Plan: | Verblijfsrecreatieterrein Gageldijk 71 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPGageldijk71MVP-VG01 |
Waterbeheer en watertoets
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is verantwoordelijk voor de zorg voor waterkeringen (voorkomen van overstromingen door dijkdoorbraak), de kwaliteit van oppervlaktewater (sloten), het waterpeil (voorkomen van wateroverlast) en het zuiveren van afvalwater. In het plangebied verzorgt het Hoogheemraadschap (door middel van haar uitvoeringsorganisatie Waternet) de zuivering van afvalwater. De zorg voor afvalwater (volksgezondheid), hemelwater en grondwater (voorkomen overlast) binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Maarssen. In het kader van de watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterbeleid
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Nationaal beleid
Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van 'Waterbeheer 21e eeuw' en de Europese 'Kaderrichtlijn Water' zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Provinciaal beleid
In het Waterhuishoudingsplan 2005-2010 zijn de hoofdlijnen van het waterbeleid in de provincie Utrecht vastgelegd. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. De provincie streeft daarom naar gezonde en veerkrachtige watersystemen en naar een duurzaam gebruik van water voor mens en natuur. Water raakt iedereen: het gaat om veiligheid, duurzaam gebruik en kwaliteit voor mens en natuur. Er zijn veel verschillende belangen, zoals landbouw, natuur en wonen, die hun eigen wensen en eisen hebben voor het waterbeheer. De provincie speelt een belangrijke rol bij de keuzes tussen ruimte, water en milieu. Met ingang van 2010 treedt het nieuwe Provinciaal waterplan 2010-2015 in werking. Dit plan heeft als ondertitel: 'richting robuust'. Hiermee wordt aangegeven dat duurzame en robuuste watersystemen nodig zijn voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving. In dit plan zijn op basis van toekomstverkenning drie hoofdthema's benoemd:
Beleid waterbeheerder
In het Waterplan Amstel, Gooi en Vecht 2006-2009 is het beleid van het Hoogheemraadschap in deze periode beschreven. Het Hoogheemraadschap maakt in de betreffende periode een omschakeling naar en nieuwe manier van werken. Daarbij wordt de Europese kaderrichtlijn Water geïmplementeerd, worden acties opgezet om klimaatsverandering en de wateroverlastproblemen het hoofd te kunnen bieden en wordt gestreefd naar kosteneffectieve maatregelen voor de afvalwaterketen. Met ingang van 2010 treedt het nieuwe Waterbeheerplan 2010-2015 in werking.
In de Handleiding Watertoets & Vergunningverlening uit 2003 van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het Hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt.
Huidige situatie waterhuishouding
Het plangebied ligt in het landelijk gebied ten zuiden van de Grote Maarsseveense Plas, dit is een zwemplas. Binnen het plangebied bevinden zich 50 zomerhuizen met een totaal bebouwingsoppervlak van circa 3.750 m² exclusief de overige voorzieningen zoals de dienstwoning, receptie, kantine en dergelijke. Naast de bebouwing is vrijwel het gehele terrein verhard in de vorm van parkeerplaatsen, terrassen en wegen. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m en de bodem bestaat uit veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland is in het plangebied sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m onder het maaiveld ligt. Het plangebied ligt niet in een van de beschermende zones rond het waterwingebied Bethunepolder.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Polder Buitenweg, in het betreffende peilgebied wordt een zomerpeil van NAP -0,8 m en een winterpeil van NAP -0,95 m gehandhaafd. Langs de noordzijde van het plangebied bevindt zich een watergang die wordt aangemerkt als primaire watergang. Verder bevindt zich binnen of direct langs het plangebied geen oppervlaktewater. De Grote Maarsseveense Plas, ten noorden van het plangebied, is aangeduid als waterlichaam volgens de KRW. De Gageldijk wordt aangemerkt als een tertiaire waterkering.
De bebouwing in het plangebied is aangesloten op een drukriool. Dit drukriool voert het afvalwater vanuit het plangebied af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Utrecht. Schoon hemelwater wordt vanuit het plangebied afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Toekomstige situatie
De bestaande zomerhuizen in het plangebied worden gesloopt en vervangen door maximaal 40 nieuwe recreatiewoningen. In de nieuwe situatie bedraagt het grondoppervlak van de recreatiewoningen (40 x 75 m²) en de bergingen (40 x 10 m²) circa 3.400 m². De overige voorzieningen zoals de dienstwoning, receptie, kantine e.d. worden conform de maatvoering zoals deze geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan opgericht. Het aandeel bebouwd oppervlak neemt hiermee per saldo af. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in de vorm van grastegels. Ten slotte zal rond het terrein een groenstrook worden ingericht. Het verhard oppervlak zal daarom ook afnemen, waardoor compensatie in de vorm van nieuw open water niet aan de orde is.
Voor de bouwwerkzaamheden worden duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks uitloogbare materialen worden gebruikt, worden deze voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.
De recreatiewoningen worden aangesloten op het bestaande drukriool waardoor het afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Utrecht wordt afgevoerd. Hiermee wordt voldaan aan de richtlijn van het Hoogheemraadschap om ten minste 60% van het regenwater van verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Schoon hemelwater wordt vanuit het plangebied afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hemelwater dat op de grastegels van de parkeerplaatsen valt, infiltreert of stroomt oppervlakkig af naar het oppervlaktewater.
Langs de primaire watergang ten noorden van het plangebied dient een strook met een breedte van ten minste 5 m te worden vrijgehouden van bebouwing. Dit is bepaald in de Keur van het Hoogheemraadschap, de strook dient voor het onderhoud van de watergang. Het bestemmingsplan houdt hier eveneens rekening mee.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.