Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Haarrijnweg 5 Maarssen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.WPHaarrijnweg5MRS-VG01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
plan:
het bestemmingsplan ‘Haarrijnweg 5 Maarssen’ van de gemeente Stichtse Vecht;
 
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.WPHaarrijnweg5MRS-VG01 met bijbehorende regels;
 
verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Haarrijnweg 5 Maarssen’ bestaande uit het blad met het nummer S501 d.d. 12 oktober 2015 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
 
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
aan huis verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; detailhandel, horeca, seksinrichtingen, koeriersbedrijven en (personen)transportbedrijven zijn niet toegestaan;
 
achtererf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevelrooilijn;
 
achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw;
 
afhankelijke woonruimte (i.v.m. mantelzorg):
een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
afvalinzamelsysteem:
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
 
ambachtelijk en verzorgend bedrijf:
een bedrijf voor de uitvoering van producerende en/of verzorgende ambachten, waar voor een belangrijk deel in handwerk goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker;
 
ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
 
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
 
architectonische waarde:
de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en -hoogte en de gevelindeling;
 
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van het bouwperceel, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd;
 
bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandige en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
 
beeldkwaliteit:
alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving (waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke waarden);
 
beplantingsstructuur:
een aaneengesloten zone van beplanting die als structurerend element binnen het plangebied kan worden aangewezen;
 
bestaand:
bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebruikt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bezoekerscentrum:
informatiecentrum in een culturele instelling, een natuurpark e.d.;
 
bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmeting daaraan ondergeschikt, op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, zoals een aan- of uitbouw, schuur, fietsenstalling, e.d.;
 
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping;
 
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop (ingevolge de regels) krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
 
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
cultuurhistorische waarde:
belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing; zie ook bij objecten met cultuurhistorische waarden;
 
dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
 
dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels, maar ten hoogste 1,5 m, boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, evenwijdig aan de dakvlakken;
 
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit;
 
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten en caravans;
 
dienstverlening:
een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening zulks met uitzondering van horeca(ondernemingen) en erotisch getinte horeca;
 
dierenpension:
een onderneming, gericht op bewaring van huisdieren, een en ander als dienstverlening aan de nietagrariër; hieronder vallen onder meer dierenasiels en hondenkennels;
 
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
erotisch getinte horeca:
een horeca(onderneming) die tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Hieronder vallen eveneens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
evenement:
manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten;
 
extensief recreatief medegebruik:
vormen van openluchtrecreatie met een relatief beperkt aantal recreanten per oppervlakte-eenheid en waarbij in het algemeen het verlangen naar rust en ruimte voorop staat;
 
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
geluidsgevoelig object:
woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
 
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
 
groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit;
 
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
hoogtescheidingslijn:
een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;
 
horeca(onderneming):
een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
 
De volgende specifieke vormen worden onderscheiden, waarbij in het kader van dit bestemmingsplan geen discotheken zijn toegestaan. Bij de begrippen is een categorie-indeling aangegeven welke in de regels wordt gebruikt:
 
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde bedrijfsmatige kamerverhuur;
 
huishouding:
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
 
(bedrijfsmatige) kamerverhuur:
de verhuur van ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is voor of geschikt te maken is voor (nacht)verblijf of een zelfstandige woonruimte, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;
 
kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;
 
kap:
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie, ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
 
kelderingang:
een constructie die dient voor de toegang tot een kelder;
 
kelderkoekoek:
een uitgebouwde constructie van beperkte omvang aan de buitenzijde van de kelderwand die dient voor daglichttoetreding en/of ventilatie van de kelder. Als uitgebouwde bak wordt het ook wel een lichtkolk of vossengat genoemd, een lange doorgaande koekoek ook wel een wolfskuil;
 
kiosk:
een al dan niet permanent bouwwerk van zeer beperkte omvang waar goederen worden aangeboden aan voornamelijk reizigers om zo hun reis of wachttijd te veraangenamen, zoals tijdschriften, kranten, etenswaren, vervoersbewijzen, kaarten, e.d.;
 
kwetsbare objecten:
  1. woningen, met uitzondering van:
    1. verspreid liggende vrijstaande woningen en niet meer dan twee woningen per hectare;
    2. bedrijfswoningen behorende bij de inrichting;
    3. lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht op de risicocontouren van de inrichting zijn gelegen;
    4. woonketen of woonwagens;
    5. ligplaatsen voor woonschepen;
  2. gebouwen voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen die uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  4. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  5. andere gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
 
ligplaats:
een plaats voor het aanleggen van vaartuigen;
 
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, onderwijs-, zorg-, culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en overheidsvoorzieningen, zoals waaronder openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
mantelzorg:
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De zorgbehoevende maakt op dat moment deel uit van het huishouden.
 
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
 
objecten met cultuurhistorische waarde:
bebouwing met cultuurhistorische waarde waaronder naast het hoofdgebouw tevens de (aangebouwde) voormalige bedrijfsgedeelten vallen die, gelet op de oorspronkelijke functie en bouwwijze, een wezenlijk onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke (bedrijfs)bebouwing; hieronder vallen niet latere aan- of uitbouwen (erfbebouwing) zonder cultuurhistorische waarde;
 
oever:
waterkant langs rivieren, meren, kanalen enz.;
 
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);
 
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;
 
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo;
 
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;
 
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo;
 
ondergeschikte detailhandel:
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, waarbij niet meer dan 20% van de totale omzet en/of niet meer dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
 
ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen (niet zijnde horeca) waarbij deze functie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
 
onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
 
overkapping/luifel/carport:
een voor mensen toegankelijk overdekt bouwwerk zonder eigen wanden;
 
perceel:
afgedeeld stuk land of water, kavel;
 
perceelsgrens:
een grens van een perceel;
 
praktijkruimte:
een ruimte ten behoeve van de beoefenaren van vrije (aan huis verbonden) beroepen zoals medische, paramedische, administratieve, kunstzinnige, vastgesteldtechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen;
 
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
  1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. een seksautomatenhal;
  4. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
steiger:
een aan de oever gekoppelde, gebouwde constructie ten behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig;
 
straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. afvalinzamelsystemen;
voorgevel hoofdgebouw:
de gevel van het hoofdgebouw die op de kortste aftstand tot het openbaar gebied ligt, met uitzondering van hoeksituaties waarbij de voorgevel gelijk is aan de voorgevel van de totale rij dan wel het gedeelte van het hoofdgebouw waar zich bij de oprichting van het pand de hoofdtoegang/voordeur bevindt.
 
voorerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn;
 
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
woning/wooneenheid/wonen:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, niet zijnde kamerbewoning;
 
woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
 
zijerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de voorgevelrooilijn en vóór de achtergevelrooilijn.
 
zorginstelling:
een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt, zoals een verpleeghuis;
 
zorgvoorziening:
een uitvalsbasis voor (medische) zorgverlening en dienstverlening op het gebied van (medische) zorg zoals zorgservicepunten, kinderdagopvang en naschoolse opvang, bureau voor jeugd en gezin, consultatiebureaus en verhuur van hulpmiddelen;
 
zorgwoning:
een woning bestemd voor zelfstandig dan wel in groepsverband wonen voor mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn.
 
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;
 
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
het peil:
  1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of,
  2. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan aanwezig was;
  3. in/boven water: gemiddeld waterpeil;
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.
 
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
de breedte van een bouwperceel:
in de voorgevelrooilijn tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen;
 
de breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant van een zijgevel, dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
 
de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het bouwwerk en haaks op de perceelsgrens;
 
de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
buitenwerks boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken worden opgeteld;
 
de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;
 
de verkoopvloeroppervlakte (detailhandel) (vvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelactiviteiten en welke voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen;
 
de insteek van watergangen:
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
  1. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en tuinen;
  4. overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken.
  2. Per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.
  3. De kapvorm niet mag worden gewijzigd, met uitzondering van het aanbrengen van dakkapellen en dakopbouwen.
  4. De goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
  1. De gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m² bij woningen.
  2. De bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen uitsluitend worden opgericht op het zijen achtererf, met dien verstande dat bestaande bijbehorende bouwwerken op het voorerf ook zijn toegestaan.
  3. De bijbehorende bouwwerken op het zijerf mogen op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  4. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen achtererf.
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag in afwijking van het bepaalde onder a en c 150 m² buiten het bouwvlak aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
  6. De goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.
  7. De goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  8. De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de achtergevel, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    1. 1 m op het voorerf;
    2. 2 m op de overige gronden.
  2. De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,70 m.
  3. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    1. De bouwhoogte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 3 m.
    2. Ten aanzien van de oppervlakte van overkappingen is het bepaalde onder 3.2.2 onder d van toepassing en dienen overkappingen te worden meegerekend
    3. In geval van een carport op het voorerf, mag het voorerf voor 100% worden bebouwd.
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Afwijking van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.1 onder c ten behoeve van het wijzigen van de kapvorm indien de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
  2. lid 3.2.1 ten behoeve van het doortrekken van de kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
    1. De bouw doet geen afbreuk aan de privacy van direct naastgelegen woningen.
    2. De bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen.
  3. lid 3.2.1 onder d voor het verhogen van de goothoogte en/of bouwhoogte zodat een extra bouwlaag kan worden toegevoegd onder de volgende voorwaarden:
    1. Het bestaande hoofdgebouw bestaat uit ten hoogste 1 of 1,5 bouwlaag met kap.
    2. De bouw doet geen afbreuk aan de privacy van direct naastgelegen woningen.
    3. De bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en de bestaande ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen.
  4. lid 3.2.2 onder a voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen buiten het bouwvlak tot niet meer dan 80 m², mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het achtererf bedraagt;
  5. lid 3.2.2 onder b voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op het voorerf ten behoeve van een aanbouw onder de voorwaarde dat:
    1. de bouw niet ten koste gaat van een parkeerplaats op eigen erf;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen voorerf.
  6. lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het zijerf op minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarde dat:
    1. er sprake is van een directe aansluiting op een aanbouw op het voorerf;
    2. er geen onevenredige bezwaren uit oogpunt van verkeersveiligheid ontstaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  1. Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. Het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m².
    2. Het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren.
    3. Er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoers-bedrijf en geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van functionele ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel.
    4. Het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan.
    5. Het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
    6. De ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de woonfunctie van de wijk.
  2. Een woning is bedoeld voor één huishouding. Een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken als extra wooneenheid ten behoeve van mantelzorg mits:
    1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie. Indien er sprake is van een ouder - kind relatie, waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn), is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
    2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar is en blijft voor hulpdiensten;
    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    4. de oppervlakte welke wordt gebruikt als extra wooneenheid voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 80 m².
  2. Het bevoegd gezag kan de onder a bedoelde omgevingsvergunning intrekken na beëindiging van de mantelzorg.
  3. Na het intrekken van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en aan een woonperceel de aanduiding ‘maatschappelijk’ toe te voegen, mits:
    1. voldaan kan worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlagen, waarbij parkeren op eigen erf dient te worden gefaciliteerd. Indien dit niet mogelijk is, moet een parkeerbalans uitwijzen of parkeren in de directe omgeving kan worden opgevangen;
    2. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Waterstaat - Waterkering
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemt voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
 
4.2 Bouwregels
  1. Ten behoeve van de in lid 4.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m worden gerealiseerd.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt goedkeuring gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mogen gebouwd worden conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen.
4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
 
4.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de in lid 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  4. het omzetten van grasland in bouwland;
  5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard;
  7. verlagen van het waterpeil;
  8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  9. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  11. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  12. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  13. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  14. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
4.3.2 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in lid 4.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
 
4.3.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing:
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
4.3.4 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in lid 4.3.1 na schriftelijk goedkeuring van de beheerder van de waterkering.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
  1. De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
    1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen met niet meer dan 50 cm;
    2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 17 cm bedraagt;
    3. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
    4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    5. balkons, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    6. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
    7. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;
    8. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
    9. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3,50 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
    10. bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.
6.2 Afwijking van de regels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 m, indien het betreft:
    1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
    2. toegangen van bouwwerken;
    3. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
    5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    6. balkons en galerijen;
    7. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
    8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
    9. kelderingangen en kelderkoekoeken.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 5 voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn met 2,50 m ten behoeve van balkons.
6.3 Ondergronds bouwen.
  1. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan. Indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.3 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. De verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil.
    2. Een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen.
    3. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m.
    4. Kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan.
    5. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
6.4 Vervangende bouwregel
 
Indien op het tijdstip van de bouwaanvraag de bestaande bebouwing afwijkt van de aan de bestemming gegeven regels, mag, in afwijking van deze regels, de bestaande:
  1. oppervlakte;
  2. inhoud;
  3. goothoogte;
  4. bouwhoogte;
  5. afstand tot de zijdelingse perceelgrens,
als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende oppervlakte, inhoud of maatvoering op legale wijze bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en –voor zover van toepassingde Woningwet tot stand is gekomen.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
  1. Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    1. seksinrichting of erotisch getinte horecabedrijven;
    2. opslag en verkoop van vuurwerk;
    3. kamerverhuur.
  2. Onder een gebruik, strijdig met een bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  3. Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen zoals in de bijlage 'Parkeernormen' van deze regels is opgenomen. In de gevallen waarin de tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 geluidzone – industrielawaai
 
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrielawaai' gelden de volgende regels:
  1. De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, evenals in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:
    1. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend;
    2. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
8.2 vrijwaringszone - weg
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg’ gelden de volgende regels:
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg’ is geen bebouwing toestaan anders dan ten behoeve van aangrenzende rijkswegen.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bouwwerken anders dan ten behoeve van rijkswegen.
  3. Alvorens uitvoering geven aan het bepaalde onder b vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van de wegeigenaar of de beheerder.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
    1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
    2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15%;
    3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 15% worden vergroot;
    4. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, reclamemasten, gevelen lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
    5. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatie-doeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
    6. voor het gebruik van de gronden voor opslag en verkoop van vuurwerk na goedkeuring door de Veiligheid Regio Utrecht (VRU) of de opvolger van deze organisatie onder een andere naam;
    7. het afwijken van parkeernormen zoals opgenomen in deze regels, indien redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de eis tot realisatie van parkeerplaatsen conform de voorgeschreven parkeernorm onder de voorwaarde dat met behulp van de parkeerbalans wordt aangetoond dat de parkeerbehoefte van gezamenlijke functies in de omgeving te allen tijde kan worden afgewikkeld op de al aanwezige of geplande beschikbare parkeergelegenheid;
    8. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, mits:
      1. er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 3 maanden);
      2. het gebruik voor kamerverhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
      3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
      4. de tijdelijkheid van de kamerverhuur moet aantoonbaar zijn.
  2. Afwijking als bedoeld onder a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6, onder a Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bebouwing ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 150 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m voor zover niet mogelijk op basis van artikel 34 lid a onder 1;
  2. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, zoals opgenomen in deze regels, met niet meer dan 30%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen waarvan de realisering wenselijk of noodzakelijk is, deze wijzigingen nodig zijn, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit;
  3. het wijzigen van de ligging van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en aanduidingen, mits hieraan behoefte bestaat en dat het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, én zodanig, dat:
    1. de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 15% wordt verkleind of vergroot, en;
    2. geen van de grenzen met meer dan 15 meter wordt verschoven.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder d, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde in artikel 11 lid 2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
‘Regels van het bestemmingsplan Haarrijnweg 5 Maarssen’.