direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Vlietweg 3 en 8a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.TAMVlietweg3en8a-VG01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Vlietweg 3 en 8a in Leidschendam en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1 lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.


De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22a’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • a. Het besluit als bedoeld in artikel 4.6 eerste lid onder g van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld onder c, is niet van toepassing;
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk;
  • c. De regels in dit hoofdstuk (H22a) zijn van toepassing op de locatie Vlietweg 3 en 8a in Leidschendam, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1916.TAMVlietweg3en8a-VG01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Toepassing begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend op het bepaalde in artikel 2 de volgende begripsbepalingen:

3.1 plan

het TAM-omgevingsplan Vlietweg 3 en 8a met identificatienummer NL.IMRO.1916.TAMVlietweg3en8a-VG01 van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

3.2 beroep en bedrijf aan huis

een beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner van die desbetreffende woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

3.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

3.4 algemene leefbaarheidstoets

toets bij een vergunningaanvraag voor woningsplitsing en kamerverhuur waarbij de leefbaarheid in de directe omgeving van het betreffende gebouw in kaart wordt gebracht zoals opgenomen in Beleidsnota Woningsplitsing en kamerverhuur Leidschendam-Voorburg;

3.5 archeologie, Programma van Eisen (PvE)

een inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de uitvoeringswijze van een archeologisch veldonderzoek en specialistisch onderzoek verwoord staan, alsook de randvoorwaarden van het onderzoek, bijvoorbeeld met betrekking tot de omgang met het vondstmateriaal. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;

3.6 archeologievriendelijk bouwen

een manier van bouwen waarbij rekening wordt gehouden met het aanwezige bodemarchief zodat (eventuele) archeologische waarden niet verstoord worden en behouden blijven;

3.7 archeologisch advies

een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht;

3.8 archeologisch adviseur van het bevoegd gezag

een door het bevoegd gezag aangewezen adviseur die het bevoegd gezag adviseert op archeologisch gebied;

3.9 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een locatie, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

3.10 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;

3.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijventerrein, slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon of een gezin, die behoort bij de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of instelling op het perceel waar de woning zich bevindt, en waarvan de huisvesting ter plaatse noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op dat perceel;

3.12 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw;

3.13 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

3.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder;

3.15 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

3.16 dienstverlening

het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

3.17 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het (laten) geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard, zoals onder meer een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

3.18 gestapelde woning

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld detailhandel of dienstverlening zijn gebouwd;

3.19 hartlijn

midden van de leiding zoals op de verbeelding is aangegeven;

3.20 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of dranken, overwegend voor gebruik ter plaatse, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening en al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie);

3.21 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;

3.22 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de verbeelding aangegeven (bouw-)grens;

3.23 nieuwe ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling, herontwikkeling en/of functieverandering van een perceel en/of pand niet passend binnen toegekende functie, geldend op het moment van vaststelling van 'TAM-omgevingsplan Vlietweg 3 en 8a', niet zijnde de ontwikkeling waarvoor dit plan is opgesteld;

3.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

3.25 pand

een bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, betreedbaar en afsluitbaar is;

3.26 parkeervoorzieningen

voorzieningen voor het laten stilstaan van voertuigen, (brom)fietsen daaronder mede begrepen, langer dan nodig is voor het (onmiddellijk) laten in-, uit- en afstappen van passagiers of voor het laden en/of lossen van goederen;

3.27 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

3.28 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden: onder seksinrichting worden in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater en/of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

3.29 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

3.30 staat van horeca-activiteiten

de staat van horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

3.31 speeltoestellen

een inrichting, bedoeld voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

3.32 tuin

tuin, behorende bij en ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

3.33 vaartuig

een voorwerp, dat bestemd of ingericht is, voor het vervoer over water, van personen en/of goederen, dan wel een drijvend werktuig of woonschip;

3.34 verbeelding

de verbeelding van het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Vlietweg 3 en 8a';

3.35 verkoop via internet

het bedrijfsmatig en uitsluitend via het internet aanbieden en verkopen van goederen aan derden, zonder uitstalling ten verkoop, opslag, bezichtiging en/of afhaal van de goederen ter plaatse;

3.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;

3.37 woning voor middenhuur

huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in art. 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan) en ten hoogste een bedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Verordening sociale en middeldure woningbouw Leidschendam-Voorburg 2022 (zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

3.38 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen;

3.39 zelfstandige woning

de kleinste binnen één of meer gebouwen gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is.

Artikel 4 Meet- en regelbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

4.1 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.2 Overschrijding van de bouw- c.q. functiegrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, technische installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen niet meer dan 0,75m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Functieomschrijving
5.1.1 Algemeen

Een als 'Bedrijf' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste de categorie zoals die op de verbeelding is aangegeven;
  • b. een spuitinrichting is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - spuitinrichting' (sb-si);
  • c. ter plaatse van de aanduiding (bw) is uitsluitend één bedrijfswoning toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bedrijfsgebonden detailhandel;
  • e. beroep aan huis uitsluitend ten behoeve van de functie wonen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.1;
  • f. horeca in uitsluitend categorie 4, als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende Staat van horeca-activiteiten, uitsluitend ten dienste van de functie 'Bedrijf';
  • g. verkoop via internet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.2;

met de daarbij behorende:

  • h. erven;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. ontsluitingswegen;
  • m. paden en verhardingen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. waterlopen en waterpartijen.
5.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels.

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van 'Bedrijf' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen de locatie die is toegedeeld aan een functie worden gebouwd
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het voorerfgebied   Maximale bouwhoogte  
Pilasters/penanten en soortgelijke plaatselijke versieringen   1,5 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1,5 meter  

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het achtererfgebied   Maximale bouwhoogte  
Objecten voor beeldende kunst   6,0 meter  
Tankstationluifels   7,0 meter  
Vrijstaande antenne-installaties, ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15,0 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3,0 meter  
5.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
5.3.1 Dakterras

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dakterras te realiseren dat de bouw-/goothoogte zoals bedoeld in artikel 5.2.2 onder b overschrijdt.

5.4 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsactiviteit dakterrassen

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wordt alleen verleend als er toepassing gegeven wordt aan de regels die zijn opgenomen in de Nota 'Het Dak op', beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen, die als Bijlage 3 deel uitmaakt van dit hoofdstuk.

5.5 Specifieke functieregels voor gebruik
5.5.1 Beroep of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep aan huis, of hiermee naar aard, uitstraling en omvang gelijk te stellen beroepsmatige activiteiten, vanuit de woning is toegestaan mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit is het geval indien het vloeroppervlak van een woning, dat wordt gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de desbetreffende woning en de bij de woning horende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40m²;
  • b. de gebruiker van de woning tevens degene is die de beroepsmatige activiteiten uitvoert;
  • c. het beroepsmatige gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte overeenkomstig de Nota Parkeernormen Leidschendam - Voorburg;
  • e. er geen buitenopslag van goederen plaatsvindt en geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in direct verband met het beroep aan huis.
5.5.2 Verkoop via internet

Verkoop via internet vanuit de woning is toegestaan, mits:

  • a. sprake is van verkoop via internet waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie en geen opslag en verzending plaatsvindt;
  • b. er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt.
5.6 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsplanactiviteit - beroep aan huis
5.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor de uitoefening van een beroep aan huis in afwijking van het bepaalde in artikel 5.5.

5.6.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit - beroep aan huis

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.6.1 kan alleen worden verleend indien en voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis bedraagt maximaal 65 m²;
  • b. de activiteiten zijn naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1, onder de categorieën 1 en 2;
  • c. er is geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg 2023. Indien deze beleidsregel wordt gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de gewijzigde beleidsregels met betrekking tot parkeernormen.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • b. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • c. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
5.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.7.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten tot een oppervlakte van maximaal 10m²;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
5.7.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
5.7.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Functieomschrijving
6.1.1 Algemeen

Een als 'Gemengd' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

op de begane grond

  • a. wonen;
  • b. voor 153m2 bruto vloeroppervlak uitsluitend voor kantoren, ateliers, werkruimten en/of bedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. fietsenstallingvoorzieningen;

vanaf de eerste verdieping

  • d. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. beroep of bedrijf aan huis, uitsluitend ten behoeve van de functie wonen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.3.2;
  • f. verkoop via internet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.3.3;

met de daarbij behorende:

  • g. balkons, luifels en overige daarmee vergelijkbare overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op aangrenzende terreinen;
  • h. dakterrassen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. in- en uitritten;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. bijbehorende voorzieningen zoals, (inpandige) technische voorzieningen, inpandige traforuimte;
  • n. zonnepanelen;
  • o. bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen en ruimtes;
  • p. ontsluitingswegen;
  • q. paden en verhardingen;
  • r. parkeervoorzieningen;
  • s. waterlopen en waterpartijen.
6.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van 'Gemengd' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken:

  • a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • b. op het gebouwerf is het bouwen van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen de locatie die is toegedeeld aan een functie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het voorerfgebied   Maximale bouwhoogte  
Pilasters/penanten en soortgelijke plaatselijke versieringen   1,5 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1,5 meter  

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het achtererfgebied   Maximale bouwhoogte  
Objecten voor beeldende kunst   6,0 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3,0 meter  
6.3 Specifieke functieregels voor gebruik
6.3.1 Wonen
  • a. Wonen vindt plaats in maximaal 138 woningen;
  • b. Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt minimaal 80% van het totale aantal woningen in het plan;
  • c. Het aandeel woningen voor middenhuur bedraagt minimaal 10% van het totale aantal woningen in het plan.
6.3.2 Beroep aan huis

Het uitoefenen van een beroep aan huis, of hiermee naar aard, uitstraling en omvang gelijk te stellen bedrijfsmatige activiteiten, vanuit de woning is toegestaan mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit is het geval indien het vloeroppervlak van een woning, dat wordt gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de desbetreffende woning (bijbehorende bouwwerken daaronder mede begrepen), tot een maximum van 40m²;
  • b. de gebruiker van de woning tevens degene is die de beroepsmatige activiteiten uitvoert;
  • c. het beroepsmatige gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte overeenkomstig de Nota Parkeernormen Leidschendam - Voorburg;
  • e. er geen buitenopslag van goederen, horeca en/of detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in direct verband met het beroep aan huis.
6.3.3 Verkoop via internet

Verkoop via internet vanuit de woning is toegestaan, mits:

  • a. sprake is van verkoop via internet waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie en geen opslag en verzending plaatsvindt;
  • b. er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt.
6.3.4 Voorwaardelijke verplichting blauw-groen dak

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' geldt - in afwijking van de daar toegedeelde functie(s) - dat het gebruik volgens de toegedeelde functie(s) alleen is toegestaan op voorwaarde dat bij (ver)nieuwbouw van een gebouw voorzien is in de aanleg en instandhouding van een blauw-groen dak met een bergingscapaciteit van ten minste 72m³.

6.3.5 Voorwaardelijke verplichting - Aeriusberekening

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2' geldt - in afwijking van de daar toegedeelde functie(s) - dat het gebruik volgens de toegedeelde functie(s) alleen is toegestaan op voorwaarde dat uit een nadere uitgewerkte en actuele Aerius-berekening blijkt dat geen sprake is van een projecteffect van meer dan 0,00 mol/ha/jaar.

6.3.6 Voorwaardelijke verplichting - maatwerkvoorschrift

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 3' geldt - in afwijking van de daar toegedeelde functie(s) - dat het gebruik volgens de toegedeelde functie(s) Wonen alleen is toegestaan op voorwaarde dat ter plaatse van de het bedrijfspand aan Nieuwstraat 2 te Leidschendam de meest westelijke mechanische ventilatie unit is geplaatst danwel een andere voorziening of maatregel wordt getroffen zodat wordt voldaan aan een maximale geluidsproductie op geluidgevoelige gebouwen gedurende de dagperiode (07.00u - 19.00u) maximaal 50dB(A), gedurende de avondperiode (19.00u-23.00u) maximaal 45dB(A) en gedurende de nachtperiode (23.00u-07.00u) maximaal 40dB(A).

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 6.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
6.4.3 Beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
6.4.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 7 Groen

7.1 Functieomschrijving
7.1.1 Algemeen

Een als 'Groen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. recreatie;
  • c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. duikers en bruggen;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. (ondergrondse) inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • l. ontsluitingswegen;
  • m. (on)verharde speelvelden;
  • n. overige paden en verhardingen;
  • o. speeltoestellen.
7.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van Groen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
7.2.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde   Maximale bouwhoogte  
Objecten voor beeldende kunst   6,00 meter  
Speeltoestellen   5,00 meter  
Vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15,00 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3,00 meter  
7.3 Specifieke functieregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met de aan de locatie toegedeelde functie(s) wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 15.2, in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden op een wijze of tot een doel, strijdig met het belang van de in artikel 7.1.1 onder l, bedoelde waarden;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken voor horeca.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Regels over het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • d. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • e. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 7.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
7.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
7.4.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Functieomschrijving
8.1.1 Algemeen

Een als 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. buurtonsluitingswegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. pleinen;

met de daarbij behorende:

  • e. overhangende balkons, luifels en daarmee vergelijkbare bouwwerken respectievelijk voorzieningen ten behoeve van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • f. bermen;
  • g. duikers en bruggen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. (ondergrondse) inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • m. speeltoestellen;
  • n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • o. voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • p. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • q. waterlopen en waterpartijen.
8.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels.

8.2.1 Algemeen

Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van 'Verkeer - Verblijfsgebied' ' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • c. oplaadvoorzieningen voor gemotoriseerd verkeer,
  • d. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwhoogtes en oppervlaktes

Voor het bouwen als bedoeld in artikel 8.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer en de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer en de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • c. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • d. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
8.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
8.3.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 9 Water

9.1 Functieomschrijving
9.1.1 Algemeen

Een als 'Water' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterkeringen;
  • c. water- en oeverrecreatie;
  • d. voorzieningen ten behoeve ondergrondse warmte- en koudeopslag, mede ten behoeve van aangrenzende terreinen;

alsmede voor:

  • e. aanlegsteigers;
  • f. bruggen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. objecten van beeldende kunst;
  • j. oevers;
  • k. oeververbindingen;
  • l. overige voorzieningen ten behoeve van de functie zoals duikers en inlaatwerken, dukdalven, oeverbeschoeiingen, remmingswerken en stuwen;
  • m. tuinen t.b.v. woonschepen;
  • n. vijvers;

mede bestemd voor:

  • o. overhangende balkons, luifels en daarmee vergelijkbare bouwwerken respectievelijk voorzieningen ten behoeve van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
9.2 Beoordelingsregels
9.2.1 Algemeen

Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van 'Water' uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 9.2.1, sub a, gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil ter plaatse;
  • b. voor het bouwen van bruggen geldt, in aanvulling op het bepaalde onder a, dat de minimaal benodigde doorvaarthoogte van elke nieuw te bouwen dan wel te vervangen brug in overleg met de vaarweg- en/of waterbeheerder dient te worden bepaald.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren.
9.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 9.3.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
9.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
9.3.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Functieomschrijving

Een als 'Leiding - Water' aangewezen locatie heeft, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), de volgende functie:

  • a. de aanleg en onderhoud van een ondergrondse watertransportleiding met een belemmeringenstrook van respectievelijk 5,00 meter (drinkwatertransportleidingen) en 9,00 meter (rivierwatertransportleidingen) ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
10.2 Beoordelingsregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels.

10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van 'Leiding - Water' uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en), met een maximale hoogte van 5 meter, en
  • b. ten behoeve van de andere, daar voorkomende functie(s) mag - met inachtneming van de voor de betrokken functie(s) geldende beoordelingsregels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, wijzigen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • i. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
10.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 10.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer en
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
10.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 3

11.1 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden hebben, naast de andere daar voorkomende functie(s), de volgende functie:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.2.1 Regels over het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Ter plaatse van in de artikel 11.1 bedoelde gronden is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verwijderen, trekken of afbreken van funderingspalen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
11.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 11.2.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden:

  • a. zien op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. worden uitgevoerd ten behoeve van een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
  • d. worden uitgevoerd ten behoeve van een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.2.3 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.
11.2.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bodemingreep kan worden voorkomen of voldoende kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    • 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse voor de Archeologie in acht worden genomen;
  • c. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere functies.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Functieomschrijving
12.1.1 Algemeen

Een als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen locatie heeft, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), de volgende functie:

  • a. waterkering, met de daarbij behorende bouwwerken.
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Ter plaatse van de gronden als bedoeld in artikel 12.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
  • k. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
12.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 12.2.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
12.2.3 Beoordelingsregels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
12.2.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering met de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de waterkering niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld om eventuele schade te voorkomen.

12.3 Beoordelingsregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels.

12.3.1 Algemeen

Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van 'Waterstaat - Waterkering' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

12.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering, met een maximale hoogte van 5 meter, en
  • b. ten behoeve van de andere, daar voorkomende functie(s) mag - met inachtneming van de voor de betrokken functies geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.4 Vergunningplicht voor afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.2 onder b, indien de bij de betrokken functie behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijking dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande maten
14.1.1 Afwijkende hogere maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldend plan, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

14.1.2 Afwijkende lagere maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldend plan, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

14.1.3 Herbouw

In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 14.1.1 en 14.1.2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

14.2 Parkeernormen
  • a. Ten behoeve van de met deze wijziging vervatte planontwikkeling die 138 betaalbare woonstudio's voor jongeren tussen 18 en 28 jaar mogelijk maakt, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake als ten behoeve van deze planontwikkeling ten minste 53 parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand worden gehouden;
  • b. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg 2023. Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen in de directe omgeving van de planlocatie gerealiseerd dienen te worden.
14.3 Woningsplitsing
14.3.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.

14.3.2 Uitzondering

Het verbod als genoemd in artikel 14.3.1 is niet van toepassing als het gaat om het realiseren van een mantelzorgwoning waarbij splitsing van de oorspronkelijke woonruimte plaatsvindt in enerzijds een zogenaamde mantelzorgwoning, waarin de zorgvrager woont en anderzijds een andere zelfstandige woning, welke door de zorggever wordt bewoond. Indien de mantelzorg beëindigd wordt, herleeft het verbod als bedoeld in artikel 14.3.1.

14.3.3 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 wordt slechts verleend indien en voor zover de aanvraag door het bevoegd gezag is getoetst aan:

  • a. de algemene leefbaarheidstoets;
  • b. de Nota parkeernormen Leidschendam - Voorburg.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie(s).

15.2 Strijdig gebruik

Tot gebruik, strijdig met dit plan, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de functie en mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de functie en mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorend bouwwerken ten behoeve van (permanente) bewoning;
  • d. het niet in stand laten van een parkeervoorziening op eigen terrein welke is opgenomen in een verleende omgevingsvergunning t.b.v. van het realiseren van het op hetzelfde terrein gelegen hoofdgebouw;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
15.3 Woningsplitsing en kamerverhuur
15.3.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
  • a. Het is verboden om een bestaande woning te gebruiken voor twee of meer zelfstandige woningen;
  • b. Het is verboden om een bestaande woning te gebruiken of voor gebruik aan te bieden voor 3 of meer onzelfstandige woningen;
15.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 15.3.1 is niet van toepassing op het gebruik van een mantelzorgwoning waarbij splitsing van de oorspronkelijke woonruimte plaatsvindt in enerzijds een zogenaamde mantelzorgwoning, waarin de zorgvrager woont en anderzijds een andere zelfstandige woning, welke door de zorggever wordt bewoond. Indien de mantelzorg beëindigd wordt, herleeft het verbod als bedoeld in artikel 15.3.1.

15.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 wordt slechts verleend indien en voor zover de aanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een aanvraag voor het omzetten van een woning voor kamerbewoning met drie of maximaal vier kamers;
  • b. de beoogde woonruimte beschikt na omzetting in onzelfstandige woonruimten over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 24 m² per bewoner;
  • c. de te splitsen woonruimte beschikt bij woningsplitsing over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 140 m²;
  • d. de beoogde zelfstandige woonruimte van splitsing beschikt over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 55 m²;
  • e. de hoofdbewoner bij inwoning bewoont ten minste 50% van het totale gebruiksoppervlakte (GBO) van het gebouw;
  • f. de bestaande woonruimte beschikt bij inwoning over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 55 m².
15.3.4 Nadere toetsing leefbaarheid en parkeren

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.3, toetst het bevoegd gezag de aanvraag aan:

  • a. de algemene leefbaarheidstoets;
  • b. de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg.

Artikel 16 Algemene beoordelingsregels

16.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:

  • a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten te overschrijden;
  • b. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden.
16.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit met betrekking tot bouwwerken

De omgevingsvergunning als bedoeld in 16.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, alsmede de elders in dit hoofdstuk beschreven ruimtelijke-, cultuurhistorische-, landschappelijke- en natuurwaarden, en
  • b. voor zover sprake is van een algemeen belang dan wel van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • c. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en bouwhoogte met ten hoogste 10% worden overschreden, mits dit in verband met het realiseren van de functie noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels artikel 5 en artikel 6 van dit hoofdstuk;
  • d. een meetverschil aanleiding geeft om de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 10% te overschrijden;
  • e. de aanvraag betrekking heeft op het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling en het verloop daarvan in geringe mate wordt aangepast omdat de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • f. de aanvraag betrekking heeft op de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst, zend-, ontvang- en sirenemasten tot ten hoogste 40,00 meter.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken
18.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
18.1.2 Uitzonderingen

Artikel 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Gebruik
18.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2.2 Verandering gebruik

Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.2.3 Voorwaarde

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.2.4 Uitzondering

Artikel 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.