direct naar inhoud van Regels
Plan: Bergseweg 6 Vreeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPBergseweg6VLD-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Bergseweg 6 Vreeland' met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPBergseweg6VLD-VG02 van de gemeente Stichtse Vecht;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 Bedrijf

Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen;

1.7 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

1.8 Beeldkwaliteit

Alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving (waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke waarden);

1.9 Bestaand (in relatie tot bebouwing)

Een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.10 Bestaand (in relatie tot gebruik)

Het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.11 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.12 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.15 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen zulks met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping;

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel;

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 Buitenopslag

Het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen;

1.21 Cultuurhistorische waarde

Belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing;

1.22 Erf

Een al dan niet bebouwd bouwperceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.23 Erfbebouwing

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, uitgezonderd zeecontainers;

1.25 Geluidsgevoelig object

Woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.26 Hoofdgebouw

Gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 Kantoor

Een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;

1.28 Overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

1.29 Overslag

Het overslaan van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen vanuit een gebouwde voorziening naar een voertuig, zoals een heftruck of vrachtwagen, of omgekeerd (vanuit een voertuig naar een gebouwd voorziening);

1.30 Peil

Voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • a. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.31 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.32 Staat van bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.33 Vaten-, vernis- en verffabriek

Fabriek gericht op de productie, distributie en assemblage van (onderdelen van) van (staal- en fiber) vaten, verf- vernis- en lakstoffen, met bijbehorende voorzieningen zoals een vulpunt (laad- en losplaats), onder- en bovengrondse tanks, PGS 15 opslag (verpakte gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15), opslagvoorzieningen, kantoor, receptie, gasreduceerstation, ketelhuis, was- en kleedruimtes, en dergelijke.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand, haaks gemeten, het kortst is;

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk

Boven peil, tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden stoepen, stoep-treden, trappen, funderingen, kelderkoekkoeken, erkers, pilasters, kozijnen, ventilatie-kanalen, schoorstenen, liftschachten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt en overige on-dergeschikte bouwonderdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. vijvers;
  • c. bunkers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bunkers';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van bunkers welke binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het scheuren van grasland;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • g. het verwijderen van bunkers;
  • h. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
3.3.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de bouwvlakken;
  • d. het ophogen en verlagen van grond over een oppervlakte van maximaal 20 m2 en met een maximale hoogte van 0,2 m ten opzichte van het maaiveld.
3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 onder c bedoelde gronden te slopen.

3.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 is vereist voor:

  • a. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. een vaten-, vernis- en verffabriek voorkomend in categorie 4.2. van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1. van de Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vaten-, vernis- en verffabriek';
  • c. een vaten-, vernis- en verffabriek voorkomend in categorie 4.2. van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vaten-, vernis- en verffabriek 2' met dien verstande dat:
    • 1. PGS 15 opslag als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder f van het Besluit externe veiligheid inrichtingen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - PGS 15 opslag';
    • 2. een vulpunt voor tanks voor oplosmiddelen en hars uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vulpunt';
    • 3. ondergrondse tanks ten behoeve van oplosmiddelen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ondergrondse opslagtanks';
    • 4. een regeneratieve naverbrander uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - naverbrander';
    • 5. een productieruimte voor watergedragen lakken uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productieruimte watergedragen lakken';
    • 6. een verfmagazijn uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verfmagazijn';
    • 7. opslag van gevaarlijke stoffen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag gevaarlijke stoffen';
    • 8. overslag van stoffen en producten ten behoeve van een vaten-, vernis en verffabriek als bedoeld in sub b, buitenopslag en (nieuwe) gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten voorkomend in categorie 1 en 2 (voor al dan niet aan de vaten-, vernis en verffabriek ondersteunende voorzieningen) uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overslag van stoffen en producten';
  • d. aan de vaten-, vernis- en verffabriek ondersteunende voorzieningen voorkomend in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals parkeerplaatsen, afvalbakken, containers, opslag en tanks, kantoor, kantine, leidingen, verkeer-en vervoersbewegingen door (vracht)verkeer, verflaboratorium en dergelijke;
  • e. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. instandhouding en/of het herstel van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • b. een bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de bouwvlakken niet meegerekend wordt;
    • 2. gebouwen slechts mogen worden gebouwd en gebruikt ten behoeve van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en aan de vaten-, vernis- en verffabriek ondersteunende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte respectievelijke maximale bouwhoogte toegestaan;
  • f. de oppervlakte van een verflaboratorium bedraagt maximaal 100 m2.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;
  • d. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
  • e. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
  • f. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
  • g. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
  • h. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2.
4.2.3 Andere aan- en uitbouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
  • b. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
  • c. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
  • d. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
  • e. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
4.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken zijn binnen en buiten een bouwvlak toegestaan, waarbij de verticale bouwdiepte van een ondergronds bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;
  • c. containers 3 m;
  • d. losstaande schoorstenen en naverbranders 6 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 9 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.5 voor schoorstenen tot een maximale hoogte van 10 m mits:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de stedenbouwkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bedrijven die risicovolle activiteiten uitvoeren op de locaties in overeenstemming met artikel 4, lid 4.1, onder c sub 1 en 2 en voor zover de contour voor het plaatsgebonden risico binnen de grenzen van de inrichting blijft en het invloedsgebied voor het groepsrisico niet groter is dan ten tijde van vaststelling van het plan;
  • b. vuurwerkbedrijven;
  • c. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r., met uitzondering van een vaten-, vernis en verffabriek.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' één of meer gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen daarvan te slopen.

4.5.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische waarden van het gebied;
  • b. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. het aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerken een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. plantsoenen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, speelterreinen, in- en uitritten, verhardingen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en wegen en verhardingen en met inachtneming van de Keur van de waterbeheerder.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

6.2.2 Toelaatbaarheid

Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 6.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
  • d. een bouwwerk niet groter dan 500 m2;
  • e. een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
6.2.3 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte meer dan 500 m2, zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, dieper dan 0,3 m;
  • b. het graven van watergangen en waterpartijen;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van bovengrondse of ondergrondse leidingen en daarmee verband;
  • e. houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 6.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
6.3.3 Voorwaarden

De vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht;
  • b. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische waarden wordt gedaan;
  • c. dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
6.3.4 Adviesprocedure

Het bevoegd gezag wint, indien zij advies nodig achten, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, advies in van een door hen aan te wijzen deskundige.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bescherming van het achtergelegen land tegen inundatie, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals dijken, duikers, keerwanden en merktekens.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Verbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
7.4.2 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

7.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Vervangende bouwregel
9.1.1 Bestaande maten

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

  • a. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
9.1.2 Overgangsrecht niet van toepassing

Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie
10.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels van dit artikel voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximaal toelaatbare waarde of een verkregen hogere waarde.

10.2 overige zone - aarden wal

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aarden wal' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aarden wal met een hoogte van maximaal 5 m mits de toe te passen grond voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking
11.1.1 Omschrijving

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15 %;
  • b. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 15 % worden vergroot;
  • c. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingsborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse.
11.1.2 Voorwaarde verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.1.3 Uitzondering

De bevoegdheid als bedoeld in artikel 11.1.1 mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende omgevingsvergunning.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, onder a Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, zoals opgenomen in deze regels, met niet meer dan 30%, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit;
  • b. het wijzigen van de ligging van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen, mits hieraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, én zodanig, dat:
    • 1. de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 15 % wordt verkleind of vergroot, en:
    • 2. geen van de grenzen met meer dan 15 meter wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bergseweg 6 Vreeland'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 31 maart 2015.