1.1 plan:
het bestemmingsplan ´Paviljoenstraat’ van de gemeente Eijsden- Margraten.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.BPKOM07003-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanbouw:
een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag -gemeten vanaf het peil-, dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan huis gebonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen
van gewassen en/of het houden van dieren.
1.10 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed and breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.15 begane grond:
het met de straat gelijk liggende deel van een gebouw.
1.16 bestaande bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van de
terinzagelegging van het vastgesteldplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een
voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.
1.17 bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende
planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw,
of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw of setback.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 consumentverzorgende en kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.29 cultuurhistorische waarden:
de bestaande historisch gegroeide bebouwing en inrichting, het bodemarchief, de verkavelingspatronen, de infrastructuur, de waterlopen en poelen en de historische onderdelen,
waaronder solitaire elementen, ruimtelijke clusters en groenzones.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen. De verhuur van goederen zoals hiervoor omschreven is hierbij inbegrepen.
1.31 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet
via een balie) te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder zijn begrepen een belwinkel,
kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij,
wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende
bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf,
een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum.
1.32 erf- en terreinafscheiding:
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf dan wel perceel of van de openbare ruimte.
1.33 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt,
die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 grondgebonden woning:
alle woningen met de bouwaanduiding ‘vrijstaand’, ‘twee-aaneen’, ‘aaneengebouwd’.
1.36 home energy ball:
een bolvormige windvaan met een maximale diameter van 1 m. of vergelijkbare constructie van geringe omvang, waarmee door middel van windkracht elektriciteit kan worden opgewekt ten behoeve van het gebouw c.q. de gebouwen waarop deze is geplaatst en aangesloten.
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.38 kavelgrootte:
het oppervlak van een kavel, zijnde een stuk grond, al dan niet fysiek begrensd door middel van een omheining of een natuurlijke afscheiding (zoals een heg of een sloot). De afmetingen zijn vastgelegd in het Kadaster.
1.39 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur.
1.40 maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.41 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.42 mantelzorg:
het binnen de woning bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.
1.43 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.44 niet natuurlijk bestrijdingsmiddel:
de bestrijding van schadelijke organismen in de landbouw door een niet natuurlijke vijand van het schadelijk organisme uit te zetten danwel door het gebruik van pesticiden en daarmee vergelijkbare niet natuurlijke bestrijdingsmiddelen
1.45 (openbare) nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.46 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.47 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven peil is gelegen, niet zijnde een kruipruimte.
1.48 ondergronds bouwen:
het bouwen van bouwwerken welke geheel beneden peil zijn gelegen.
1.49 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.50 paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout,
boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien
van een omheining.
1.51 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster
en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft
vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het
gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.52 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding.
1.53 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotische-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf -
waaronder begrepen een erotische massagesalon- een seksbioscoop, een seksautomatenhal,
een sekstheater of een parenclub, alsmede bedrijven die hun bedrijf voeren
geheel of gedeeltelijk in overwegend seksueel geaarde dienstverlening, al dan niet in
combinatie met elkaar.
1.54 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de
situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.55 veldschuur/schuilgelegenheid:
een overdekte ruimte die maximaal aan drie zijden is omsloten door wanden, waarvan
het/de betreffende dier(en) gebruik moet kunnen maken in geval van weidegang, met
als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter
uit oogpunt van dierenwelzijn. Daarbij is in en nabij de veldschuur/schuilgelegenheid
geen opslag toegestaan met uitzondering van voer en stro in de veldschuur/ schuilgelegenheid.
1.56 verbeelding:
de analoge en digitale plankaart behorende bij het bestemmingsplan Paviljoenstraat van de gemeente Eijsden-Margraten.
1.57 vloeroppervlak:
het oppervlak van alle van dat gebouw deel uitmakende ruimten, inclusief kelder, onderbouw en/of verdiepingen.
1.58 voorgevelrooilijn:
- de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;
- de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw, die naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de perceelsgrenzen.
1.59 vrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
1.60 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is
getreden.
1.61 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin
gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.62 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouding, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
1.63 Wro
Wet ruimtelijke ordening
1.64 zijdelingse perceelsgrens:
begrenzing van het perceel aan de zijkanten van de bebouwing, niet gericht naar de weg of openbaar groen.
1.65 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.