Inhoudsopgave
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
|
plan: |
|
het bestemmingsplan Woonvelden Deinum-Oost (Gebiedsontwikkeling fase 2) met identificatienummer NL.IMRO.1908.BPDnmOostFase2-0401 van de gemeente Menameradiel; |
|
|
|
bestemmingsplan: |
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels; |
|
|
|
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf: |
|
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; |
|
|
|
aanduiding: |
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
|
aanduidingsgrens: |
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
|
aanlegplaats: |
|
plaats waar een vaartuig wordt afgemeerd voor recreatief verblijf op of bij de boot gedurende maximaal 3 (achtereenvolgende) dagen; |
|
|
|
achtererfgebied: |
|
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen; |
|
|
|
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
|
|
bebouwingsgebied: |
|
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw; |
|
|
|
bestaand: |
|
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010); |
|
|
|
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
|
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
|
bijbehorend bouwwerk: |
|
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; |
|
|
|
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
|
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
|
bouwperceelgrens: |
|
een grens van een bouwperceel; |
|
|
|
bouwwerk: |
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
|
dak: |
|
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; |
|
|
|
daknok: |
|
hoogste punt van een schuin dak; |
|
|
|
dakvoet: |
|
laagste punt van een schuin dak; |
|
|
|
detailhandel: |
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
|
erf: |
|
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden; |
|
|
|
extensieve dagrecreatie: |
|
vorm van dagrecreatief medegebruik, waarbij het ruimtebeslag beperkt is, zoals wandelen, fietsen, sport en spel, vissen en zwemmen; |
|
|
|
gebouw: |
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
|
kampeermiddel: |
|
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; |
|
|
|
kap: |
|
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden in het horizontale vlak; |
|
|
|
kunstwerk: |
|
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening; |
|
|
|
mantelzorg: |
|
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond; |
|
|
|
openbaar toegankelijk gebied: |
|
weg als bedoeld n artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parkeen, plantsoenen, penbar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer; |
|
|
|
peil: |
|
|
|
|
|
perceelgrens: |
|
de grens van een kadastraal perceel; |
|
|
|
platte afdekking: |
|
een horizontale dakafdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak; |
|
|
|
prostitutie: |
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; |
|
|
|
seksinrichting: |
|
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
|
vaarwater: |
|
water dat, behalve voor oppervlaktewater en de waterhuishouding, bedoeld en ingericht is voor het varen met vaartuigen; |
|
|
|
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een kadastraal perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door de burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel. |
|
|
|
voorgevelrooilijn: |
|
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt; |
|
|
|
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. |
|
|
|
|
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
de dakhelling: |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk: |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
|
|
de bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de oppervlakte van een bouwwerk: |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de afstand tot de bouwperceelgrens: |
|
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is. |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
|
groenvoorzieningen; |
|
extensieve dagrecreatie; |
|
fiets- en voetpaden en oevers; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
water en voorzieningen ten behoeve van de waterberging en waterhuishouding; |
met dien verstande dat:
f. |
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - opgaand' de ontwikkeling en instandhouding van hoogopgaand groen wordt nagestreefd. |
3.2 Bouwregels
|
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel: |
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschappelijk beeld; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de milieusituatie; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
wegen, bedoeld voor bestemmingsverkeer; |
|
voet- en fietspaden; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
groenvoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding. |
4.2 Bouwregels
|
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de verkeersveiligheid, |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
|
waterpartijen en watergangen, met een functie ten behoeve van vaarwater, de waterberging en/of de waterhuishouding; |
|
oeverstroken; |
|
extensieve dagrecreatie; |
|
openbare nutsvoorzieningen. |
In de bestemming zijn kunstwerken zoals dammen en duikers begrepen.
5.2 Bouwregels
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. |
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: |
|
|
|
|
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
de verkeersveiligheid, |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of - bedrijf; |
met de daarbij behorende:
|
bijbehorende bouwwerken; |
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
tuinen en erven, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen. |
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
|
alle gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
b. |
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' wordt het woonveld van west naar oost ontwikkeld. |
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. |
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd; |
b. |
het aantal hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; |
c. |
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden de hoofdgebouwen vrijstaand, halfvrijstaand of in rijen van maximaal vier aaneen gebouwd; |
d. |
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' worden de hoofdgebouwen vrijstaand gebouwd; |
e. |
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' worden de hoofdgebouwen vrijstaand, halfvrijstaand of in rijen van maximaal vier aaneen gebouwd; |
f. |
in afwijking van het bepaalde onder e mogen de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ook in rijen van maximaal zeven aaneen worden gebouwd; |
g. |
ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt de voorgevel van een hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn gebouwd; |
h. |
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt aan de vrijstaande zijde van het hoofdgebouw ten minste 3 m; |
i. |
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'; |
j. |
in afwijking van het bepaalde onder h mogen de daken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' ook plat worden afgedekt; de bouwhoogte bedraagt in dat geval maximaal 7 m. |
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. |
bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen daarvan mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd; |
b. |
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
|
c. |
voor een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw geldt dat indien de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk meer dan 3 m is, het dak wordt voorzien van een schuin dak, waarbij de dakvoet niet hoger dan 3 m mag zijn, de daknok wordt gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55 graden, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:
|
d. |
de afstand van bijbehorende bouwwerken tot openbaar toegankelijk gebied mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn; |
e. |
de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 mag in geval van meer dan één bouwlaag uitsluitend op de eerste bouwlaag worden gerealiseerd; |
f. |
een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte; |
g. |
de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
|
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde,
a. |
de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; |
b. |
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m. |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. |
het bepaalde in lid 6.2.1 onder b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ook op locaties mag worden gebouwd die afwijken van de ontwikkelingsrichting van het woonveld als genoemd in lid 6.2.1 onder b. |
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
b. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
de verkeersveiligheid; |
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van mantelzorg; |
b. |
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel en meer bedraagt dan 50 m2, waarvan maximaal 16 m2 detailhandel ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep; |
c. |
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; |
d. |
het gebruik voor inprikkers/opvaartjes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied uitgesloten - aanlegplaats'. |
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
|
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering; |
|
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; |
|
het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; |
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
|
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen. |
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone - vaarweg beheer
10.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg beheer' gelden, ten behoeve van het beheer van de vaarweg en de kade, de volgende regels:
a. |
in een strook van 10 m, gerekend vanaf de kade: |
|
|
|
|
|
|
b. |
in een strook van 10 m tot 20 m, gerekend vanaf de kade: |
|
|
|
|
|
|
c. |
in afwijking van het bepaalde in lid a en b is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan indien deze bouwwerken noodzakelijk zijn in verband met het scheepvaartverkeer of ten behoeve van het beheer. |
10.2 Vrijwaringszone - vaarweg zichtlijn
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg zichtlijn' gelden, in het belang van de veiligheid van het scheepvaartverkeer, de volgende regels:
|
er mogen geen gebouwen worden gebouwd; |
|
|
|
er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van het scheepvaartverkeer; |
|
|
|
er mag geen beplanting worden aangebracht in de vorm van struiken, bomen en andere opgaande beplanting. |
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De in sub a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeernormen
Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:
|
op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien; |
b. |
voor het plangebied de volgende parkeernormen worden aangehouden: - 1,6 parkeerplaats voor rijenwoningen; - 2,0 parkeerplaats voor halfvrijstaande woningen; - 2,3 parkeerplaats voor vrijstaande woningen. |
c. |
gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub b , na de realisering in stand moeten worden gehouden. |
12.2 Afwijken van de parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.1:
a. |
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of |
b. |
voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. |
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
13.2 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Woonvelden Deinum-Oost (Gebiedsontwikkeling fase 2)”.
