direct naar inhoud van Artikel 22 Algemene bouwregels
Plan: Breukelen Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcentrumBKL-VG02

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Overschrijding bouwgrenzen
22.1.1

De in het plan opgenomen regels ten aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 17 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • d. balkons, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame mits zij de bouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • g. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;
  • h. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, met dien verstande dat deze bouwwerken uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte mogen met niet meer dan 5 m overschrijden;
  • i. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen, met dien verstande dat deze bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 3,50 m en geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
  • j. Bergbezinkbasins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater), met dien verstande dat deze bouwwerken zowel boven- als ondergronds mogen worden gebouwd.
22.1.2

Het verbod tot overschrijding van de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij woningen, inclusief bedrijfswoningen, is niet van toepassing op overschrijdingen die ontstaan door de plaatsing van balustrades ten dienste van dakterrassen onder voorwaarde dat:

  • a. het dakterras niet meer dan 1.50 m uit de achtergevel van de woning is gelegen;
  • b. de bouwhoogte van de balustrade rondom het terras niet meer dan 1.20 m bedraagt.
22.2 Afwijken van de regels
22.2.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1.50 m, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • f. balkons en galerijen;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken, met dien verstande dat de verticale bouwdiepte niet meer dan 1.5 m onder maaiveld mag bedragen;
  • j. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.1.1 onder d ten aanzien van het overschrijden van de voorgevelrooilijn met 2.50 m ten behoeve van balkons.
22.3 Ondergronds bouwen
22.3.1

Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan. Indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.

22.3.2

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.3.1 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3.50 m beneden peil;
  • b. een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0.10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m;
  • d. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan;
  • e. ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
22.4 Vervangende bouwregel
22.4.1

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

  • a. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
22.4.2

Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.