14.1 Afwijken van de bouwregels met 10%
14.1.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan, behoudens voor de gronden bestemd voor ‘natuur’ en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, ten aanzien van de in de deze regels genoemde percentages, hellingen en maten, mits:
a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
14.1.2 Omgevingsvergunning mag niet worden verleend van:
a. het minimum oppervlak van gebouwen, die na omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bed & breakfast mogen worden gebruikt.
14.1.3 In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een omgevingsvergunning is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige bepaling omgevingsvergunning worden verleend.
14.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van antennemasten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden dan wel bouwregels ten behoeve van het oprichten van antennemasten, met dien verstande dat:
a. antennemasten op daken van bestaande gebouwen, niet zijnde woningen en voor zover niet vergunningsvrij, zijn toegestaan, mits geen sprake is van:
1. een monument;
2. aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
3. aantasting van het woonklimaat.
b. antennemasten die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, zijn toegestaan, mits:
1. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
2. de bouwhoogte van de antennemast maximaal 40 meter bedraagt;
3. de antennemast uitsluitend wordt gebruikt voor telecommunicatiedoeleinden;
4. de antennemast niet in de nabijheid van monumenten wordt geplaatst, tenzij het monument hierdoor niet wordt aangetast;
5. de antennemast niet wordt geplaatst in:
· gebieden behorende tot de EHS, POG en/of Natura 2000;
· open velden of beekdalen;
6. bij het oprichten van antennemasten wat betreft plaatsing van antennes de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
I. in eerste instantie moet de antenne worden geplaatst op/aan bestaande masten of andere infrastructurele werken (site sharing);
II. indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antennemast op een industrieterrein dan wel sportterrein geplaatst;
III. indien plaatsing zoals genoemd onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de randen van de kernen voorgestaan;
IV. indien plaatsing zoals genoemd onder I., II. en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in het buitengebied toegestaan, mits:
· de antennemast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
· de mast zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;
· andere waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
14.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden en bouwregels ten behoeve van het oprichten van paardenbakken, mits:
a. de paardenbak wordt opgericht bij een (bedrijfs)woning, waarbij:
1.de totale kavelgrootte inclusief aaneengesloten eigendom(men) minimaal 5.000 m² bedraagt en waarbij de woning dient te zijn gelegen op het perceel met de bestemming ‘Wonen’;
2. in overige gevallen de oppervlakte van dat deel van de kavel behorende bij de bedrijfswoning minimaal 5.000 m² bedraagt. Het gedeelte van het perceel dat gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten (bedrijfsbebouwing, parkeren, opslag en overige bedrijfsgerelateerde inrichtingselementen) wordt derhalve niet meegerekend bij deze 5.000 m²;
b. het gebruik van de paardenbak uitsluitend voortkomt uit het hobbymatig houden van paarden en derhalve voor privé gebruik bedoeld is;
c. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaan;
d. aangrenzende landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen,waaronder de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, niet onevenredig worden aangetast;
e. de paardenbak geconcentreerd bij bestaande bebouwing wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast,met dien verstande dat:
1. de paardenbak wordt opgericht ten dienste van de op het perceel aanwezige (bedrijfs)woning;
2. per woning ten hoogste 1 paardenbak mag worden aangelegd;
3. de aanzet van de buitenrijbak op ten hoogste 100 meter van de voorgevelrooilijn begint;
4. een minimale afstand van 50 meter dient te worden aangehouden tussen de paardenbak en woningen, met uitzondering van de op hetzelfde perceel als de paardenbak gelegen woning;
5. de afmetingen van een paardenbak exclusief de omheining niet meer mogen bedragen dan 40 meter bij 20 meter;
6. de hoogte van bouwwerken, waaronder omheiningen en springtoestellen, ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
lichtmasten niet mogen worden opgericht.