 Wet geluidhinder

Algemeen

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient bij nieuwe ruimtelijke plannen beoordeeld te worden of in het jaar van vaststelling van het bestemmingsplan en 10 jaar daarna, aan de wettelijke normen voldaan kan worden en of overigens sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsbelasting. Voor dit bestemmingsplan is het aspect wegverkeerslawaai relevant omdat het plan nieuwe geluid-gevoelige bestemmingen mogelijk maakt, die zijn gesitueerd binnen bestaande geluidzones ten gevolge van wegverkeerslawaai.

Wegverkeerslawaai

In artikel 74 Wgh is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en 30 km/u-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag in principe niet worden overschreden. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnenstedelijk of buitenstedelijk). 30 km/h-wegen hebben geen geluidszone, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening (Wro) moet voor deze wegen wel aannemelijk worden gemaakt dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat.

De wegen binnen het plangebied waar langs nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zijn geprojecteerd, zijn, de Stompwijkseweg, de Dr. van Noortstraat en het Oosteinde.

Stompwijkseweg

De Stompwijkseweg heeft een geluidszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. Binnen de geluidzone van de Stompwijkseweg zijn op een aantal plaatsen nieuwe woningen geprojecteerd.

Het gaat hierbij om in totaal 8 woningen. Uit het akoestisch onderzoek van adviesbureau Goudappel Coffeng d.d. 26 juni 2008 en adviesbureau Cauberg Huygen d.d. 11 juli 2008 blijkt, dat bij 5 nieuw geprojecteerde woningen namelijk ter plaatse van Stompwijkseweg 36c, 38a, 46b en 48c, de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De toekomstige geluidbelasting die deze 5 woningen zullen ondervinden bedraagt maximaal 53 dB.

Dr van Noortstraat 175 en 183

Langs de Dr. van Noortstraat zijn 4 nieuwe woningen geprojecteerd. De Dr. van Noortstraat is echter een 30 km weg. Ingevolge de Wgh hebben dergelijke wegen geen geluidzones.

Gezien het feit dat de toekomstige verkeersintensiteit maximaal 350 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen, zal de maximale gevelbelasting van de nieuw te bouwen woningen minder dan 48 dB bedragen.

Oosteinde 10

Het Oosteinde heeft een geluidszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. Binnen deze geluidszone is, ter plaatse van Oosteinde 10, één nieuwe woning geprojecteerd. Uit het akoestisch onderzoek uitgevoerd door adviesbureau DGMR van maart 2010 blijkt, dat de maximale gevelbelasting op de nieuw te bouwen woning ter plaatse van Oosteinde 10 maximaal 53 dB zal bedragen.

Hogere grenswaarden

Uit bovenstaande volgt dat voor in totaal 6 nieuw geprojecteerde woningen (5 aan de Stompwijkseweg en 1 langs het Oosteinde) niet kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ingevolge artikel 110a Wgh zijn burgemeester en wethouders bevoegd te besluiten tot het vaststellen van hogere grenswaarden ten gevolge van wegverkeerslawaai, met dien verstande dat deze waarden in buitenstedelijk gebied niet hoger mogen zijn dan 53 dB.

Artikel 110a lid 5 Wgh schrijft voor dat hogere grenswaarden mogen worden vastgesteld, mits is aangetoond dat geluidreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Bij bovengenoemde akoestische onderzoeken met betrekking tot de 6 nieuw geprojecteerde woningen waarbij niet wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB is nagegaan, in hoeverre het mogelijk is via geluidreducerende maatregelen te voldoen aan de wettelijke voorkeurs-grenswaarde van 48 dB. Hierbij is vastgesteld dat bronmaatregelen ten aanzien van het verkeer, zoals reductie van de verkeersintensiteit of verlaging van de maximum toegestane snelheid, niet mogelijk zijn gelet op de aard (stroomfunctie) van de Stompwijkseweg en het Oosteinde. Het toepassen van een stiller wegdek ter plaatse van de betreffende 6 nieuwe woningen is om financiële redenen niet haalbaar. Een geluidsscherm of -wal is stedenbouwkundig en landschappelijk niet inpasbaar en akoestisch niet effectief gelet op de afstand van de 6 nieuw geprojecteerde woningen tot de weg.

Gezien het bovenstaande zijn door de gemeente voor de bouw van de betreffende 6 geprojecteerde woningen hogere grenswaarden vastgesteld tot maximaal 53 dB.

5.1.2 Bodem

In verband met de herontwikkeling van de diverse locaties (bouw van meerdere woningen, graven van sloten enz.) is het van belang om een goed historisch en verkennend bodemonderzoek uit te voeren. Voor alle locaties is een dergelijk onderzoek uitgevoerd, waarbij kan worden geconcludeerd dat op geen van de locaties verontreinigingen zijn geconstateerd die een belemmering kunnen vormen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.1.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Op 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. Het NSL is een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de decentrale overheden in de gebieden waar de normen worden overschreden.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Voor de geplande ontwikkelingen in het bestemmingsplan "Ruimte voor ruimte" geldt dat deze hooguit een zeer beperkte toename in de verkeersstromen in de gemeente tot gevolg kunnen hebben. Deze toename zal geen meetbare of berekenbare veranderingen in de optredende concentraties luchtverontreiniging veroorzaken. Dit betekent dat als gevolg van ontwikkelingen op basis van het bestemmingsplan "Ruimte voor ruimte", de berekende concentraties en voorspellingen voor 2010 en 2016 ongewijzigd blijven.

Conclusie lucht

Voor de locaties die bij het bestemmingsplan "Ruimte voor ruimte" zijn betrokken, kan worden geconcludeerd dat met betrekking tot de luchtkwaliteit er geen beperkingen gelden voor het realiseren van de met het bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen. Voor alle locaties geldt dat de concentraties aan stikstofdioxide (NO2) en aan fijn stof (PM10) ruim onder de geldende grenswaarden liggen. De voorspellingen voor 2010 en 2016 (geldigheidsduur van het bestemmingsplan) schetsen ook een gunstig beeld waarbij de genoemde concentraties voor fijn stof (PM10) naar verwachting nog naar beneden zullen worden bijgesteld.

5.1.4 Milieuzonering (agrarische) bedrijven

Ontwikkelingen binnen een nieuw bestemmingsplan kunnen gevolgen hebben voor bedrijven in of in de nabijheid van een plangebied. Daarnaast kunnen deze bedrijven beperkingen geven voor de beoogde ontwikkelingen. Het garanderen van een voldoende woon- en leefklimaat is één van de vele aspecten die bij de brede belangenafweging in het kader van een bestemmingsplan- of projectplanprocedure meegewogen moet worden.

Alle bij het bestemmingsplan betrokken locaties zijn gelegen in het landelijk gebied. Het grootste deel van het landelijk gebied in Leidschendam - Voorburg is in gebruik voor grondgebonden landbouw en veeteelt.

Zoals al opgemerkt in paragraaf 4.2 liggen de woningen die worden gerealiseerd op de percelen Dr. van Noortstraat 175 en 183 binnen de invloedssfeer van een bestaande paardenhouderij. Met het veranderen van de bestemming van dit perceel wordt dit probleem opgelost. Aangezien er verder in de nabijheid van de andere locaties geen agrarische bedrijven gevestigd zijn, is de ontwikkeling van de diverse woningen vanuit milieuzonering bezien geen probleem.

5.1.5 Duurzaam bouwen

De ambities en afspraken op het gebied van duurzaam bouwen zijn vastgelegd in de beleidsnota duurzaam bouwen van de gemeente. Hierin zijn de ambities en doelstellingen op rijks- , provinciaal- en regioniveau vertaald naar het gemeentelijk werkveld. Bouwinitiatieven moeten voldoen aan deze ambities en doelstellingen. Buiten de bestaande normen vanuit het bouwbesluit richt het duurzaam bouwen beleid zich op een hoger ambitieniveau.

Gezien de aanscherping van het duurzaam bouwen beleid een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid. In de nota Duurzaam bouwen (2004-2009) zijn drie onderdelen als eis opgenomen. Deze maatregelen zijn van regionaal belang of tot op heden nog niet in de nationale pakketten opgenomen. De drie verplichte maatregelen zijn:

  • 1. Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe. Dit is met name hout met het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council).
  • 2. Vermijd consequent het gebruik van zink, lood en koper voor zover blootgesteld aan de buitenlucht en gebruik geen koper voor waterleidingen .
  • 3. Beperk zoveel mogelijk het gebruik van PVC in alle bouwdelen. Indien gebruik wordt gemaakt van PVC, gebruik dan gerecycled PVC en PVC waarvoor een retoursysteem bestaat.

Deze beleidslijn blijft, om echter duurzaam bouwen meer tastbaar te maken werken wij met het instrument GPR-gebouw. GPR-gebouw is het hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzen bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen én scholen. GPR-gebouw is een praktische en gebruiksvriendelijke online applicatie om plankwaliteit en milieubelasting van een project is samenhang te optimaliseren. De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 6 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het steven naar een maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. Welke score behaald dient te worden is vooralsnog afhankelijk van het project. Het streven is minimaal 7 en zo mogelijk 8 (één en ander wordt nader geconcretiseerd middels B&W rapportage actualisering duurzaam bouwen beleid, naar college 1e kwartaal 2009).

In het kader van het klimaatbeleid wordt gestreefd naar het opnemen van collectieve duurzame energieopties in het bestemmingsplan en bouwplan. Een energievisie geeft de mogelijkheden aan wat voor duurzame energiemogelijkheden er zijn binnen Leidschendam-Voorburg. Een eerste aanzet hiertoe is de nota Klimaatlandschap Leidschendam-Voorburg. Dit onderzoek zal nader worden aangevuld met een duurzame energiescan waarbij ook de bedrijventerreinen en andere mogelijkheden worden meegenomen (windmolens, regionaal warmtenet etc..).