direct naar inhoud van Artikel 2 Meten
Plan: Beheersverordening Kolhorn, Barsingerhorn en Haringhuizen (kernen)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1911.BV00001-VA01

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. goothoogte: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord, dakkapel of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. bouwhoogte: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • d. oppervlakte (van een bouwwerk): tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven;
  • f. indien bouwwerken van een platte afdekking worden voorzien, geldt de maximale goothoogte als maximale hoogte.
2.2 Dakoverstek

Een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken.

2.3 Lessenaarsdak

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoogte van de hoge zijde van het dak.

2.4 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.