direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Maastrichterweg 4, Gronsveld
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Maastrichterweg 4, Gronsveld" van de gemeente Eijsden-Margraten.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Maastrichterweg 4 is thans binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' een agrarische bedrijfswoning gesitueerd. De initiatiefnemer is voornemens om de ter plaatse aanwezige bedrijfswoning om te zetten naar een reguliere burgerwoning.

Het initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan “Gronsveld en Rijckholt 2013”, omdat er plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' geen reguliere burgerwoningen zijn toegestaan. De gemeente Eijsden-Margraten heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 3.6.1 van het vigerende bestemmingsplan.

Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Eijsden-Margraten, sectie A, nummers 3210 (gedeeltelijk), 3241(gedeeltelijk) en 3242 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 836 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Gronsveld en Rijckholt 2013" welke is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 28 mei 2013. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 september 2018.

1.3.1 Bestemmingsplan "Gronsveld en Rijckholt 2013"

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De gronden zijn onder meer bestemd voor agrarische bedrijven en bedrijfswoningen. Ter plaatse van deze enkelbestemming geldt tevens de aanduiding 'Tuincentrum'. Binnen deze aanduiding is een tuincentrum toegestaan.

Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten''

Op 25 september 2018 heeft de gemeente Eijsden-Margraten het bestemmingsplan "Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten" vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.

1.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 3.6.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een wijziging naar de bestemming 'Wonen'. Dit artikel is hierna overgenomen.

''3.6.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal aanwezige woningen mag niet toenemen.
  • b. De agrarische functie is geheel komen te vervallen.
  • c. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt een verantwoord woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.
  • d. Handhaving van de bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan voor zover het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, die noodzakelijk is voor de bestaande bebouwing of die ondersteunend is aan de instandhouding van de stedenbouwkundige structuur, dan wel bijdraagt aan een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De initiatiefnemer dient, in het geval van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, aan te tonen welke gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe woonfunctie. De overige gebouwen dienen te worden gesloopt.
  • e. De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing dienen behouden te blijven.
  • f. Aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies mogen niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt.
  • g. De effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, mogen per saldo niet toenemen.
  • h. De bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, mag niet zodanig verontreinigd zijn, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik.
  • i. Het te wijzigen gedeelte dient binnen de aanduiding ‘rode contour’ te zijn gelegen.''

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   Onderhavig plan betreft enkel de omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Het aantal woning neemt hierin niet toe. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad b.   De agrarische functie (inclusief tuincentrum) is thans in zijn geheel komen te vervallen. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad c.   Onderhavig plan zorgt voor een verantwoord woon- en leefklimaat. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad d.   Ter plaatse van het perceel is geen oude bedrijfsbebouwing aanwezig die moet worden gehandhaafd. De aanwezige bebouwing betreft een bedrijfswoning welke zal worden omgezet naar een reguliere woning. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad e.   In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de archeologische-, cultuurhistorische- en natuurlijke waarden binnen het plangebied. Hieruit volgt dat van aantasting geen sprake is. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad f.   In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de archeologische-, cultuurhistorische- en natuurlijke waarden binnen het plangebied. Van aantasting is geen sprake gezien het feit dat voorliggend initiatief enkel een interne functiewijziging betreft. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad g.   Voorliggend initiatief betreft enkel een functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. De effecten op de omgeving zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen neemt hierdoor niet toe. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad h.   Uit het uitgevoerde bodemonderzoek, nader toegelicht in paragraaf 5.1.1, is gebleken dat de bodem niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad i.   Onderhavig plangebied is, conform de provinciale rode contour, niet in zijn geheel gelegen binnen deze rode contour. Deze rode contour bestaat echter als zodanig niet meer. Op basis van de POL2014 wordt voortaan, door de Provincie, gekeken naar 'overig bebouwd gebied'. Onderhavig plangebied is in zijn geheel gelegen binnen deze aanduiding. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Gronsveld op slechts korte afstand van de gemeentegrens met de gemeente Maastricht. De kern Gronsveld maakt deel uit van de gemeente Eijsden-Margraten en is ten zuiden van de stad Maastricht gelegen. Aan de oostelijke zijde wordt het plangebied begrensd door de Rijksweg. Aan de noordelijke zijde ligt de Köbbesweg. Aan de zuidelijke zijde ligt een reguliere burgerwoning en ten westen ligt de Maastrichterweg. In de directe omgeving zijn meerdere boomgaarden en een tuincentrum aanwezig.

Onderhavig plangebied is thans ingericht als woonperceel. De voormalige agrarische bedrijfswoning, thans behorende bij het tuincentrum, is volledig ingericht als reguliere burgerwoning, voorzien van een tuin.

2.2 Ontsluiting

Het plangebied ligt aan de Maastrichterweg. De Maastrichterweg betreft een doodlopende weg aan de noordzijde van de kern Gronsveld. De Maastrichterweg begint ter hoogte van de Rijksweg. Gezien het feit dat deze weg doodlopend is kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit laag is.

In de huidige situatie wordt onderhavig plangebied middels één verharde ontsluiting ontsloten op de Maastrichterweg

2.3 Groen en water

Het plangebied is voorzien in groen in de vorm van een tuin. Er is geen oppervlaktewater aanwezig.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving.

3.1 Bebouwing en functies

Het plan voornemen betreft de bestemmingswijziging van één agrarische bedrijfswoning naar één reguliere burgerwoning. De reeds aanwezige bebouwing wordt in zijn geheel behouden conform de huidige situatie. Er worden geen gebouwen toegevoegd binnen het plangebied.

3.2 Verkeer en parkeren

Voorliggend initiatief betreft enkel de functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Het initiatief heeft daarmee geen directe invloed op de verkeersgeneratie en de parkeergelegenheid.

3.3 Groen en water

Voorliggend initiatief zorgt niet voor een aanpassing van de bestaande groenstructuren. Deze zullen behouden blijven en er wordt geen oppervlaktewater of extra groen aangebracht.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI is inmiddels in werking getreden en is hiermee de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • 10. Beperken van klimaatverandering;
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Analyse

Het voorgenomen initiatief betreft de bestemmingswijziging van één agrarische bedrijfswoning naar één reguliere burgerwoning. Het initiatief is gelegen aan de rand van de kern van Gronsveld. De omschakeling naar één reguliere burgerwoning binnen de kern voor ziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in Gronsveld. Hiermee draagt de voorgenomen ontwikkeling bij aan een goede leefomgevingskwaliteit in de kern. Daarnaast wordt middels deze voorgenomen bestemmingswijziging een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd en bevorderd. Hoewel de bestaande bebouwing onveranderd blijft, wordt middels de bestemmingswijziging onder meer de aantrekking van mogelijke agrarische voertuigen verminderd. Ook wordt middels de omschakeling naar één reguliere burgerwoning ingespeeld op de woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften in de regio. Bij de planvorming is tevens rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie. Deze uitvoeringsaspecten worden in hoofdstuk 5 besproken en zijn geheel in lijn met de NOVI.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Het project omvat het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, zonder dat er sprake is van bebouwing en uitbreiding van het terrein. Het plan wordt daardoor niet als stedelijke ontwikkeling gezien, waardoor geen verdere onderbouwing noodzakelijk is.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Limburg 2021;
  • Omgevingsverordening Limburg 2014;
  • Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021;
  • Limburgse Agenda Wonen 2020-2023.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg 2021

Op 1 oktober 2021 is door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Limburg 2021 vastgesteld en is in werking getreden. Hiermee komt de Omgevingsvisie POL2014 te vervallen.

De Omgevingswet gaat uit van het zoeken naar de balans tussen het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving waarin we leven, wonen, werken, leren en onze vrije tijd besteden. De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor de toekomst. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen keuzes worden gemaakt. Daarbij wordt gekozen voor maatwerk en wordt rekening gehouden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal. Als afwegingen worden gemaakt, wordt dat gedaan op basis van de onderstaande Limburgse principes:

  • Er wordt gestreefd naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving;
  • De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;
  • Er wordt zowel ingezet op duurzame verstedelijking als op transitie van landelijk gebied;
  • Er wordt zorgvuldig omgegaan met onze ruimte en voorraden bovengronds én ondergronds.

Bovendien wordt in de Omgevingsvisie Limburg 2021 een onderscheidt gemaakt in drie hoofdopgaven. De hoofdopgaven zijn:

  • 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving in:
    • a. stedelijk c.q. bebouwd gebied;
    • b. in landelijk gebied;
  • 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  • 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

Aangaande het aspect 'Wonen en leefomgeving' wordt gesteld dat de provincie streeft naar een evenwicht in vraag en aanbod voor het woningaanbod / de planvoorraad (zowel kwalitatief als kwantitatief). Derhalve moeten er voldoende (betaalbare) woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek aanwezig zijn. Alle woningbouwontwikkelingen worden door de provincie beschouwd als van provinciaal belang. Daarnaast wordt verduurzaming en het levensloop bestendig maken van bestaande en nieuwe woningen gestimuleerd.

De provinciale Omgevingsvisie is het richtinggevende kader op hoofdlijnen. Daarnaast zijn de regionale en lokale woonbehoeften nader uitgewerkt in de Limburgse Agenda Wonen 2020 - 2023. Deze meer gerichte uitwerkingen zijn noodzakelijk in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's, agenda's en instrumenten. Enerzijds omdat de woningsbehoefte verandert en anderzijds omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven ten aanzien van woon- en leefomgeving. Zo wordt flexibiliteit geboden om opgaven gericht op te pakken en bij te sturen. hier wordt in paragraaf 4.2.4 nader op in gegaan.

Analyse

Onderhavig plan betreft de functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. Middels deze wijziging wordt op een zorgvuldige wijze omgegaan met de bestaande woningvoorraad in Gronsveld. Door de bestaande woning om te vormen wordt op een duurzame manier ingespeeld op de woonbehoefte in de regio, waarbij kwaliteit voorop staat. Dit sluit tevens aan bij de uitgangspunten ten aanzien van het aspect 'Wonen en leefomgeving' genoemd in de Omgevingsvisie Limburg, aangezien middels deze functiewijziging leegstand kan worden voorkomen en de woningvoorraad op peil wordt gehouden.

Conclusie

Het plan is passend binnen de 'Omgevingsvisie Limburg 2021'.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2014 komen te vervallen en zal worden vervangen door de Omgevingsverordening 2021.


Het hoofdstuk Ruimte (hoofdstuk 2) is gericht op doorwerking van het ruimtelijke beleid van de POL2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Hoewel het POL 20214 inmiddels is vervangen door de Omgevingsvisie Limburg 2021, dienen initiatieven tot het moment van het in werking treden van de Omgevingswet getoetst te worden aan de Omgevingsverordening Limburg 2014.

Wonen 

In paragraaf 2.4 van de omgevingsverordening zijn bestuursafspraken opgenomen met betrekking tot de regionale uitwerking van het POL2014. In artikel 2.4.2 'Wonen' lid 3 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet mag voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde regionale structuurvisie ten aanzien van wonen voor de regio Zuid-Limburg. In dit geval past de ontwikkeling binnen het regionale woonbeleid, zoals omschreven in paragraaf 4.3.1.

Beschermingsgebieden

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied binnen het uitsluitingsgebied voor windturbines ligt. In artikel 2.10.2 staat dan ook vermeld dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het Uitsluitingsgebied windturbines, niet voorziet in de plaatsing van een windturbine, bestaande uit een mast met een minimale hoogte van 25 m met daarop aangebracht een rotor.

Analyse

Onderhavig plan betreft de functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. Hiermee wordt de bestaande woningvoorraad aangepast aan de regionale behoefte, waardoor er geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.4.2 'Wonen' lid 3 uit de Omgevingsverordening Limburge 2014. Verder blijkt uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 dat het plangebied niet binnen beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap of (milieu) beschermingsgebieden ligt.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Omgevingsverordening Limburg 2014'.

4.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021

Op 25 mei 2021 is de Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021 vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de ambities die geschetst zijn in de Omgevingsvisie Limburg 2021 juridisch verankerd. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2021 in werking treden en zal hiermee de Omgevingsverordening Limburg 2014 vervangen.

Met het vooruitzicht op het inwerking treden van de Omgevingswet, die op 1 juli 2022 gepland staat, is het van belang dat nieuwe initiatieven in lijn zijn met de Omgevinsverordening Limburg 2021.

Wonen

In de omgevingsverordening zijn bestuursafspraken opgenomen die betrekking hebben tot de regionale uitwerking van de Omgevingsvisie Limburg 2021. Uit Artikel 12.1 'Instructieregels nieuwe planvoorraad wonen' blijkt dat bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op de realisatie van één of meerdere woningen gemotiveerd dient te worden dan:

  • a. rekening is gehouden met de hoofdstukken 3 (Limburgse principes en algemene zonering) en 5 (wonen en leefomgeving) van de provinciale omgevingsvisie;
  • b. sprake is van behoefte in kwaliteit en kwantiteit op basis van actueel onafhankelijkregionaal behoefteonderzoek;
  • c. over de behoefte aan realisatie van deze woningen overeenstemming bestaat binnen de regio Noord-Limburg of Midden-Limburg of Zuid- Limburg. De regio’s bepalen eigenstandig de regionale overeenstemming, organiseren hun eigen regionale overleggen en dragen zorg voor actuele regionale woonvisies en regionale onderzoeken;
  • d. het omgevingsplan is opgenomen in de Limburgse systematiek van monitoring, bedoeld in afdeling 14.5;
  • e. realisatie van de woningen beoogd is binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan en dat, als deze termijn niet wordt gehaald, hoe en wanneer de mogelijkheid tot realisatie van deze woningen komt te vervallen.

Ontwerp uitsluitingsgebied windturbines

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2021 blijkt dat het plangebied binnen het uitsluitingsgebied voor windturbines ligt. In artikel 13.1 'Instructieregel uitsluitingsgebied windturbines' staat omschreven dat een omgevingsplan dat betrekking heeft op het uitsluitingsgebied windturbines, geen plaatsing van een windturbine met een masthoogte van 25 meter of hoger binnen dat gebied toelaat.

Analyse

Voorliggend plan betreft de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. De bestaande woningvoorraad wordt aangepast aan de regionale behoefte, waardoor er geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Hiermee wordt ingespeeld op zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve woonbehoefte. Ook wordt rekening gehouden met de Limburgse principes, zoals omschreven in paragraaf 4.2.1. Door het aanpassen van de bestaande woning wordt er op een zorgvuldige wijze gebruikt gemaakt van de ruimte en wordt de incourante woning passend gemaakt, die aansluit bij de vraag.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021'.

4.2.4 Limburgse Agenda Wonen 2020-2023

Op 29 juni 2020 is de Limburgse Agenda Wonen 2020-2023 vastgesteld. In de Limburgse Agenda Wonen 2020-2023 wordt duidelijk gemaakt hoe vanuit het beleidsveld wonen een bijdrage wordt geleverd aan een gezonde Limburgse woningmarkt. Dit wordt als belangrijk geacht, omdat woongeluk cruciaal is voor het welzijn van mensen en voor de leefbaarheid en veiligheid in Limburg.

De Limburgse Agenda Wonen levert een bijdrage aan een gezonde woningmarkt. Daarbij is

het belangrijk dat mensen kunnen wonen in een zelf gekozen woning en woonomgeving

(die past bij hun mogelijkheden en levensfase) waar ze zich thuis voelen.

Met een gezonde woningmarkt wordt een woningmarkt bedoeld, die met haar aanbod

voldoende inspeelt op onderstaande aspecten:

  • De huidige en toekomstige woonbehoeften. Er wordt gebouwd dan wel ver- of herbouwd al naar gelang de behoefte, daar waar tekorten zich, al dan niet tijdelijk, voordoen.
  • In een gezonde woningmarkt vindt doorstroming plaats en kunnen mensen een wooncarrière maken.
  • In een gezonde woningmarkt vallen geen mensen tussen wal en schip, woningen zijn toegankelijk en betaalbaar.
  • Een gezonde woningmarkt heeft 'geen' overschotten die leiden tot leegstand (behoudens de benodigde frictieleegstand van 2%).
  • Flexibiliteit is noodzakelijk om zo het verschil te kunnen maken voor mensen die snel huisvesting nodig hebben, maar daar niet jaren op kunnen wachten.
  • Eigen keuze (en initiatief) is belangrijk. Een woning past bij de leefstijl van de bewoner, die zelf tot op zekere hoogte bepaalt hoe, in welke samenstelling en waar hij of zij wil leven.
  • De woonomgeving is minstens zo belangrijk, evenals de mogelijkheden die de bewoner heeft en krijgt om niet alleen invloed uit te oefenen op zijn woning, maar ook op de woonomgeving.

Analyse

Voorliggend plan betreft de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. De bestaande woningvoorraad wordt aangepast aan de regionale behoefte, waardoor er geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Door de huidige bedrijfswoning te veranderen naar een burgerwoning, wordt mogelijke leegstand, tegen gegaan. Op deze manier wordt gestreefd naar een gezonde woningmarkt. Dit relatief klein initiatief draagt bij aan leefbare en gezonde woonomgeving.

Conclusie

Het initiatief is geheel in lijn met de 'Limburgse Agenda Wonen 2020-2023'.

4.3 Regionaal niveau

4.3.1 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg

Op 18 oktober 2016 is de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg vastgesteld. De Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL) is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten, waaronder de gemeente Eijsden-Margraten. Het doel van deze visie is het creëren van een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft.

In de SVWZL staat de transformatieopgave centraal, dat wil zeggen de totale woningbehoefte op basis van het aantal huishoudens, rekening houdend met de huidige woningvoorraad en de leegstand. De binnenstedelijke transformatieopgave is groot. Een ruimtelijke strategie kan helpen om deze gemakkelijker uit te voeren. Om de gewenste kwantitatieve omvang van de woningvoorraad te bepalen wordt de transformatieopgave per gemeente uit de Woonmonitor gebruikt als de kwantitatieve koersbepalende opgave om te komen tot een gezonde woningmarkt met voldoende marktspanning. De transformatieopgave wordt bepaald door de combinatie van de leegstand in de woningvoorraad (minus een gezonde frictieleegstand van 2%) en de huishoudensontwikkeling. De transformatieopgave per gemeente wordt tweejaarlijks vastgesteld.

Ten aanzien van het afstemmen van vraag en aanbod wordt geconstateerd, dat alleen voor de

stedelijke woonsfeer de vraag groter is dan het aanbod, vooral in Maastricht. Tenslotte is in de suburbane woonsfeer, zoals in Gronsveld, zowel in de steden als in de kernen, sprake van een overschot en dus een verdunningsopgave. Dat wil zeggen kwaliteitsverbetering gepaard gaat met transformatie.

Analyse

Voorliggend plan betreft de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. De bestaande woningvoorraad wordt aangepast aan de regionale behoefte, waardoor er geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Door de huidige bedrijfswoning te veranderen naar een burgerwoning, wordt mogelijke leegstand, tegen gegaan. Op deze manier wordt gestreefd naar een gezonde woningmarkt die gepaard gaat met zowel kwalitetsverbetering van de woning als van de kern Gronsveld.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de regionale 'Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg'.

4.3.2 Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021

Op 15 december 2020 heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten de beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021' vastgesteld. Met deze nieuwe beleidsregel kunnen goede woningbouwplannen zonder compensatie worden gerealiseerd. Door het loslaten van de compensatieverplichting voor goede plannen kan de initiatiefnemer de plannen realiseren zonder de verplichting dat er minimaal een zelfde aantal woningen als er gebouwd wordt moet worden gesloopt, er voldoende plancapaciteit geschrapt moet worden of dat er een financiële compensatiebijdrage moet worden gestort in het (regionale) sloopfonds.

Door het schrappen van deze compensatieplicht wordt nadrukkelijk invulling gegeven aan de wens vanuit de samenleving om snel te bouwen voor met name de doelgroepen sociale en middenhuur, alsmede voor starters. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan de veranderende behoeften bij de woningzoekenden.

Om deze beleidsregel te kunnen toepassen worden criteria benoemd wat onder een goed plan moet worden verstaan. Het gaat hierbij om de volgende criteria:

  • 1. Een woningbouwinitiatief moet maatschappelijke meerwaarde hebben
    • a. Uitgangspunt hierbij is dat inbreiding voor uitbreiding gaat
    • b. Bovendien moeten de plannen bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid in centra en kernen, door middel van herstructurering en vervangingsbouw, hergebruik van winkels en ander waardevol vastgoed met passende woningbouw of wel een bijdrage leveren aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad.
  • 2. Het plan is voor de gemeente planologisch aanvaardbaar en moet op grond hiervan voldoen aan de systematiek van de ‘Ladder van duurzame verstedelijking’, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voor elk nieuwbouwplan geldt dat de behoefte aan die ontwikkeling zowel kwalitatief als kwantitatief moet worden onderbouwd.
  • 3. Tot slot moeten de nieuwe woningbouwinitiatieven sub-regionaal worden afgestemd en worden toegevoegd aan de regionale woningmarktprogrammering.

Analyse

Voorliggend plan betreft de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld. Door dat de agrarische bedrijfswoning veranderd in een reguliere burgerwoning, wordt bijgedragen aan de verbetering van de leefbaarheid van Gronsveld, met als uitgangspunt het creëren van een passende woningvoorraad waar kwaliteit voorop staat. Het initiatief betreft slecht een bestemmingswijziging binnen de kern Gronsveld, waarbij de bestaande woning onveranderd blijft. Hiermee is er geen sprake van uitbreiding en is een stedelijke ontwikkeling, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), niet aan de orde. Daarnaast wordt middels dit initiatief de bestaande woningvoorraad aangepast aan de regionale behoefte.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de regionale 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'.

4.4 Gemeentelijk niveau

4.4.1 Strategische visie 2022 Vernieuwen door Verbinden

Op 22 oktober 2013 heeft de raad van de gemeente Eijsden-Margraten de 'Strategische Visie 2022' (Vernieuwen door Verbinden) vastgesteld. Deze visie bevat 8 thema's en 5 ambities die recht doen aan de eigenheid van de gemeente en de gemeenschappen. Onderhavig initiatief is aan deze strategische visie getoetst.

Deze 8 thema's zijn:

  • 1. dienstverlening, goed geregeld;
  • 2. vitale kernen;
  • 3. zorg en welzijn, goed voor 'mekaar';
  • 4. landschappelijk verantwoord ondernemen;
  • 5. uniek (im)materieel cultureel erfgoed;
  • 6. betere bereikbaarheid;
  • 7. meer met de Maas;
  • 8. samenwerken in de regio en Euregio.


Binnen deze 8 thema's zijn 5 ambities te onderscheiden. Deze 5 ambitites zijn:

  • 1. dienstverlening is onze tweede natuur;
  • 2. burgerkracht;
  • 3. buitengewone buiten (be)leven;
  • 4. aantrekkelijk wonen;
  • 5. ondernemingszin schept ruimte voor welvaart en welzijn.

Analyse
Voor het voorliggend initiatief bevat de Strategische visie 2022 van de gemeente Eijsden-Margraten geen specifieke uitgangspunten. Wel levert het plan een bijdrage aan het thema 'Vitale kernen' en ambitie om aantrekkelijk te wonen. Middels de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning aan de rand van de kern Gronsveld wordt het bestaande bouwareaal aangepast en wordt verdere 'verstening' richting het buitengebied voorkomen. Dit is een initiatief uit de eigen woonomgeving, waardoor er een passend en aantrekkelijk woningaanbod wordt gecreëerd voor zowel de jonge en oude inwoners. Er wordt hiermee gestreefd naar een fijne, rustige leefomgeving, waarbij kwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik de uitgangspunten zijn.

Conclusie

Het plan is passend binnen de uitgangspunten van de 'Strategische Visie 2022 Vernieuwen door verbinden'.

4.4.2 Lokale woonvisie Eijsden-Margraten 2019-2025

De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de 'lokale woonvisie Eijsden-Margraten 2019-2025 Samen bouwen aan de toekomst'. De Lokale Woonvisie heeft vier functies:

  • Het bieden van ondersteuning en sturing bij de samenwerking tussen alle betrokken partijen omdat het een gezamenlijk gedragen referentiekader betreft;
  • Het inzichtelijk maken van de woonambities van de gemeente in de vorm van de formulering van speerpunten met betrekking tot relevante doelgroepen;
  • Het leggen van de nodige relaties met de relevante beleidsterreinen, zowel fysiek (bijvoorbeeld duurzaamheid) als sociaal (bijvoorbeeld maatschappelijke ondersteuning);
  • Het bieden van een gedragen basis voor de beleidsuitvoering en programmering.

De gemeente Eijsden-Margraten streeft naar een duurzame woningvoorraad met passende woningen voor zowel starters als senioren. Hierdoor willen ze de doorstroming bevorderen. Inwoners wonen in een gezonde, veilige en prettige woon- en leefomgeving, waarbij duurzaamheid en kwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn. Hierbij heeft de herbestemming en transformatie van bestaande (leegstaande) gebouwen een bijzondere aandacht.

De doelgroepen waarop de gemeente zich bij haar woningbouwbeleid richt zijn starters, oudere doorstromers, langer thuiswoners, en bijzondere doelgroepen (zoals statushouders, woonurgenten, gehandicapten en ggz-patiënten).

Analyse

Het voornemen betreft een bestemmingswijziging van één bedrijfswoning naar één reguliere woning. De bestaande woningvoorraad wordt aangepast aan de regionale behoefte, waardoor er geen nieuwe woningen worden toegevoegd. Door de huidige bedrijfswoning te veranderen naar een burgerwoning, wordt mogelijke leegstand, tegen gegaan. Daarnaast wordt middels deze bestemmingswijziging een woning gecreëerd voor onder meer starters. door middel van initiatief wordt bovendien wordt gestreefd naar een gezonde woningmarkt die gepaard gaat met zowel kwalitetsverbetering van de woning als van de kern Gronsveld.

Conclusie

Voorliggend initiatief past binnen de 'lokale woonvisie Eijsden-Margraten 2019-2025 Samen bouwen aan de toekomst'.

4.4.3 Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten

Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg hebben op 12 januari 2010 de beleidsregel van het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Het LKM vormt geen nieuw ruimtelijk beleid, maar is een uitwerking van het kwaliteitsdeel uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) en van de POLaanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Het LKM is gebaseerd op het idee dat bebouwingsontwikkelingen in het buitengebied of het gebied buiten de rode contouren om de kernen leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies op een kwalitatieve manier wordt gecompenseerd. De algemene doelstelling is dan ook het combineren van deze ruimtelijke ontwikkelingen met het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in Limburg.

Een nieuwe ontwikkeling op grond van het LKM moet telkens door de provincie worden geaccordeerd daar in het toepassen van het kwaliteitsmenu een provinciaal belang is gelegen. Het LKM biedt echter de mogelijkheid voor gemeenten om een eigen kwaliteitsmenu op te stellen. De provincie Limburg heeft het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden - Margraten 2013 (GKM) geaccordeerd. Een nieuwe ontwikkeling welke valt binnen de voorwaarden van het GKM hoeft niet meer ter beoordeling naar de provincie. De in casu van toepassing zijnde ruimtelijke procedure kan zonder toestemming van de provincie worden opgestart.

Het GKM van Eijsden - Margraten is gebaseerd op het LKM. De gemeenteraad van EijsdenMargraten heeft het GKM tijdens de vergadering van 17 december 2013 vastgesteld, waarna de provincie het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden – Margraten 2013 heeft goedgekeurd.

De gemeente Eijsden-Margraten hecht veel waarde aan haar buitengebied. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten van het buitengebied te beschermen en te verbeteren en kwaliteitsverlies van het buitengebied tegen te gaan. De gemeente beoogt daarom met haar eigen Kwaliteitsmenu een balans te vinden tussen de instandhouding en verbetering van de kwaliteiten van het buitengebied enerzijds en de mogelijkheden voor ontwikkelingen anderzijds.

Analyse

De voorliggende ontwikkeling ligt niet in het buitengebied van Eijsden-Margraten, maar in het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast betreft voorliggend initiatie een bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. De bestaande bebouwing blijft hiermee onveranderd. Verdere toetsing aan het GKM is daarmee niet noodzakelijk.

Conclusie

Verdere toetsing aan het GKM is daarmee niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy uit Swalmen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend bodemonderzoek Maastrichterweg 4 te Gronsveld" (1 september 2021, 16680.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.

Econsultancy concludeert dat de vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.WPKOM6247NA4-ON01_0005.png"

LOCATIE BORINGEN

Op de bovenstaande afbeelding zijn de gezette boringen weergegeven. De sterke zinkverontreiniging ter plaatse van boring 1 vormt formeel aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Gezien vergelijkbare verontreinigingen met metalen in de regio regelmatig voorkomen, en de onderzoekslocatie na de bestemmingsplanwijziging ongewijzigd blijft, acht Econsultancy een nader onderzoek niet doelmatig. De zinkverontreiniging vormt op basis van de aangetroffen gehalten geen risico's voor mens en milieu.

Als er in de toekomst in de buurt van boring 1 (graaf)werkzaamheden worden uitgevoerd (bijvoorbeeld voor toekomstige (aan)bouw, herinrichtingswerkzaamheden in de tuin, ect.), dan kunnen deze werkzaamheden hier niet zonder meer plaatsvinden. In dit geval is er een nader bodemonderzoek noodzakelijk naar de omvang van de zinkverontreiniging. De (graaf)werkzaamheden dienen dan uiteindelijk plaats te vinden met behulp van een saneringsplan (BUS-melding) en onder toezicht van een milieukundig begeleider.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft een functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richtafstand   werkelijke afstand  
Rijksweg 2: Cafe de Zwaluw   563   1   10 m   25 m  
Rijksweg 6: Bloemisterij Tuincentrum Gronsveld   4752   2   30 m   10 m  
Slakweg 3: Arte Flora   4752   2   30 m   95 m  
Köbbesweg 1: Tankstation Swing Happy Hours   473   2   30 m   60 m  


Er liggen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Desondanks wordt een nader onderzoek naar het Tuincentrum Gronsveld niet noodzakelijk geacht daar de hinderveroorzakende activiteiten aan de Rijksweg plaatsvinden. Dit is op circa 80 meter van het plangebied gelegen. Het plan vormt hiermee geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Met het voorliggende initiatief worden geen kwetsbare objecten toegevoegd. Het initiatief betreft enkel de functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning nar een reguliere burgerwoning.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat wel nieuwe geurgevoelige objecten maar er liggen geen veehouderijen op korte afstand. Verdere toetsing aan het aspect geur is derhalve niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Zoals reeds in paragraaf 1.1 aangegeven betreft het de omschakeling van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Het initiatief omvat geen uitbreiding van bebouwing en betreft geen toevoeging van geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat de bestemmingswijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt '15913873, L Viaductweg'.

categorie   grenswaarde   2019   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   17,8   16,7   10,4  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   16,6   18,0   15,0  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   9,7   11,3   8,5  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6,0   6,3   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van wijzigingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden direct rondom het plangebied (binnen een straal van 50 meter) thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het pand aan de Maastrichterweg 4 betreft in de huidige situatie een agrarische bedrijfswoning. Het voornemen is de bedrijfswoning om te zetten naar een reguliere burgerwoning, met behoudt van de bestaande bebouwing. De gronden binnen het plangebied worden hierdoor niet geroerd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is hiermee niet aan de orde.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten aanwezig. Daarnaast zorgt het initiatief niet voor een verstoring van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het betreft alleen een functionele wijziging van de bestaande bebouwing. Het uitvoeren van een cultuurhistorisch onderzoek is niet noodzakelijk.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.

Stikstofdepositie
Voorliggend plan betreft het omzetten van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. De referentiefase is in dit plan gelijk aan de gebruiksfase. Doordat ook een bouwfase ontbreekt is het uitvoeren van een stikstofdepositie-onderzoek niet doelmatig, de toename door het initiatief betreft 0,00 mol/ha/jaar.

Soortenbescherming en bescherming van houtopstanden

Gezien het feit dat voorliggend initiatief enkel een functiewijziging omvat vinden er geen ontwikkelingen plaats die de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen verstoren. daarnaast zullen er geen houtopstanden worden gekapt. Wel wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

De verschillende overheidslagen hebben hun waterbeleid vastgelegd in diverse beleidsdocumenten. De algemene strekking met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen betreft:

  • het scheiden van het schone hemelwater en het vuile afvalwater;
  • het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein, of middels een gezamenlijke voorziening heeft de voorkeur boven afvoer via het oppervlaktewater.

5.3.3 Watersysteem

Voorliggend plan kent geen bouwwerkzaamheden en er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Hierdoor is toetsing aan de infiltratiecapaciteit van de bodem, de grondwaterstand en de waterberging niet noodzakelijk.

5.3.4 Hemelwater

Voorliggend initiatief brengt geen wijzigingen aan de verharding in het plangebied. Hierdoor blijft de bestaande bebouwing en verharding behouden. Er is dus geen toename van het verhard oppervlak. Daarmee is er geen wijziging van de waterhuishoudkundige situatie.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Maastrichterweg geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Voorliggend plan kent geen bouwwerkzaamheden waarmee het oppervlakte water vervuild zou kunnen raken.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond. Een wijzigingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de directe omwonenden en heeft hen

geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen

het voornemen. In bijlage 2 is een verslag van het omgevingsdialoog toegevoegd.

6.3.2 Ter inzagelegging

Het ontwerpwijzigingsplan ‘Maastrichterweg 4, Gronsveld’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties.

Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk is de opzet van het wijzigingsplan opgenomen.

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6.1 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan “Gronsveld en Rijckholt 2013” . Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Het plan omvat een bestemmingswijziging van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. In de planregels worden de planregels van het vigerende bestemmingsplan ''Parapluplan parkeren Eijsden-Margraten'' van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan.

8.1 Terinzagelegging ontwerp wijzigingsplan

Het ontwerp wijzigingsplan wordt gedurende een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd