Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Parapluplan Archeologie
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPArcheologieSV-OW01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
Plan
Parapluplan Archeologie met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPArcheologieSV-OW01 van de gemeente Stichtse Vecht.
 
Archeologisch deskundige
Door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
 
Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016 en werkend volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
 
Archeologisch rapport
Een rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat voldoet aan de normen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
 
Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde of verwachtingswaarde in verband met de in dat gebied aanwezige of aantoonbaar te verwachten archeologische sporen en vondsten.
 
Behoudenswaardige archeologische waarden
Archeologische resten die op basis van de waarderingssystematiek van de KNA als zodanig waardevol worden aangemerkt dat nader onderzoek of behoud in de bodem noodzakelijk is.
 
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
KNA
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. Wettelijk verplichte richtlijn voor de uitvoering van archeologisch onderzoek die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd. 
 
Normaal beheer en onderhoud
Onderhoud dat, gelet op de medebestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende medebestemming behoren. Normaal beheer en onderhoud is gericht op behoud van aanwezige bouwwerken en gebruik.
 
Programma van Eisen
Het document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 2 Reikwijdte
Dit bestemmingsplan herziet alle (digitale) bestemmingsplannen en wijzigingsplannen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan van kracht zijn.
  1. Als in de bestemmingsplannen een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie' is opgenomen, vervangt dit parapluplan de betreffende dubbelbestemmingen volledig. Als in de bestemmingsplannen geen dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' is opgenomen, dan geldt dit parapluplan in aanvulling op de betreffende bestemmingsplannen. Voor het overige blijven de regels van de betreffende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen onverminderd van kracht.
  2. Het plangebied zoals op de verbeelding is begrensd, is leidend voor de reikwijdte van dit parapluplan. 
  
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functie(s), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende of te verwachten archeologische waarden.
 
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. voor archeologisch onderzoek mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. voor de andere op deze gronden rustende bestemmingen, en met inachtneming van de (bouw)regels van die bestemmingen, mag worden gebouwd en is het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
    1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    3. het bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 25 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
    4. voor de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 30 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte).
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Archeologisch rapport
  1. Als een bouwwerk niet voldoet aan de bouwregels van artikel 3 lid 2 moet de aanvrager, bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, een archeologisch rapport overleggen.
  2. De omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk wordt verleend, als naar het oordeel van het bevoegd gezag uit het archeologisch rapport blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  3. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
3.3.2 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
3.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: het ophogen, afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. het slopen van bouwwerken waarbij de funderingen worden verwijderd, het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen of uittrekken van heipalen.
 
3.4.2 Uitzondering
Het aanlegverbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
  1. bij bodemingrepen met een totaal oppervlakte kleiner dan 25 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
  2. bij bodemingrepen die niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld worden uitgevoerd (ongeacht de oppervlakte);
  3. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  4. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracés;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; 
  6. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
3.4.3 Archeologisch rapport
  1. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overlegt de aanvrager een archeologisch rapport waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
3.4.4 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
3.4.5 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde – Archeologie 2, 3, 4 of 5', dan wel;
  4. wordt verwijderd,
als:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen of andere archeologische waarden aanwezig zijn die een indeling in een andere categorie rechtvaardigen;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voordat de bestemming wordt gewijzigd, wordt advies gevraagd aan de archeologisch deskundige.
 
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functie(s), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende of te verwachten archeologische waarden.
 
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. voor archeologisch onderzoek mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. voor de andere op deze gronden rustende bestemmingen, en met inachtneming van de (bouw)regels van die bestemmingen, mag worden gebouwd en is het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
    1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    3. het bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 100 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
    4. voor de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 30 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte).
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Archeologisch rapport
  1. Als een bouwwerk niet voldoet aan de bouwregels van artikel 4 lid 2 moet de aanvrager, bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, een archeologisch rapport overleggen.
  2. De omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk wordt verleend, als naar het oordeel van het bevoegd gezag uit het archeologisch rapport blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  3. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
4.3.2 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
4.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: het ophogen, afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. het slopen van bouwwerken waarbij de funderingen worden verwijderd, het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen of uittrekken van heipalen.
 
4.4.2 Uitzondering
Het aanlegverbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
  1. bij bodemingrepen met een totaal oppervlakte kleiner dan 100 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
  2. bij bodemingrepen die niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld worden uitgevoerd (ongeacht de oppervlakte);
  3. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  4. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracés;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; 
  6. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
4.4.3 Archeologisch rapport
  1. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overlegt de aanvrager een archeologisch rapport waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
4.4.4 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
4.4.5 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde – Archeologie 1, 3, 4 of 5', dan wel;
  4. wordt verwijderd,
als:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen of andere archeologische waarden aanwezig zijn die een indeling in een andere categorie rechtvaardigen;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voordat de bestemming wordt gewijzigd, wordt advies gevraagd aan de archeologisch deskundige.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functie(s), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende of te verwachten archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. voor archeologisch onderzoek mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. voor de andere op deze gronden rustende bestemmingen, en met inachtneming van de (bouw)regels van die bestemmingen, mag worden gebouwd en is het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
    1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    3. het bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 1.000 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Archeologisch rapport
  1. Als een bouwwerk niet voldoet aan de bouwregels van artikel 5 lid 2 moet de aanvrager, bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, een archeologisch rapport overleggen.
  2. De omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk wordt verleend, als naar het oordeel van het bevoegd gezag uit het archeologisch rapport blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  3. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
5.3.2 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
5.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: het ophogen, afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. het slopen van bouwwerken waarbij de funderingen worden verwijderd, het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen of uittrekken van heipalen.
 
5.4.2 Uitzondering
Het aanlegverbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
  1. bij bodemingrepen met een totaal oppervlakte kleiner dan 1.000 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
  2. bij bodemingrepen die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  3. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracés;
  4. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; 
  5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
5.4.3 Archeologisch rapport
  1. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overlegt de aanvrager een archeologisch rapport waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
5.4.4 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
5.4.5 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde – Archeologie 1, 2, 4 of 5', dan wel;
  4. wordt verwijderd,
als:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen of andere archeologische waarden aanwezig zijn die een indeling in een andere categorie rechtvaardigen;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voordat de bestemming wordt gewijzigd, wordt advies gevraagd aan de archeologisch deskundige.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functie(s), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende of te verwachten archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. voor archeologisch onderzoek mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. voor de andere op deze gronden rustende bestemmingen, en met inachtneming van de (bouw)regels van die bestemmingen, mag worden gebouwd en is het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
    1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    3. het bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 500 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
    4. voor de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 30 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte).
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Archeologisch rapport
  1. Als een bouwwerk niet voldoet aan de bouwregels van artikel 6 lid 2 moet de aanvrager, bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, een archeologisch rapport overleggen.
  2. De omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk wordt verleend, als naar het oordeel van het bevoegd gezag uit het archeologisch rapport blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  3. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
6.3.2 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
6.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: het ophogen, afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. het slopen van bouwwerken waarbij de funderingen worden verwijderd, het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen of uittrekken van heipalen.
 
6.4.2 Uitzondering
Het aanlegverbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
  1. bij bodemingrepen met een totaal oppervlakte kleiner dan 500 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
  2. bij bodemingrepen die niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld worden uitgevoerd (ongeacht de oppervlakte);
  3. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  4. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracés;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; 
  6. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
6.4.3 Archeologisch rapport
  1. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overlegt de aanvrager een archeologisch rapport waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
6.4.4 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
6.4.5 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde – Archeologie 1, 2, 3 of 5', dan wel;
  4. wordt verwijderd,
als:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen of andere archeologische waarden aanwezig zijn die een indeling in een andere categorie rechtvaardigen;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voordat de bestemming wordt gewijzigd, wordt advies gevraagd aan de archeologisch deskundige.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) of functie(s), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende of te verwachten archeologische waarden.
 
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. voor archeologisch onderzoek mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. voor de andere op deze gronden rustende bestemmingen, en met inachtneming van de (bouw)regels van die bestemmingen, mag worden gebouwd en is het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
    1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    3. het bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 100.000 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
    4. voor de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 30 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte).
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Archeologisch rapport
  1. Als een bouwwerk niet voldoet aan de bouwregels van artikel 7 lid 2 moet de aanvrager, bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, een archeologisch rapport overleggen.
  2. De omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk wordt verleend, als naar het oordeel van het bevoegd gezag uit het archeologisch rapport blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  3. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
7.3.2 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
7.3.3 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: het ophogen, afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  7. het slopen van bouwwerken waarbij de funderingen worden verwijderd, het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen of uittrekken van heipalen.
 
7.4.2 Uitzondering
Het aanlegverbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, als zij voldoen aan één of meerdere van de volgende kenmerken:
  1. bij bodemingrepen met een totaal oppervlakte kleiner dan 100.000 m² (ongeacht de diepte van de bodemingrepen);
  2. bij bodemingrepen die niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld worden uitgevoerd (ongeacht de oppervlakte);
  3. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  4. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracés;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; 
  6. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
7.4.3 Archeologisch rapport
  1. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overlegt de aanvrager een archeologisch rapport waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
  2. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de aanvraag omgevingsvergunning is niet nodig, als naar het oordeel van de archeologisch deskundige de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
7.4.4 Voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen of de werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  3. Ook zonder archeologisch rapport kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden.
 
7.4.5 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning, of de voorschriften bij de omgevingsvergunning, of het afwijken van de onderzoeksplicht wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen archeologisch deskundige.
 
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde – Archeologie 1, 2, 3 of 4', dan wel;
  4. wordt verwijderd,
als:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen of andere archeologische waarden aanwezig zijn die een indeling in een andere categorie rechtvaardigen;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voordat de bestemming wordt gewijzigd, wordt advies gevraagd aan de archeologisch deskundige.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Overige zone - archeologisch rijksmonument
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologisch rijksmonument' is een wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument op grond van de Erfgoedwet aanwezig. Het betreft terreinen met vastgestelde (gewaardeerde) archeologische vindplaatsen die zijn opgenomen in het Rijksmonumentenregister.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen of een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Parapluplan Archeologie'.