Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Breukelen Woongebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPwoongebiedBKL-OH01

Artikel 17 Tuin - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen en overtuinen, parkbossen en natuurterreinen;
  2. voorzieningen behorende bij de in artikel 17 lid 1 sub a genoemde doeleinden, zoals een botenhuis, speelhuis, atelier, galerie, garage, schuur, theekoepel, theehuis of dierenverblijf;
  3. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden, in samenhang met de waterhuishouding en/of de cultuurhistorische waarden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - garagebox' een garagebox;
met daarbij horende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  3. (ontsluitings)wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen.
met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
  1. dierenverblijven, die als gebouw moeten worden aangemerkt, die voldoen aan de volgende kenmerken:
    1. oppervlakte per tuin ten hoogste 2 m2;
    2. bouwhoogte ten hoogste 1,5 m;
    3. gebouwd achter de voorgevel van het hoofdgebouw op het zelfde bouwperceel;
    4. bijdragen aan de instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, dan wel de cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantast;
    5. ten aanzien van punt 4 wordt advies gevraagd bij een terzake deskundige;
  2. voor het bouwen van erker of toegangsportaal aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw, gelden de volgende bouwregels:
    1. de bouw van een erker of toegangsportaal mag niet ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen erf;
    2. de breedte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de desbetreffende voor- of zijgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat het ten alle tijden mogelijk is een totaal aan erkers of toegangsportalen van 5 m² per hoofdgebouw te realiseren;
    3. de bouwhoogte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 m;
    4. de horizontale diepte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  3. voor het bouwen van een garagebox ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - garagebox' gelden de volgende bouwregels:
    1. gebouwd binnen het aanduidingsvlak;.
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan;
    3. indien de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ niet is opgenomen is de maximale bouwhoogte 3 m.
17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevellijn van het gebouw maximaal 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevellijn van het gebouw maximaal 2 m, met uitzondering van de gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals pergola’s maximaal 2,5 m, met uitzondering van de gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen;
  4. in afwijking op het bepaalde onder b en c geldt voor gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen een maximale bouwhoogte van 1 m.
  5. de bouwhoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - paardenbak' mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.2 Toelaatbaarheid
De in artikel 17 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. indien door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  2. danwel dat door het stellen van voorwaarden hieraan in voldoende mate aan tegemoet kan worden gekomen. 
17.4.3 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 17 lid 4.1  is niet van toepassing op andere werken die:
  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik of beheer betreffen;
  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.  
17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.5.1 Sloopwerkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
17.5.2 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. werkzaamheden die:
    1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. het normale onderhoud betreffen;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen of een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  2. bouwwerken die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
17.5.3 Toelaatbaarheid
  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17 lid 5.1 wordt slechts verleend indien:
    1. geen onevenredige schade aan de cultuurhistorische, (historisch-) stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische waarden van de buitenplaats plaatsvindt;
    2. voor het slopen geen vergunning is vereist of al een vergunning is verleend ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;
  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep of als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  3. Indien het bevoegd gezag voornemens is om de vergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.