direct naar inhoud van 1.1 Landelijk
Plan: Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.SV2011-0003

1.1 Landelijk

Wet ruimtelijke ordening

De wijzigingen ten opzichte van de vorige Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn in hoofdlijnen de volgende:

  • De goedkeuringsbevoegdheid van gedeputeerde staten voor bestemmingsplannen (en artikel 19 lid 1 WRO procedures) is vervallen;
  • De planologische kernbeslissing, het streekplan en de concrete beleidsbeslissing zijn vervallen;
  • Op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau dient een structuurvisie te worden opgesteld. Deze hebben geen rechtstreekse binding. Een structuurvisie kan een grondslag zijn voor de vestiging van een voorkeursecht op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten en voor kostenverevening van bovenwijkse voorzieningen;
  • Naast een bestemmingsplan is er de mogelijkheid om een beheersverordening vast te stellen. Een beheersverordening is bedoeld voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.
  • Voor het verhalen van kosten bij ontwikkellocaties is er de mogelijkheid c.q. verplichting om een exploitatieplan vast te stellen;
  • Minister van VROM en provinciale staten hebben een eigen bevoegdheid gekregen om een rijks- en een provinciaal bestemmingsplan vast te stellen die in de wet 'inpassingsplan' wordt genoemd (artikel 3.26 en 3.28 Wro);
  • Bij algemene maatregel van bestuur (koninklijk besluit) en bij provinciale verordening kunnen er algemene regels worden gesteld voor bestemmingsplannen, beheersverordeningen en projectbesluiten. Deze regels zijn van algemene strekking en zijn dan bindend voor de lagere bestuurorganen (provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten hierop worden afgestemd);
  • Het bestemmingsplan (en ook een uitwerkingsplan, wijzigingsplan en beheersverordening) dient gelijktijdig in elektronische en papieren vorm te worden vastgelegd en vastgesteld. Bij eventuele verschillen is de digitale inhoud beslissend.
  • De bedoeling is dat beleid niet in een bestemmingsplan wordt opgenomen, maar in een structuurvisie wordt vertaald;
  • De Minister van VROM en gedeputeerde staten kunnen een reactieve aanwijzing geven. Dit kan alleen als er een zienswijze is ingediend door de Inspecteur VROM en gedeputeerde staten. Bij een reactieve aanwijzing treden de onderdelen van het bestemmingsplan waar het betrekking op heeft niet in werking. De reactieve aanwijzing vervangt de vervallen Nimby-procedure;

(bron: www.nwro.nl)

Amvb Ruimte

Er is al een tijd gewerkt aan de totstandkoming van de Amvb Ruimte.

Op 22 februari 2011 heeft de Minister van Ruimte en Infrastructuur evenwel aan de Tweede Kamer laten weten dat er zal worden gewerkt aan een rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte, als uitwerking van het regeerakkoord, die een actualisatie van het beleid op het terrein van mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid bevatten.

De structuurvisie definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur. De rijksstructuurvisie zal ook een realisatieparagraaf bevatten waarin wordt omschreven hoe het Rijk de rijksopgaven t.a.v. de nationale ruimtelijke belangen wil realiseren. Tevens zal de minister daar een selectieve Amvb Ruimte bijvoegen, waarmee de nationale belangen direct worden geborgd. Met de aanbieding van de structuurvisie zal de Minister de manier bekend maken waarop de ruimtelijke ordening meer wordt overgelaten aan andere overheden en tot welke decentralisatie-afspraken dit kan leiden.

In de tweede helft van 2011 wordt een concept-structuurvisie inclusief plan MER in procedure gebracht.

Bevolkingsontwikkeling/Krimp?

Bevolkingsdaling is een relatief nieuw fenomeen in Nederland en staat sinds kort hoog op de politieke en bestuurlijke agenda. We kunnen niet alleen meer denken in termen van groei, maar moeten er rekening mee gaan houden dat in een toenemend aantal regio's in ons land de bevolking en ook het aantal huishoudens afneemt. Deze afname heeft voordelen, zoals lagere woningprijzen, minder congestie en ruimte voor groen.

Toch kunnen ook negatieve gevolgen optreden, wanneer overheden en maatschappelijke partijen hun beleid niet tijdig aanpassen. Structurele krimp op regionale schaal zal gevolgen hebben voor terreinen als wonen, ruimte, onderwijs, zorg, - en welzijns-en andere voorzieningen en werk. Het is daarom van belang dat de gemeenten en maatschappelijke organisaties in de regio's waar de bevolking nu al afneemt tijdig hun maatregelen nemen. Omgaan met bevolkingsdaling vergt bewustwording bij betrokken partijen en erkenning dat bevolkingsdaling een onomkeerbaar proces is. De bestuurlijke aanpak moet niet gericht zijn op het tegengaan van de afname van bevolking of aantal huishoudens. Dit leidt alleen maar tot concurrentie tussen gemeenten en regio's om bewoners en bedrijven. Het gaat er om de gevolgen van krimp aan te pakken, de ongewenste effecten te beperken en kwaliteit aan het gebied toe te voegen. Partijen zullen in krimpregio's moeten nadenken wat hun onderscheidend vermogen op langere termijn is en hoe ze dit gericht kunnen inzetten om hun regio nieuw elan te geven. Deze discussie wordt provinciaal begeleid.

Klimaatverandering

In 2008 heeft de 'Deltacommissie' advies gegeven aan de regering inzake de problematiek van de klimaatverandering. Daarbij gaat het om de vraag hoe Nederland zo ingericht kan worden dat het ook op de zeer lange termijn klimaatbestendig is. In het advies speelt 'waterveiligheid' een belangrijke rol. Het gaat hier om de bescherming tegen overstromingen en het veiligstellen van de zoetwatervoorziening. Met de uitvoering van de aanbevelingen is Nederland in staat de effecten van klimaatverandering beter op te vangen en nieuwe kansen te creeren. De Deltacommissie heeft een Deltaprogramma opgesteld, die zal worden verankerd in een nieuwe Deltawet. De urgentie is groot. Nederland heeft een achterstand in te lopen. Daarnaast verandert het klimaat snel en stijgt de zeespiegel. De Deltacommissie meent dat er rekening moet worden gehouden met een zeespiegelstijging van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200. Deze stijging en daarnaast afnemende rivierafvoeren in de zomer, langduriger droogteperioden en indringend zout water via de rivieren en in het grondwater zetten de zoetwatervoorziening onder druk. De Deltacommissie heeft twaalf aanbevelingen voor de korte en middellange termijn geformuleerd, waarvan aanbeveling 11 voor de gemeente Zwartewaterland het meest van belang is. Daarin wordt geadviseerd tot 2050 naar een zo groot mogelijke zoetwatervoorraad te streven en met het oog daarop de benedenloop van de Ijssel en het Zwartewater zo aan te passen, dat er een verhoging van het Ijsselmeerpeil met 1,5 meter kan ontstaan.