direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Bestemmingsplan Westeinderweg 6 en 8 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bpww-0010

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen

Het gemeentelijke ruimtelijke beleid is geformuleerd in de structuurvisie Ruimte voor Wensen, vastgesteld door de gemeenteraad in december 2006. Centraal uitgangspunt is het realiseren van een groene woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw. Door vraag en aanbod van het wonen beter op elkaar af te stemmen, verbetert de woonkwaliteit.
In de structuurvisie komen de verschillende ruimtelijke disciplines bij elkaar. Op dit niveau bepaalt de gemeente waar de meerwaarde van ruimtelijke kwaliteit kan worden behaald. Het uitgangspunt hierbij is het benoemen van de identiteitsdragers, die onder meer zijn terug te vinden in de gemeentelijke Welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bpww-0010_0002.jpg"

Afbeelding 3: structuurvisie Ruimte voor Wensen

Voor het buitengebied geldt dat de agrarische sector met haar graasdieren de drager blijft van het weidelandschap. Het accent verschuift hier wel in de richting van de productie van recreatie, zorg, natuur en landschap. Naar verwachting zal het grondgebruik in de veehouderij extensiever worden en het aantal bedrijven zal afnemen. De bedrijfscomplexen die hierdoor vrijkomen, krijgen een gebiedsondersteunende invulling. Dit kan in de vorm van kleinschalige bedrijvigheid zijn, maar ook een woonfunctie is mogelijk. De meer intensieve vormen worden gekoppeld aan een goede bestaande ontsluiting voor autoverkeer. Het uitgangspunt van de te realiseren nieuwbouw zal bestaan uit een organische groei, met de landschappelijke kwaliteit als vertrekpunt.

Het bestemmingsplan zoals dat nu voorligt, levert een bijdrage aan de uitgangspunten van dit beleid. Het agrarisch bedrijf krijgt door minimale uitbreiding de kans om in de toekomst zijn bedrijfsvoering te kunnen handhaven en optimaal te kunnen functioneren. Terwijl bij de toename van de bedrijfsbebouwing van het agrarisch loonwerkbedrijf, de landschappelijke kwaliteit een doorslaggevend factor is geweest.

2.5.2 Gebiedsvisie Stompwijk

De gebiedsvisie Stompwijk, vastgesteld in oktober 2007, schetst een beeld van de gewenste ontwikkelingen voor onder andere het verbeteren van de bereikbaarheid, het versterken van het landschap en het behouden en versterken van de vitaliteit van Stompwijk. In deze gebiedsvisie is uitvoerig ingegaan op de kwaliteiten van het landelijk gebied. Het versterken van het open en groene karakter van het landschap speelt een belangrijke rol voor het gewenste groene imago. Er dient aandacht te worden besteed aan aspecten zoals duurzaam behoud van het karakteristieke landschap, het bieden van bedrijfsmatig perspectief voor actieve agrarische ondernemers en het tegengaan van verrommeling. Om het karakteristieke open landschap te behouden, moeten de boeren de ruimte krijgen zich te kunnen ontwikkelen door schaalvergroting of verbreding.

De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing danwel bedrijfsvlak van de betreffende percelen heeft betrekking op het agrarisch (landelijke) bedrijven. Deze bedrijfstypen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het optimaal functioneren van het buitengebied. De herinrichting van de betreffende percelen past binnen de doelstellingen van de Gebiedsvise om agrarische ondernemers bedrijfsmatig perspectief te bieden en verromeling van het landschap tegen te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bpww-0010_0003.jpg"

Afbeelding 4: Gebiedsvisie Stompwijk

2.5.3 Paardenbeleid

Ook de gemeente Leidschendam-Voorburg krijgt in toenemende mate te maken met paardenactiviteiten in het landelijk gebied. Het gaat met name om pensionstalling en manege(achtige activiteiten) op (voormalige) agrarische percelen en het houden van paarden bij particulieren. Hiermee wordt in beginsel voorzien in een sportieve/recreatieve behoefte en kan het gebied een economische impuls krijgen. De toename van paardenactiviteiten hangt ook samen met het feit dat steeds meer agrariƫrs in de gemeente zich mede door schaalvergroting en gewijzigde milieuwetgeving genoodzaakt zien tot beƫindiging van de agrarische bedrijfsvoering of omzetting van de bedrijfsactiviteiten. Veel van hen willen geheel of gedeeltelijk overgaan op activiteiten met paarden.

Het houden van paarden kan zichtbare gevolgen hebben voor het landschap. De paardenhouderij kan bijdragen aan behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Maar ook kan het negatieve ontwikkelingen met zich meebrengen, zoals het verstoren van weidevogels, het vertrappen van grasland en landschappelijke verrommeling door onder andere het verschijnen van allerlei hekwerken en paardenbakken.

Voor het landelijk gebied van de gemeente Leidschendam-Voorburg ontbrak een duidelijke visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van paardenhouderijen in relatie tot het beleid voor en de waarden van de melkveehouderij, recreatie, landschap, cultuurhistorie en flora en fauna. Daarom is het Paardenbeleid gemeente Leidschendam-Voorburg (2008) opgesteld, dat richting geeft aan de ontwikkeling van de paardensector in het gebied.

Het behoud en de ontwikkeling van het open polderlandschap, verbonden aan het gebruik voor melkveehouderij, staat voorop. Inspelend op de waarden met betrekking tot natuur, landschap, melkveehouderij en recreatie wordt in het ene deel van het gebied meer ruimte geboden aan de ontwikkeling van paardenactiviteiten dan in het andere.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bpww-0010_0004.jpg"

Afbeelding 5: zonering paardenbeleid

In de agrarische gebieden met hoge landschappelijke waarde en vaak ook grote natuurwaarden zijn primair agrarische bedrijven toegestaan, waarbij als ondergeschikte deeltijdfunctie ruimte is voor het houden van paarden. Paardenfokkerijen in zuivere vorm zijn ook mogelijk, aangezien deze worden beschouwd als een agrarische functie. Het houden van paarden bij een agrarisch bedrijf is volgens vaste jurisprudentie geen nevenfunctie behorende bij een agrarisch bedrijf. Immers, het houden van paarden heeft geen enkel verband met de hoofdfunctie (hier veelal melkvee). In deze deelgebieden is het beleid echter erop gericht om paardenhouderijen in deeltijd dan wel als "verbrede" functie bij volwaardige agrarische bedrijven toe te staan.
Op zichzelf staande klein- of grootschalige paardenhouderijen, niet zijnde fokkerijen, zijn in deze gebieden niet toegestaan. Zo wordt voorkomen dat er ongewenste concurrentie met de agrarische bedrijven ontstaat en dat de eenheid van het agrarisch gebied wordt doorbroken, wat schaalvergroting van melkveehouderijbedrijven in de weg zou staan. Hierdoor wordt ook de positie van de melkveehouderij in dit gebied versterkt.

Om ongewenste groei van paardenhouderijen dan wel gehele omzetting naar paardenhouderij tegen te gaan wordt een maximum gesteld van 15 paarden per bedrijf. Dit is in lijn met het feit dat de paardenactiviteiten een ondergeschikte functie moeten zijn en blijven. Door het aantal paarden te beperken wordt voorkomen dat de verkeersbelasting van de landelijke wegen wezenlijk toeneemt. Tegelijkertijd is dit ook een aantal waarbij het financieel rendabel is paarden te houden. Er wordt opgemerkt dat dit maximum aantal alleen gerealiseerd kan worden als dit ook binnen de milieuvoorschriften mogelijk is.

2.5.4 Welstandsbeleid

Vanaf 1 juli 2004 is het toetsen van bouwplannen aan 'redelijke eisen van welstand' alleen nog mogelijk op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota: de gemeentelijke Welstandsnota Leidschendam-Voorburg. In deze nota wordt aangeven op welke aspecten gelet wordt bij het beoordelen van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning. De redelijke eisen van welstand zijn geobjectiveerd door de gemeente te verdelen in een aantal gebiedstypen.

Het landelijk gebied van Stompwijk is deel van het Groene hart van de Randstad en inmiddels ook opgenomen in het rijksbeleid voor Belvedere gebieden. Een evenwicht of combinatie van gezonde bedrijfsvoering en recreatief-landschappelijke beleving bepaalt daarmee de huidige agenda voor ruimtelijke kwaliteit in dit gebied. Het vigerende bestemmingsplan is daarentegen nogal restrictief. Met de eerdergenoemde gebiedsvisie wordt een passende invulling gegeven aan een dergelijke gewenste kwaliteitsverbetering. Tevens wordt gewerkt in lijn met de gedachtes van de "nota Ruimte" van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: Ministerie van VROM).