direct naar inhoud van Regels
Plan: Anna Paulowna - Kruiswijk III, fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1911.BPkruiswijkIII-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Anna Paulowna - Kruiswijk III, fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPkruiswijkIII-va01 van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.9 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken;

1.21 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij op grond van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.22 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.23 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.24 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

1.25 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 peil
  • a. voor een bouwwerk, op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.27 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.28 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 voorste bouwgrens:

een naar de weg gekeerde bouwgrens;

1.30 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Daarbij wordt de oppervlakte van overkappingen welke meer bedragen dan 1 m² meegerekend.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing en de oppervlakte van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de voor de plaatsing van gebouwen geldende regeling met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals genoemd in:
    • 1. de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van inrichtingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    • 2. de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van inrichtingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
    • 3. de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van inrichtingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • b. groen, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. water- en oeverstroken, waterberging en waterhuishouding,

met dien verstande dat:

  • g. detailhandel uitsluitend is toegestaan voor zover deze ondergeschikt is aan en direct voortvloeit uit de activiteiten van een bedrijf;
  • h. risicovolle en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet in de bestemming zijn begrepen;
  • i. tankstations niet in de bestemming zijn begrepen;
  • j. kantoren uitsluitend zijn toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering van op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven, met dien verstande dat de oppervlakte van de kantoorfunctie ten hoogste 50% van de bedrijfsoppervlakte mag bedragen tot een maximum van 2.000 m²;
  • k. ieder afzonderlijk bouwperceel dient te worden ontsloten op een ontsluitingsweg in deze bestemming, dan wel op een ontsluitingsweg in de bestemming ‘Verkeer’;
  • l. parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein, waarbij de volgende normen worden gehanteerd:
    • 1. bij bedrijven wordt per 80 m² bedrijfsvloeroppervlak ten minste 1 parkeerplaats gerealiseerd;
    • 2. bij kantoren wordt per 50 m² bedrijfsvloeroppervlak ten minste 1 parkeerplaats gerealiseerd;
    • 3. per 300 m² vloeroppervlak wordt ten minste 1 parkeerplaats voor bezoekers gerealiseerd;
  • m. de opslag van goederen en materialen ten behoeve van de bestemming plaats dient te vinden op eigen terrein en uitsluitend achter de bedrijfswoning dan wel achter de voorste bouwgrens van een bedrijfsgebouw;
  • n. plaatsing van de gebouwen conform de eisen uit het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, wordt gerealiseerd.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 30° bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen mogen plat worden afgedekt, dan wel worden voorzien van een kap met een dakhelling van niet meer dan 30°;
  • g. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van kranen en lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de milieusituatie, het waterbeheer, de verkeersveiligheid en het landschaps- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b voor het vergroten van het bebouwingspercentage per bouwperceel tot ten hoogste 80%.

 

3.4.2 Toetsingscriteria

Aan afwijking als bedoeld in lid 3.4.1 wordt uitsluitend meegewerkt wanneer geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het ruimtelijk beeld;
  • c. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de waterhuishouding;
  • g. het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van bedrijfsbebouwing voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor bedrijven genoemd in lid 3.1 sub a;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van detailhandel ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven en risicovolle en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • f. het gebruik van de bedrijfsgebouwen als kantoor over een oppervlakte van meer dan 50% van de gezamenlijke bedrijfsoppervlakte van een bedrijf tot een maximum van 2.000 m²;
  • g. de opslag van goederen en materialen vóór de voorste bouwgrens van een bedrijfsgebouw.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b voor de vestiging van bedrijven die niet voorkomen in bijlage 1 Staat van inrichtingen, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende (bedrijfs)woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de toegestane bedrijven die wel voorkomen in bijlage 1 Staat van inrichtingen.

3.6.2 Toetsingscriteria

Aan afwijking als bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend meegewerkt wanneer geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • h. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. het ruimtelijk beeld;
  • j. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • k. de sociale veiligheid;
  • l. de verkeersveiligheid;
  • m. de waterhuishouding;
  • n. het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti- dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Parkeervoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

5.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 indien:

  • a. het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
  • b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Parkeervoorzieningen
6.1.1 Voldoende parkeergelegenheid

Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

6.1.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 indien:

  • a. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

6.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
6.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van gronden en bouwwerken in het plangebied is alleen toegestaan indien deze landschappelijk worden ingepast, met dien verstande dat:

  • a. de groene afscherming en groene inrichting wordt gehandhaafd overeenkomstig bijlage 2 bij deze regels, en duurzaam in stand wordt gehouden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied, het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van

de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen, dan wel maatvoeringsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan  Anna Paulowna - Kruiswijk III, fase 2 van de gemeente Hollands Kroon.