Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bosdijk 10
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPBosdijk10LGB-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
plan:
het bestemmingsplan 'Bosdijk 10' met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPBosdijk10LGB-VG01 van de Gemeente Stichtse Vecht;
 
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
 
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
aan huis gebonden beroep of bedrijf:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, ontwerptechnisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig gebied, ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
aardkundige waarden:
geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen, die representatief zijn voor de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van het landschap, zoals hoogteverschillen of variaties in de samenstelling van de bodem;
 
afhankelijke woonruimte:
een gebouw bij of aan een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte ban de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
ambachtelijke bedrijfsvoering:
het handmatig vervaardigen, herstellen of bewerken van producten en voorwerpen;
 
archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
 
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
bebouwingspercentage:
het in de regels of het aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bouwgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met bebouwing, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
bed and breakfast:
een activiteit ondergeschikt aan een woning die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kortdurend toeristisch nachtverblijf in combinatie met het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;
 
beeldkwaliteit:
alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving (waaronder de cultuurhistorische en landschapswaarden);
 
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijbehorend bouwwerk:
een bij een woning dan wel een hoofdgebouw behorend gebouw, dat geen woonruimte(n) bevat en dat in functioneel, bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan die woning/dat hoofdgebouw, dat zich daarvan visueel onderscheidt en dat geen directe verbinding heeft met het hoofdgebouw;
 
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
cultuurhistorische waarde:
de aan een (samenstel van) (voormalige)bouwwerk(en) of gebied toegekende waarde in verband met het beeld dat door het gebruik in de loop van de geschiedenis is ontstaan, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten of wegenpatroon en/of de architectuur;
 
dagrecreatie:
recreatie in de vorm van een dagje uit zonder overnachting ter plaatse en uitsluitend met kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
 
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;
  
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, zoals een hotel, restaurant of café, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, dan wel zaalaccommodaties worden geëxploiteerd, dan wel waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
 
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert; hieronder wordt niet verstaan aan groep personen die een huis bewonen waar sprake is van bedrijfsmatige kamerverhuur;
 
huishouding:
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
 
kampeermiddel:
niet als een bouwwerk aan te merken object zoals een tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan (geen stacaravan) of hiermee gelijk te stellen onderkomen, dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun vaste hoofdverblijf elders hebben; 
 
kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
 
kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;
 
karakteristieke bebouwing:
een onroerend monument, gebouw of bouwwerk, aangemerkt als karakteristiek vanwege de karakteristieke waarde in het straatbeeld, zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, en waarvan het behoud van belang is;
 
landschapswaarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, waaronder openheid en oude stroomruggen;
 
ligplaats:
een ruimte die voor een langere aaneengesloten periode (met eventuele korte tussentijdse onderbrekingen) door een vaartuig in beslag wordt genomen;
 
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
 
natuurwaarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn bodemvorm, bodemsamenstelling en flora en fauna, waaronder weidevogelgebied, botanisch/faunistisch waardevol gebied en ecologische verbindingszones;
 
nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming;
 
nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
 
ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen horeca hebben en die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
 
peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
recreatieve nevenactiviteiten:
activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming;
 
recreatiewoning:
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn of hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben. Onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
stacaravan:
een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 40 m², waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel, welke in zijn geheel of gedeeltelijk kan worden verplaatst;
 
Voorerf/voorerfgebied:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn en die geen onderdeel uitmaken van het achtererfgebied.
   
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
  
voorgevelrooilijn:
oreca vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen horeca hebben en die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
 
waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;
 
werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
 
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
 
zomerwoning:
bijgebouw, gelegen naast een boerderij waarin van oudsher in de zomer gewoond werd door de agrariër.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de hoogte van een windturbine of een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine of windmolen;
 
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet
meegerekend.
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,50 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - Landschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin met hoge landschappelijke en/of natuurwaarden;
  2. groenvoorzieningen;
  3. bermen en beplantingen;
  4. water en watergangen;
  5. verharde paden en wegen,
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend: 
  1. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘bijgebouwen toegestaan vrijstaande bijgebouwen, aanbouwen en of carports worden gerealiseerd met:
    1. een oppervlakte van maximaal 30 m2;
    2. een goothoogte van maximaal 2,5 meter;
    3. een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
    4. een bouwhoogte van een carport maximaal 3,5 meter;
    5. een kaphelling van minimaal 15° en maximaal 50°.
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd zoals erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van de inwerkingtreding van dit plan.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Tuin - Landschappelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetatie;
  2. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijden van het plan aanwezig zijn;
  3. het aanleggen van bestrating of andere oppervlakteverharding met een oppervlakte groter dan 50 m2, paden uitgezonderd.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsvebod
Het verbod in artikel 3.4.1. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in werking zijn ten tijden van de inwerking treding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd op basis van een verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in artikel 3.1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak niet meer dan één woning is toegestaan;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. tuinen en erven;
  3. water en watergangen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale inhoud in m³   Maximale oppervlakte in m²   Dakhelling  
Woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie   4   7   600  

 
minimaal 30° en maximaal 60°  
  
4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 10 m².
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
  2. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1 Bouwen achter de voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen achter de voorgevelrooilijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. het hoofdwoongebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en praktijkruimte.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
    1. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten.
  2. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sub a alleen indien:
    1. door de in sub a genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of net onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied;
    2. voldoende afstand tot de eerste inrit wordt aangehouden, indien het de aanleg van een tweede inrit op een perceel betreft.
  3. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. werken of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor omgevingsvergunning is verleend ingevolge lid 4.6.1;
    2. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 5 Waarde - archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de gronden met bestemming Waarde - Archeologie 4 mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
5.2.2 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, mits het gaat om:
  1. bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  2. bebouwing waarvan de bodemverstoring minder bedragen dan 10.000 m2;
  3. bebouwing waarvan de bodemverstoring meer bedragen dan 10.000 m² maar de bodem niet dieper dan 0,3 meter beneden het maaiveld wordt geroerd;
  4. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
  5. een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) gerealiseerd worden, mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, en waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
    1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. archeologisch waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn. 
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld in het sub a is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op een of meer gebouwen of bouwwerken als bedoeld in lid artikel 5 lid 2.2 sub c.
  3. Het bepaalde in sub b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen dan wel deel uitmaakt van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in sub a a, en/of artikel 5 lid 4.3 sub a. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. artikel 5 lid 3.2 is van overeenkomstige toepassing.
5.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.3 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld;
  2. het ontgronden, baggeren, afgraven (afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen verlagen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
  3. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van drainage;
  7. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  10. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van onderhoudsbaggerwerkzaamheden die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  3. indien zij een oppervlakte beslaan van ten hoogstens 10.000 m2;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid
  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 kan een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid uitgevoerd worden mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt ingediend, en naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
    1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. archeologisch waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden;
    3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld in sub a is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in sublid artikel 5 lid 4.2 sub c.
  3. Het bepaalde in sub b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen dan wel deel uitmaakt van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 5 lid 3.1, en/of het bepaalde onder a. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. artikel 5 lid 4.4  is van overeenkomstige toepassing.
5.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4.5 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Vervangende bouwregel
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings-, en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.3 Ondergronds bouwen
7.3.1 Bouwregels
Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan. Indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
7.3.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sublid 6.3.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil;
  2. een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,1 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste
  4. 1 m;
  5. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan;
  6. ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
7.4 Afdekking gebouwen
  1. Voor zover in dit plan een minimale en maximale dakhelling zijn aangegeven worden gebouwen met een kap gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onder a voor het bouwen van gebouwen met een platte afdekking, dan wel met een kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in de regels, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  2. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  3. het gebruik of laten gebruiken van gronden als landings- of opstijgplaats voor helikopters en andere voertuigen;
  4. het gebruik of laten gebruiken voor opslag, los- of laadplaats ten behoeve van handelsdoeleinden, uitgezonderd voor zover toegelaten;
  5. het aanwezig of opgeslagen (laten) hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  6. het bedrijfsmatig (laten) verkopen of ten verkoop (laten) aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  7. het (laten) gebruiken als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen alsmede kampeerterrein, met uitzondering van de toegelaten gebruiksmogelijkheden voor kamperen;
  8. het gebruik als standplaats voor onderkomens;
  9. het gebruik van gronden voor het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de auto- en motorsport en modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  10. het gebruik van bijgebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte, uitgezonderd voor zover toegelaten;
  11. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouding;
  12. het gebruik voor kamerverhuurbedrijf.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voorzover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
    2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen voor het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
    4. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, openbare toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
      1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
      2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
  2. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld onder a alleen indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.2 Mantelzorg
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg mits:
    1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie. Indien er sprake is van een ouder – kind relatie waarbij de ouders 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
    2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar zijn en blijven voor hulpdiensten;
    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    4. de oppervlakte welke wordt gebruikt voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 120 m².
  2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a intrekken na beëindiging van de mantelzorg.
  3. Na het intrekken van de omgevingsvergunning zoals bedoeld onder b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of dienst rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan  Bosdijk 10.