direct naar inhoud van Regels

Sneek - Wijken Zuidwest

Status: ontwerp
Idn: NL.IMRO.1900.2023oostBPsneekwzw-ontw

REGELS

Inhoudsopgave

 

REGELS

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 5 Bedrijventerrein

Artikel 6 Detailhandel

Artikel 7 Gemengd

Artikel 8 Groen

Artikel 9 Horeca

Artikel 10 Maatschappelijk

Artikel 11 Natuur

Artikel 12 Recreatie - Kinderboerderij

Artikel 13 Recreatie - Volkstuinen

Artikel 14 Sport

Artikel 15 Tuin

Artikel 16 Verkeer

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

Artikel 18 Verkeer - Verblijf

Artikel 19 Water

Artikel 20 Wonen

Artikel 21 Wonen - Woonboerderij

Artikel 22 Wonen - Woongebouw

Artikel 23 Wonen - Woonwagenstandplaats

Artikel 24 Leiding - Gas

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

Artikel 26 Leiding - Riool

Artikel 27 Leiding - Water

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

Artikel 30 Waarde - Beschermd gezicht

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen

HOOFDSTUK 3 algemene regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Artikel 33 Algemene bouwregels

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

Artikel 38 Overige regels

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

Artikel 39 Overgangsrecht

Artikel 40 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sneek - Wijken Zuidwest met identificatienummer NL.IMRO.1900.2023oostBPsneekwzw-ontw van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 aanlegplaats:

een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 afhankelijke woonruimte:

Een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.12 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.15 bêd en brochje

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.17 bedrijfseigen producten:

producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd;

1.18 bedrijfswoning:

een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;

1.19 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

1.22 beschermd gezicht:

aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht Sneek zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit d.d. 4 oktober 1991;

1.23 bestaand(e):

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;

1.35 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 dakkapel:

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.38 dakopbouw:

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.39 dakvormen

dakvormen:

  1. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;

    [image]

  2. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    [image]

  3. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    [image]

  4. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

    [image]

  5. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
    [image]

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.41 detailhandel in ABC-goederen

Detailhandel in auto’s boten, caravans, aanhangwagens of landbouwwerktuigen, eventueel in combinatie met hiermee samenhangende artikelen zoals onderhoudsmiddelen en onderdelen;

1.42 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.43 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.44 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.45 dove gevel - doof dak:

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en die bovendien een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering heeft die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.46 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.47 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.48 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 geluidwal:

een geluidwerende voorziening in de vorm van een aarden wal;

1.53 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.54 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.55 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.56 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.57 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.58 huishouden

de bewoning van een woning door:

  1. één persoon;

  2. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.

1.59 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.60 kap:

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.61 karakteristiek pand of object:

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.62 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.63 ligplaats:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.64 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.65 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.66 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.67 monument:

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.68 natuurtoets:

een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming kan worden verleend;

1.69 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.70 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.71 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.72 paardrijbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.73 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.74 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.75 pension:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

1.76 permanente bewoning:

het gebruiken van een woning of recreatiewoning als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk en/of recreatief verblijft;

1.77 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.78 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.79 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.80 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.81 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.82 standplaats:

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.83 standplaats mobiele verkoopinrichting:

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.84 standplaats woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.85 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;

1.86 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.87 volkstuin:

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

1.88 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.89 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.90 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.91 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.92 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.93 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.94 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.95 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.96 wonen:

het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een (bedrijfs-)woning of woonhuis, waarbij een (bedrijfs-)woning of woonhuis uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;

1.97 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.98 woonboerderij:

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.99 woongebouw

een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.100 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.101 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.102 woonwagen:

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.103 woonwagenwoning:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats;

1.104 zorgaccommodatie:

sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - composteringsinrichting’: tevens een composteerbedrijf – belucht met een verwerkingscapaciteit kleiner dan 20.000 ton/jr;

  5. ter plaatse van de van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’: uitsluitend een garagebedrijf;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg uitgesloten’: uitsluitend de verkoop van motorbrandstoffen, met bijbehorende detailhandel tot een verkoopvloeroppervlak van 100 m2, exclusief de verkoop van lpg;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’: uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen, met bijbehorende detailhandel tot een verkoopvloeroppervlak van 100 m2, inclusief de verkoop van lpg met een maximale doorzet van 999 m3 per jaar;

  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 1’: een horecabedrijf categorie 1;

  9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – afwijkende milieucategorie' de uitoefening van bestaande bedrijven met een afwijkende milieucategorie, namelijk:

Fa. Van der Horst Jacht- en scheepsbouw

IJlsterkade 106,

8608AC

3012

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven (houten schepen)

3.1

Schippers Jachtwerf Henk

IJlsterkade 120,

8608AC

3012

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven (houten schepen)

3.1

Interieurbouw Berkson

IJlsterkade 122,

8608AC

31011

Meubelfabrieken

3.2

WBS Infra

IJlsterkade 39,

8608AB

4211

Wegenbouw en stratenmaken

3.1

  1. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  4. bêd en brochje in de bedrijfswoning, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 3.3.1

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  7. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

3.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ ten hoogste het op de verbeelding aangegeven percentage van het bouwvlak mag worden bebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg uitgesloten' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits de maximale bouwhoogte 5,50 meter bedraagt;

  5. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

  1. In afwijking van het bepaalde onder a. en e. is ter plaatse van de bouwaanduiding ‘luifel’ een luifelconstructie toegestaan die niet hoger is dan op de verbeelding onder ‘maximum bouwhoogte’ is aangegeven.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;

  3. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;

  4. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.

 

3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een antenne-installatie ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer dan 40 meter bedragen;

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Bêd & Brochje:

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bedrijfswoning, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1.

 

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepalingen (artikel 1.18) is omschreven;

  3. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 3.1 sub k en detailhandel als bedoeld in artikel 3.1 sub f en g;

  4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, indien de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ of ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg uitgesloten’;

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 sub a;

  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 sub a.

Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’: een rioolwaterzuiveringsinstallatie, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. een gasdrukmeet- en regelstation ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gasdrukmeet- en regelstation’;

  4. een antennemast met installatie ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’;

  5. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit met gebruik van zonnepanelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'.

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. voorzieningen ten behoeve van een zonnepark, waaronder begrepen inkoopstations, transformators en omvormers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van de bouwhoogte van zonnepanelen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat:

  1. er één type zonnepanelen wordt toegepast;

  2. er één plaatsingssysteem wordt toegepast;

  3. de zonnepanelen in één hoofdrichting worden geplaatst;

  4. de totale oppervlakte zonnepanelen niet meer mag bedragen dan 2500 m2;

  1. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 meter;

  2. de bouwhoogte van een antenne-installatie als bedoeld in lid 4.1 onder d mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: tevens voor kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel-abc’ tevens voor detailhandel in ABC-goederen met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging, , met dien verstande dat maximaal 10% van het verkoopvloeroppervlak voor branchevreemde goederen mag worden benut, met een maximum van 150m²;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - meubelen’ tevens voor detailhandel in meubelen, keukens en sanitair met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging, met dien verstande dat minimaal 40% van het verkoopvloeroppervlak moet worden benut voor meubelen (in het geval van detailhandel in meubelen) en dat maximaal 10% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 150m² voor branchevreemde goederen mag worden benut;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - meubelen’ tevens voor detailhandel in woninginrichting, met dien verstande dat minimaal 40% van het verkoopvloeroppervlak van de winkel moet worden benut voor de verkoop van meubelen en dat het overige verkoopvloeroppervlak voor de verkoop van woninginrichting mag worden benut;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – bouwmarkt’ tevens voor detailhandel als bouwmarkt, tuincentrum, met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging, met dien verstande dat maximaal 10% van het totale verkoopvloeroppervlak met een maximum van 150m² voor branchevreemde goederen mag worden benut;

  9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 2’: een horecabedrijf categorie 2;

  10. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 4’: een horecabedrijf categorie 4;

  11. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sport’: tevens sportscholen, speelcentra en binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  4. bêd en brochje

n de bedrijfswoning, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 5.3.1
  1. terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. gebouwen en overkappingen worden gebouwd op ten minste 3,00 meter vanaf de weg;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

5.2.2 Gebouwen geen bedrijfswoningen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 5,00 meter;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. de maximale inhoud bedraagt 750 m³;

  4. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in de woning als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 bedraagt ten minste 30 dB (A).

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;

  3. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;

  4. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter;

  5. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in de woning als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 bedraagt ten minste 30 dB (A).

 

5.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 meter.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Bêd & Brochje:

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bedrijfswoning, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1.

 

5.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepalingen (artikel 1.18) is omschreven;

  3. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in artikel 5.1 sub e, f, g en h;

  4. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 5.1 sub l;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 sub a, b en c ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1 sub a, b en c.;

  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1 sub a, b en c.;

  3. Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Detailhandel’ aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’, uitsluitend een supermarkt;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd

  2. ter plaatse van de aanduiding maximum goot- en bouwhoogte (m) bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven

 

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. detailhandel, anders dan een supermarkt;

  2. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 7 Gemengd

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’;

  2. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’: detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. kantoren;

  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1’: een horecabedrijf categorie 1’, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2’: een horecabedrijf categorie 2, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  8. een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak’’.

  9. mantelzorg in de woning;

  10. bêd en brochje in de woning;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

7.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen n overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak is één woning toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaats van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  3. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Bêd en Brochje:

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de daarbij behorende en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1.

 

7.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  2. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  3. recreatieve bewoning van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken;

  4. horeca, voor zover de gronden niet zijn aangeduid met ‘horeca van categorie 1’ of ‘horeca van categorie 2’;

 

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. paden;

  4. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een park;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak';

  7. voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud van de openbare ruimte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - wijkpost’;

  8. een geluidwal met een hoogte van 1 meter vanaf de bovenkant van de woning Pripperstraat 90 ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 32.1 van toepassing;

 

8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw of overkapping moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals volières, dierenverblijven en gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.

 

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9,00 m;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 m.

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro – wetgevingszone 1’ de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen' met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 15 woningen zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m bedraagt en de goothoogte ten hoogste 7 m bedraagt;

  3. de wijziging slechts wordt toegepast indien een toename van het aantal woningen past binnen een goedgekeurd woningbouwprogramma;

  4. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;

  5. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede milieukundige inpassing

  6. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing;

  7. voor het overige de regels van 'Wonen' van toepassing zijn.

 

Artikel 9 Horeca

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf categorie 4;

  2. een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

9.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. meer dan één bedrijfswoning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is;

  2. wonen, anders dan als bedrijfswoning.

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’: uitsluitend voor educatieve voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: uitsluitend voor medische voorzieningen;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – helihaven’: een start- en landingsplaats voor helikopters ten behoeve van medische vluchten;

  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sport’: sportscholen, speelcentra en binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

  7. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  8. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  9. bêd en brochje in de bedrijfswoning, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 10.3.1

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  2. met daaraan ondergeschikt:

  3. nutsvoorzieningen;

  4. wegen en paden;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sport- en speelvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ ten hoogste het op de verbeelding aangegeven percentage van het bouwvlak mag worden bebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

 

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;

  3. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;

  4. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.

 

10.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

10.3 Specifiek gebruiksregels

 

10.3.1 Bêd & Brochje:

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bedrijfswoning, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief daarbij behorende bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1.

 

10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepalingen (artikel 1.18) is omschreven.

 

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘wro – wetgevingszone 2’ de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ of 'Wonen - Woongebouw' met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 36 woningen zijn toegestaan;

  2. de wijziging slechts wordt toegepast indien een toename van het aantal woningen past binnen een goedgekeurd woningbouwprogramma;

  3. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;

  4. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede milieukundige inpassing

  5. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing;

  6. voor het overige de regels van 'Wonen' respectievelijk 'Wonen - Woongebouw' van toepassing zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘wro – wetgevingszone 2’ de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd' met dien verstande dat:

  1. binnen de bestemming 'Gemengd' uitsluitend 'Maatschappelijke' en 'Woonfuncties' zijn toegestaan.

  2. ten hoogste 36 woningen zijn toegestaan;

  3. de wijziging slechts wordt toegepast indien een toename van het aantal woningen past binnen een goedgekeurd woningbouwprogramma;

  4. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;

  5. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede milieukundige inpassing

  6. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing;

  7. voor het overige de regels van 'Gemengd' van toepassing zijn, met uitzondering van artikel 7 lid 1 onder b en e.

 

Artikel 11 Natuur

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, riet- en oeverstroken en eilanden;

  2. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;

  3. beroepsvisserij;

  4. water en oeverstroken, met een functie voor het scheepvaartverkeer, de waterrecreatie, de natuur en de waterhuishouding;

  5. bruggen en voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

  6. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer-, en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  8. agrarisch medegebruik van kaden en oeverstroken.

 

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;

  2. de maximale hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 15,00 meter;

  3. de maximale hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

  2. het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen;

  3. het innemen van een ligplaats.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van oevervegetaties;

  2. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

  4. het verdiepen, verbreden, aanbrengen en/of verleggen van waterlopen.

 

11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.

 

11.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, natuurlijke waarde en/of landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

 

Artikel 12 Recreatie - Kinderboerderij

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Kinderboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij;

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;

 

12.3 Specifiek gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen.

Artikel 13 Recreatie - Volkstuinen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie - Volkstuinen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volkstuinen;

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn op iedere volkstuin met een oppervlakte van tenminste 150 m2, gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen per individuele volkstuin niet meer dan 15 m2 bedraagt;

  2. de maximale goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt;

 

13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen;

  2. het houden van dieren.

 

Artikel 14 Sport

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en speelterreinen;

  2. gebouwen voor binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

met de daarbij behorende:

  1. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de sportvoorziening;

  2. voorzieningen als een was- en kleedruimten, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;

  3. terreinen;

  4. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  5. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)'’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt ten hoogste 15,00 m;

  3. de bouwhoogte van lichtinstallaties bedraagt ten hoogste 20,00 m;

  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;

  6. de bouwhoogte van een antenne-installatie ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer dan 40 meter bedragen.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden.

 

Artikel 15 Tuin

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1van toepassing;

 

15.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:

  1. de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;

  2. de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;

  3. de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;

  4. de bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.

 

15.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

Artikel 16 Verkeer

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden, waarbij de inrichting van gronden is gericht op de afwikkeling van het verkeer, zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. geluidwerende voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

  4. aquaduct ter plaatse van de aanduiding ‘aquaduct’;

  5. bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat

  1. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal rijbanen voorziet.

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.

  5. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

 

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen, met daarbij inbegrepen bermen, spoorwegovergangen en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat:

  1. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal spoorbanen voorziet.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

17.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding mag maximaal 15,00 meter bedragen ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;

  2. de bouwhoogte van geluidsschermen mag, vanaf de Bovenkant Spoorstaaf gemeten, maximaal 4,00 meter bedragen, waar de sporen verdiept zijn gelegen, maximaal 4,00 meter vanaf maaiveld;

  3. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het spoorverkeer en lichtmasten mag maximaal 12,00 meter bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

 

Artikel 18 Verkeer - Verblijf

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: ondergronds gebouwde parkeervoorzieningen;

  5. bermen en beplanting;

  6. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  1. oeververbindingen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. geluidswerende voorzieningen;

  4. groen;

  5. terrassen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’;

  8. bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

  9. evenementen.

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1 van toepassing;

 

18.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

18.2.3 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximale oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.

 

18.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

 

18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro – wetgevingszone 1’ de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen' met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 15 woningen zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m bedraagt en de goothoogte ten hoogste 7 m bedraagt;

  3. de wijziging slechts wordt toegepast indien een toename van het aantal woningen past binnen een goedgekeurd woningbouwprogramma;

  4. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;

  5. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede milieukundige inpassing

  6. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing;

  7. voor het overige de regels van 'Wonen' van toepassing zijn.

 

Artikel 19 Water

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. waterberging;

  2. bermen en beplanting;

  3. bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

  4. aquaduct ter plaatse van de aanduiding ‘aquaduct’;

  5. vlonders en steigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen en paden.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1 van toepassing;

 

19.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

19.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt ten hoogste 1,00 meter gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 2,50 meter gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

 

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;

  2. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.

Artikel 20 Wonen

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg;

  3. bêd en brochje;

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoren al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan 150 m²;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dove gevel’ dient de gevel en het direct aangrenzende dak als zijnde een ‘dove gevel’ te worden uitgevoerd en blijvend in stand te worden gehouden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel', moet de uitwendige scheidingsconstructie van de woning die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012 en de buitenlucht, een volgens de NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering hebben die niet kleiner is dan 32dB. Hierbij dient te worden uitgegaan van de herleidingswaarden (ci) welke van toepassing zijn voor buitengeluid.

  6. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voormalige brugwachterstoren’ mag geen geluidsgevoelige ruimte worden gerealiseerd.

  7. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  8. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

 

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,00 meter;

  2. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter de gevellijn geplaatst;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken A’, in afwijking van het bepaalde onder e., bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de diepte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gemeten uit de aangegeven gevellijn, niet meer mag bedragen dan 6,00 meter, dan wel de bestaande diepte;

  2. de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het hoofdgebouw;

  3. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 2,00 meter dient te bedragen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 5,00 meter.

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken B’, in afwijking van het bepaalde onder e., aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de diepte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gemeten uit de aangegeven gevellijn, niet meer mag bedragen dan 3,00 meter, dan wel de bestaande diepte;

  2. de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het hoofdgebouw;

  3. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 2,00 meter dient te bedragen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer mag bedragen dan 3,50 meter.

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken C’, in afwijking van het bepaalde onder e., bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 6 m2 per bouwperceel;

  2. de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw;

  3. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 2,00 meter dient te bedragen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van aangebouwd bijbehorend bouwwerken of aangebouwde overkappingen niet meer mag bedragen dan 2,50 meter;

  5. in afwijking van het bepaalde onder d. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorend bouwwerken of vrijstaande overkappingen niet meer mag bedragen dan 2,50 meter;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken D’, in afwijking van het bepaalde onder e., bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 16 m2 per bouwperceel;

  2. de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 75% van de breedte van het tegenover gelegen hoofdgebouw;

  3. in afwijking van het bepaalde onder d. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorend bouwwerken of vrijstaande overkappingen niet meer mag bedragen dan 1,00 meter;

  1. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met e. mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen - uitgesloten' geen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd.

 

20.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

20.2.5 Dakopbouwen

 

20.2.5.1 Dakopbouwen grenzend aan het voorerfgebied

 

Algemeen

  1. een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;

  2. een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap;

  3. een dakopbouw is niet toegestaan in een dakvlak met een dakhelling minder dan 30 graden;

 

Plaatsing

  1. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;

  2. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;

  3. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;

  4. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;

  5. verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 1 meter;

 

Maatvoering

  • breedte van de dakopbouw maximaal 40% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter.

 

20.2.5.2 Dakopbouwen grenzend aan het achtererfgebied

 

Algemeen

  1. een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;

  2. een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, tenzij de dakopbouw grenst aan een horizontale kilgoot tussen 2 panden, dan mag het hoofdgebouw uit maximaal 2 bouwlagen bestaan;

 

Plaatsing

  1. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;

  2. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;

  3. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;

  4. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;

  5. verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 0,5 meter;

  6. afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;

 

Maatvoering

  • breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter.

 

20.2.5.3 Dakopbouwen door nokverhoging

Algemeen

  1. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;

  2. de dakopbouw is maar in één dakvlak toegestaan;

  3. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift;

  4. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van maximaal 35 graden;

 

Plaatsing

  1. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;

  2. bij meerdere dakopbouwen door nokverhoging op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;

  3. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;

  4. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw;

  5. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten minimaal 1 meter;

  6. afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;

 

Maatvoering

  1. breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter;

  2. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw maximaal 1,2 meter;

  3. de nok mag verticaal gemeten maximaal 0,7 meter worden verhoogd;

  4. de hellingshoek van het dakvlak van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak.

 

20.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

20.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen;

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

20.4.2 Bêd en Brochje

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

 

20.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

  5. Het gebruik van de woning aan Pripperstraat 90 voor woondoeleinden zonder dat de volgende geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden:

  1. Een geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ binnen de bestemming ‘Wonen’ én op de naastgelegen bestemming ‘Groen’ (artikel 8) met een hoogte van 1 meter vanaf de bovenkant van de woning;

  2. Dove gevels ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’ en een doof dak aan de zuidwestzijde van de aanduiding ‘geluidwal’.

Artikel 21 Wonen - Woonboerderij

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg;

  3. bêd en brochje;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  4. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

 

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter.

 

21.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

 

21.4 Specifieke gebruiksregels

 

21.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik

 

21.4.2 Bêd en Brochje:

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

 

21.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 22 Wonen - Woongebouw

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg;

  3. bêd en brochje;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: al dan niet ondergronds gebouwde parkeervoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’, uitsluitend in de eerst bouwlaag:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel grootschalig' detailhandelszaken met een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 500 m2 per individuele vestiging, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’: detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 1’: een horecabedrijf categorie 1, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 2’: een horecabedrijf categorie 2, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  4. met daaraan ondergeschikt:

  5. nutsvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

 

De uitwendige scheidingsconstructie van de woningen die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012 en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan aangegeven in onderstaande tabel. Bij de berekening dient te worden uitgegaan van de herleidingswaarden (ci) welke van toepassing zijn voor buitengeluid.

 

 

Gecumuleerde geluidsbelasting Lden

Benodigde geluidwering in dB

Blok A: Scherhemstraat

62

29

Blok A: Lemmerweg

62

29

Blok B: Lemmerweg

68

35

Blok C: Lemmerweg

68

35

 

Overzicht codering appartementenblokken:

 

 [image]

 

22.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen bedraagt per woongebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  3. ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding “onderdoorgang” dient een onderdoorgang ten behoeve van het wegverkeer gerealiseerd en in stand te worden gehouden met een doorrijhoogte van ten minste 4,30 m;

 

22.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden in afwijking van het bepaalde in 22.2.2. de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

22.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

22.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 en toestaan dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 100 m² per bouwvlak bedraagt;

  2. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping ten hoogste 3,00 en 5,00 meter bedragen;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

22.5 Specifieke gebruiksregels

 

22.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

22.5.2 Bêd en Brochje

Bêd en Brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen per woning zijn toegestaan;

  2. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in de woningen/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;

  4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;

  6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1.

 

22.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

  5. het gebruik van de onder artikel 22.2.1. genoemde woningen zonder de in artikel genoemde karakteristieke geluidwering van de scheidingsconstructie.

 

Artikel 23 Wonen - Woonwagenstandplaats

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woonwagenstandplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van woonwagens en woonwagenwoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg in de woonwagen en woonwagenwoning;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met dien verstande, dat binnen de gehele bestemming ten hoogste 23 standplaatsen voor woonwagens en woonwagenwoningen zijn toegestaan.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen en het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte per woonwagenstandplaats, inclusief woonwagen, bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van de woonwagenstandplaats, met een maximum van 140 m2;

  3. de maximale goothoogte bedraagt 3,50 meter;

  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;

 

23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

23.3 Specifieke gebruiksregels

 

23.3.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woonwagen of woonwagenwoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woonwagen of woonwagenwoning /of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.

  10. de persoon die bij een woonwagen of woonwagenwoning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woonwagen of woonwagenwoning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik

 

23.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonwagens of woonwagenwoningen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 24 Leiding - Gas

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

24.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;

  2. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

  3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  2. die dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  3. die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. die mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  5. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse hoogspanningsverbinding ten behoeve van de aansluiting op het hoogspanningsnet (ontsluitingkabel) en uitbreiding van het hoogspanningsnet (netuitbreiding , bestaande uit maximaal twee circuits met een maximum spanning van 110 kV per circuit);

  2. ondergrondse kabels en leidingen;

  3. bijbehorende voorzieningen.

 

25.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 25.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

  2. in afwijking op het bepaalde in sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  4. het planten van hoog groeiende bomen en andere houtopstanden;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen;

  7. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies.

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden voordat de hoogspanningsverbinding gerealiseerd is;

  2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  3. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;

  4. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het in werking treden van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  5. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 26 Leiding - Riool

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolpersleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

26.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  2. die dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  3. die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. die mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  5. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

Artikel 27 Leiding - Water

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van watertransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

27.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  2. die dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  3. die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. die mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning,

  5. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

 

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

28.1.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

28.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 28.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

28.2.3 Uitzondering vergunningplicht

Artikel 28.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het slaan van heipalen en damwanden, waarbij:

  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);

  2. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering;

  3. de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  4. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;

  5. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd en/of met een archeologie vriendelijk heipalenplan wordt gerealiseerd.

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Voor werken en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

28.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Het beschrevene onder 28.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  7. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden

  8. grondwaterpeilverlagingen;

  9. het verwijderen van fundamenten.

 

 

28.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of

  3. de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

28.3.4 Uitzondering vergunningsplicht

Artikel 28.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);

  2. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots en waterbodems);

  3. het normale onderhoud en gebruik betreffen;

  4. al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  5. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  6. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

29.1.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

  1. Een omgevingsvergunning is benodigd voor bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, die de bodem dieper dan 0,40 meter verstoren, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 4, en met een oppervlakte groter dan:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE;

  1. Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

29.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 29.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

29.2.3 Uitzondering vergunningplicht

Artikel 29.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, waarbij:

  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of

  2. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; en/of

  3. de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; en/of

  4. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen onder artikel 29.2.1 onder a; en/of

  5. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 4, en zonder heiwerkzaamheden en/of met een archeologie vriendelijk heipalenplan wordt gerealiseerd.

 

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

  1. Een omgevingsvergunning is benodigd voor de werken genoemd onder 29.3.2, die de bodem verstoren (met uitzondering van waterbodems en gronddepots) dieper dan 0,40 meter, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 3, en met een oppervlakte groter dan:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE;

  1. Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

29.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Het beschrevene onder 29.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage (met uitzondering van agrarische percelen) en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  7. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden;

  8. grondwaterpeilverlagingen;

  9. het verwijderen van fundamenten.

 

29.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of

  3. de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

29.3.4 Uitzondering vergunningsplicht

Artikel 29.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de (water)bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of

  2. het werken of werkzaamheden betreffen met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen in artikel 29.3.1 onder a; en/of

  3. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 3, wordt gerealiseerd; en/of

  4. het normale onderhoud en gebruik betreffen; en/of

  5. het normale agrarische gebruik betreffen, inclusief de aanleg van drainage in agrarische percelen; en/of

  6. al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; en/of

  7. op archeologisch onderzoek gericht zijn; en/of

  8. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 30 Waarde - Beschermd gezicht

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd gezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4.3 en bijlage 1 van de Toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

30.2.2 Bouwwerken algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm van hoofdgebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in hoofdzaak in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing op binnenterreinen;

  3. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

  4. in afwijking van het bepaalde in sublid a is het toevoegen van een kap op een plat dak toegestaan, mits de dakhelling, nokrichting en dakvorm aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld.

 

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4.3 en bijlage 1 van de Toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing nadere eisen te stellen aan:

  1. de plaats en afmetingen van bouwwerken;

  2. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.

 

30.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 30.2.2 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 4.4.3 en bijlage 1 van de Toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Beschermd gezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen) en/of het permanent verlagen van het waterpeil;

  2. het planten, verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtige gewassen;

  3. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;

  4. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en bijbehorende buitenkasten.

 

30.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 30.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande verhardingen en bomen of andere houtige gewassen;

  2. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.

 

30.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits op basis van onderzoek door een cultuurhistorisch deskundige is aangetoond dat de in paragraaf 4.4.3 en bijlage 1 van de Toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing niet onevenredig worden geschaad.

 

30.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

30.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

30.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 30.6.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden al in uitvoering en/of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

30.6.3 Toelaatbaarheid

  1. Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.6.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals aangegeven in paragraaf 4.4.3 en bijlage 1 van de toelichting.

  2. Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor “Waarde – Archeologie 1”:

  1. dient de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog in voldoende mate te zijn vastgesteld;

  2. is het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.6.1 slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;

  3. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.

 

31.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden:

  1. geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen; of

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd tot een hoogte van 1,2 meter of ter vervanging van bestaande bouwwerken.

 

31.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken van dijken en historische paden en wegen voor tuin- en akkerbouw.

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  1. het wijzigen van het beloop en/of het (kenmerkende breedte- en hoogte)profiel van de dijken, strekdammen, kapglooiingen en historische paden;

  2. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  3. het dempen en/of graven van waterlopen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting;

  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

31.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 31.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

 

31.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de Landschapsbiografie Súdwesthoeke en/of de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK) en/of de Cultuurhistorische inventarisatie en waardering historische paden en wegen in de gemeente Súdwest-Fryslân (uit de bijlage).

 

HOOFDSTUK 3 algemene regels

 

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 33 Algemene bouwregels

 

33.1 Monumenten

 

33.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

 

33.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 33.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarden van het bouwwerk.

 

33.2 Karakteristieke bouwwerken

 

33.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, dakvorm en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

 

33.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 33.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het hoofdgebouw, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw.

 

33.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de in Bijlage 3 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:

  1. een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:

  1. de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;

  3. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

  1. een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.

 

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen (met uitzondering van gronden aangeduid met ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’), vuurwerkbedrijven en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  5. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

 

35.1 Geluidzone - industrie

 

35.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - industrie" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.

 

35.1.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ een toegestaan geluidsgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevel van het geluidsgevoelige object niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, de verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.

35.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding 'geluidzone - industrie' te wijzigen, indien de geluidszone rond het betreffende industrieterrein komt te vervallen of wordt verkleind.

 

35.2 Luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel

 

35.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een invliegstrook voor de luchtvaart.

 

35.2.2 Bouwregels

Op de met 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

 

35.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor opgaande beplanting met een grotere hoogte dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale hoogte' aangegeven hoogte.

 

35.3 Veiligheidszone - lpg

 

35.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een lpg-station.

 

35.3.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ de volgende regels:

  1. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;

  2. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan, mits:

  1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;

  2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

 

35.3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten gerekend, met uitzondering van het bestaande gebruik.

 

35.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ wordt gewijzigd, mits de betreffende inrichting en de daarbij horende plaatsgebonden risicocontour 10-6 is gewijzigd;

  2. de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ wordt verwijderd, mits de betreffende inrichting buiten gebruik is gesteld.

 

35.4 Overige zone - dijken

 

35.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - dijken" zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het voor het betreffende dijkgedeelte kenmerkende breedte- en hoogteprofiel;

 

35.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

35.4.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dijken' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;

  2. het dempen en/of graven van waterlopen;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

35.4.2.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 35.4.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

  2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.

 

35.4.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.4.2.1 zijn slechts toelaatbaar mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het landschappelijk beeld en/of de cultuurhistorische waarden van de dijk en/of het dijkprofiel.

 

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

 

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 38 Overige regels

 

38.1 Voldoende parkeergelegenheid

 

  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;

  2. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

 

Artikel 39 Overgangsrecht

 

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a. met maximaal 10%.

  2. Sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

39.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

Artikel 40 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Sneek - Wijken Zuidwest