Plan: | Oude Wetering 134A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1896.BPW0002-VS01 |
Op de locatie Oude Wetering 134a te Mastenbroek is een mechanisatiebedrijf gevestigd. Het voornemen is om het bedrijf uit te breiden ten behoeve van opslag.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is de uitbreiding niet bij recht mogelijk, aangezien dit deel bestemd is als 'Bos' en 'Groen'. In het bestemmingsplan is voor dit deel wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Bedrijf' waarmee de uitbreiding kan plaatsvinden.
Met het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden om de bestemming te wijzigen waardoor de uitbreiding juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
De locatie Oude Wetering 134a is gesitueerd in de polder Mastenbroek. De locatie ligt aan de oostzijde van de Oude Wetering. Op de volgende afbeelding is het deel waarop de uitbreiding plaatsvindt weergegeven. De globale ligging van het plangebied is daarop rood omlijnd.
Afbeelding: Luchtfoto globale ligging plangebied
Voor de locatie geldt 'Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland', dat op 10 oktober 2013 is vastgesteld. Op de volgende afbeelding is een uitsnede opgenomen van de verbeelding die bij het bestemmingsplan hoort.
Afbeelding: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan
Het plangebied heeft de bestemmingen 'Bos' en 'Groen' en voor de locatie geldt de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3'.
Op basis de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' kunnen burgemeester en wethouders met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de bestemmingen 'Bos' en 'Groen' wijzigen in 'Bedrijf', mits wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden.
In de regels bij de bestemming 'Bedrijf' staat per abuis dat er een landbouwmechanisatiebedrijf is toegestaan op Oude Wetering 34a. Dit moet zijn Oude Wetering 134a.
Het wijzigingsplan 'Oude Wetering 134A' bestaat uit de volgende stukken:
Een wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
Huidige situatie
De locatie ligt in de kern Mastenbroek. Op het perceel is een landbouwmechanisatiebedrijf gevestigd. Ten behoeve van dit bedrijf zijn een dienstwoning en een aantal bedrijfshallen gerealiseerd. De rest van het perceel is verhard. Ten noorden en ten oosten van het perceel zijn bos- en beplantingsstroken die het terrein in de richting van het landschap afschermen. Op de volgende afbeelding is dat zichtbaar.
Afbeelding: Huidige situatie (plangebied rood omlijnd)
De locatie ligt in de polder Mastenbroek. Deze polder is één van de oudste polders van Nederland. In de 14e eeuw werd dit veengebied ingepolderd en van dijken voorzien, waarna het in 1364 onder de verschillende belanghebbenden werd verdeeld. Omstreeks 1369 werd de eerste kerk gesticht. De boerderijen in deze polder werden op terpen of huispollen langs de weteringen gebouwd, ter bescherming tegen overstromingen. Nabij de kerk ontstond een klein kruiswegdorp dat als functioneel en morfologisch centrum van Mastenbroek kan worden beschouwd.
Toekomstige situatie
Het landbouwmechanisatiebedrijf heeft behoefte aan bedrijfsuitbreiding. De uitbreiding is alleen nodig voor opslag van de producten die geproduceerd worden binnen het bedrijf en eventueel voor materieel. In de toekomstige situatie zal daarvoor de noordelijke bedrijfshal worden uitgebreid ten koste van de groenvoorziening. De uitbreiding bedraagt circa 20x30 meter (circa 600 m2). Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de uitbreiding mogelijk gemaakt.
De genoemde activiteiten zullen binnen de bebouwing plaatsvinden. Daarmee mag worden verwacht dat eventuele hinder van de toegenomen opslagactiviteiten op de omgeving gering zal zijn.
Ten behoeve van de bedrijfsuitbreiding is een inpassingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 1 toegevoegd.
Nationaal beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012, is het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het Rijk opgenomen.
Het Rijk heeft in de SVIR drie doelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd voor stedelijke ontwikkelingen (zoals woningbouwlocaties). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:
Stap 1
In de voorliggende situatie zijn de bedrijfsactiviteiten reeds toegestaan op basis van het bestemmingsplan. De voorgenomen uitbreiding heeft slechts een beperkte omvang. Het bedrijf heeft concrete behoefte aan de ontwikkeling. In paragraaf 2.1 is het plan nader beschreven. Met een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan is de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling geborgd.
Stap 2
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van activiteiten die nauw verweven zijn met de agrarische sector. Het bedrijf is reeds op de locatie gevestigd en de ontwikkeling betreft slechts een kleinschalige, beperkte uitbreiding waarvoor in het geldende bestemmingsplan al een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Met het voorliggende plan wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. De landschappelijke inpassing van het plan is geborgd.
Stap 3
De locatie is ontsloten op de Oude Wetering. De bedrijfsmatige activiteiten zijn reeds toegestaan en worden niet uitgebreid. Het voornemen is om het bedrijf uit te breiden ten behoeve van opslag. Een verkeersaantrekkende werking heeft de uitbreiding derhalve niet. Multimodale ontsluiting is voor het bedrijf niet noodzakelijk.
Conclusie
De structuurvisie levert geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
Op 1 juli 2009 zijn de Provinciale Omgevingsvisie en de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld door Provinciale Staten. Hierin is het beleid voor de fysieke leefomgeving van Overijssel weergegeven. In de Omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren. De Omgevingsvisie is een structuurvisie in het kader van de Wro. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie onderscheidt in de Omgevingsvisie een aantal gebiedskenmerken. Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is dan geeft de 'catalogus gebiedskenmerken' richting aan de manier waarop dit moet plaatsvinden.
Het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Uitvoeringsmodel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het kan worden uitgevoerd.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt de 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut (inbreiding), voordat uitbreiding kan plaatsvinden. Bij het nationaal beleid is reeds nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
Hierna wordt ingegaan op andere generieke beleidskeuzes die relevant zijn voor het plangebied.
Weidevogel- en ganzengebied: De provincie besteedt speciale aandacht aan de instandhouding en bescherming van weidevogel- en ganzengebieden. Via het benoemen van specifieke gebiedskenmerken wordt de waarde geborgd voor weidevogels en ganzen. Verbetering van inrichting en beheer vindt plaats op vrijwillige basis via weidevogelgebiedsplannen. Het plangebied ligt in een ganzengebied. In de huidige situatie betreft dit bestaande bedrijfsbebouwing met omliggende bos- en beplantingsstroken. In de nieuwe situatie zal dit gelijk blijven. De voorgenomen ontwikkeling betreft een kleinschalige ontwikkeling waardoor geen knelpunten worden verwacht.
Beekdal- en veenweidegebieden: Het herkennen, koesteren en verder uitbouwen van de dragende structuren van het agrarisch cultuurlandschap is een leidraad van de provincie. Door het voortborduren op die dragende structuren wordt samenhang en karakter versterkt. Door nieuwe initiatieven zorgvuldig en royaal in te passen en aan te sluiten op de dragende structuren kan dit worden vermeden en kunnen nieuwe kwaliteiten ontstaan. Herontdekken van de landschappelijke dragers en daarop voortbouwen kan ook het contrast tussen de verschillende landschappelijke ensembles groter maken. Het plangebied ligt in een veenweidegebied. De voorgenomen ontwikkeling betreft een kleinschalige ontwikkeling waarbij de landschappelijke kwaliteiten worden behouden.
Nationale Landschappen: De provincie zet hier in op het koesteren, conserveren, consolideren van -bestaande kwaliteiten en het versterken van deze kwaliteiten door ze ontwikkelingsgericht in te zetten in ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied ligt in een gebied dat wordt aangemerkt als een Nationaal Landschap. De voorgenomen ontwikkeling betreft een kleinschalige ontwikkeling waarbij de landschappelijke kwaliteiten in stand blijven. Bij de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de kenmerken van het landschap.
Windenergie: De provincie heeft voor de ontwikkeling van duurzame energie een kaart met zoekgebieden voor windenergie opgezet. Het plangebied valt in een gebied wat aangemerkt is als 'uitsluitingsgebied nationale landschappen'. Dit heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan.
Het plangebied ligt op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart in het gebied 'schoonheid van de moderne landbouw'. Dit zijn open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Natuurlijke laag: Binnen deze laag ligt het plan gebied binnen 'laagveengebieden (in cultuur gebracht)'. Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen. Op de locatie is reeds bebouwing aanwezig en het terrein is verhard. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op het waterpeil. Bij de voorgenomen ontwikkeling blijft de landschappelijke inpassing in stand.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: De locatie ligt binnen 'laagveenontginning'. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden de cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap niet aangetast.
Stedelijke laag: Voor het plangebied is de stedelijke laag niet van toepassing.
Lust- en leisurelaag: Voor de locatie en wijde omgeving is 'donkerte' van belang. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Ingezet wordt op bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden. Op de locatie zijn de bedrijfsactiviteiten reeds toegestaan. Bij de voorgenomen ontwikkeling vindt geen significante toename plaats van lichthinder.
Vanuit de Omgevingsverordening ligt de locatie binnen de volgende gebieden:
Overstromingsrisicoparagraaf
Op de Risicokaart van de provincie is aangegeven dat het plangebied in een overstromingsgebied ligt. De locatie ligt binnen dijkringgebied 10 Mastenbroek. De locatie ligt in een gebied met een kleine kans op een overstroming.
Het plangebied valt in een gebied waar de overstromingsdiepte 2,0 - 5,0 meter kan zijn. De wettelijke norm voor de dijkring is een overschrijdingskans van < 1:10.000 jaar.
Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd kan in het plangebied overstroming plaatsvinden.
Voor het plangebied is het van belang dat nagedacht wordt over voorzieningen die de risico's kunnen beperken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Voor nieuwe ontwikkelingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
In dit plan is sprake van de realisatie van een beperkte, kleinschalige uitbreiding van de bebouwing. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past in de provinciale beleidsplannen.
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013
Op 25 april 2013 heeft de gemeenteraad de ‘Structuurvisie, tevens woonvisie Zwartewaterland 2013’ vastgesteld. Met de structuurvisie spreekt het gemeentebestuur zich uit over het beoogde beleid voor de komende jaren. De structuurvisie biedt het ruimtelijke kader voor de uitwerking van concrete plannen en projecten. De uitwerking van de structuurvisie vindt plaats door middel van het vaststellen van bestemmingsplannen voor de diverse ontwikkelingslocaties.
Werken
De unieke bedrijvigheidstructuur in Zwartewaterland met veel maakindustrie en hiervan afhankelijke sectoren is typerend en bepalend voor de sociaal-economische structuur van de gemeente. De gemeente vindt het daarom cruciaal dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor bedrijven om dit in stand te kunnen houden. De aanleg van nieuwe bedrijventerreinen is echter nauwelijks mogelijk, omdat er nauwelijks ruimte beschikbaar is vanwege landschappelijke en ecologische waarden. De gemeente wil daarom zo efficiënt mogelijk omgaan met de nog beschikbare bedrijfsgronden.
De gemeente zet, conform rijks- en provinciaal beleid en vanuit landschappelijk oogpunt, in op de toepassing van de SER-ladder bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Daarbij wordt eerst nagegaan of er nog ruimte beschikbaar is op de bestaande bedrijventerreinen of dat er door herstructurering ruimte kan worden gecreëerd. Daarbij worden tevens de mogelijkheden onderzocht om de bestaande ruimte intensiever te benutten. Pas wanneer blijkt dat er geen mogelijkheden zijn gaat de gemeente over tot aanleg van nieuw terrein. Parallel hieraan richt de gemeente zich, bij het uitvoeren van de herstructureringsopgave, op kansen voor intensiever ruimtegebruik.
Op de kaart behorend bij de structuurvisie ligt de locatie en de wijde omgeving in een gebied dat is aangemerkt als 'landschap, landbouw en natuur'.
In dit gebied zijn de grote openheid en de oude verkavelingsstructuren gebaat bij zo min mogelijk nieuwe verdichting en verstening in het buitengebied. Het reliëf van huisterpen, kreekruggen en dijken moet optimaal herkenbaar worden/blijven en vraagt om zoveel mogelijk geconcentreerde aansluiting bij die structuren. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom altijd zoveel mogelijk bijdragen aan behoud of versterking van deze kernkwaliteiten. Dit betekent dat het nieuwe ruimtegebruik zorgvuldig vorm dient te krijgen. Bij de afweging van het nieuwe initiatief moeten alternatieven worden meegewogen, de kansen worden opgespoord om bestaande bebouwde locaties te benutten, zodat er zuinig met de openheid en eigenheid wordt omgegaan, en tenslotte moeten ook de (individuele) belangen van het nieuwe initiatief afgewogen worden tegen de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit (functioneel, duurzaam en belevingswaarde).
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van een beperkte, kleinschalige uitbreiding van een bestaand bedrijf dat nauw aan de agrarische sector is verbonden. Het bedrijf heeft een concrete behoefte aan de uitbreiding. De locatie betreft een reeds bestaand bebouwde locatie. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de basisinspanning in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. De kernkwaliteiten van het landschap blijven behouden en dit is geborgd in het voorliggende plan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gemeentelijke structuurvisie van Zwartewaterland.
Landschapsontwikkelingsplan Zwolle-Zwartewaterland-Kampen
Het landschapsontwikkelingsplan heeft als doel om de bijzondere landschappelijke kwaliteiten van de regio Zwolle-Zwartewaterland-Kampen te verbeteren. Hierbij is het uitgangspunt dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn als die voldoende rekening houden met of bijdragen aan de bijzondere landschappelijke kwaliteiten en kenmerken.
Voor de polder Mastenbroek, waar het plangebied in is gelegen, zijn de volgende gewenste ontwikkelingen opgesteld:
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsactiviteiten, waarbij rekening is gehouden met de landschappelijke kenmerken. De kenmerken van het landschap worden behouden en geborgd in het voorliggende wijzigingsplan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past in het Landschapsontwikkelingsplan Zwolle-Zwartewaterland-Kampen.
In het geldende 'Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland' is in artikel 45 (de algemene regels) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de bestemmingen Bos en Groen wijzigen in Bedrijf, mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.
Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.
A. De geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Vanuit het geldende bestemmingsplan is aangegeven dat een maximaal categorie 2 bedrijf kan worden toegestaan (conform artikel 45). Volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (uit 2009) is de richtafstand voor een categorie 2 bedrijf 30 meter. Bedrijven die passen binnen deze categorie voldoen aan de voorkeurswaarde. In deze situatie is het naastgelegen woonperceel op 36 meter afstand gelegen, waarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en derhalve geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
B. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 meter.
De bouwhoogte zal niet meer dan 5 meter bedragen.
C. Het inpassingsplan Oude Wetering 134a, zoals opgenomen in Bijlage 5 (van de betreffende regels), wordt uitgevoerd.
In verband met de bedrijfsuitbreiding zal het inpassingsplan worden uitgevoerd. Ditzelfde is aan het voorliggende wijzigingsplan toegevoegd als Bijlage 1 van deze toelichting.
De uitvoering van het inpassingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het inpassingsplan is daarom ook als Bijlage 2 bij de regels toegevoegd.
D. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
De uitbreiding betreft slechts een beperkte, kleinschalige uitbreiding en vindt plaats aansluitend aan de bestaande bebouwing aan de noordzijde van de locatie. De uitbreiding is afgeschermd door de bestaande bos- en beplantingsstroken. Daarmee vindt er geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig beeld.
Verwezen wordt naar de reacties bij D.1 en D.3. Hier is ingegaan op het effect op de omgeving, zowel stedenbouwkundig als voor de milieusituatie. De uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van de woonsituatie.
De bedrijfsmatige activiteiten worden niet uitgebreid. Een verkeersaantrekkende werking heeft de uitbreiding derhalve niet.
Verwezen wordt naar de reactie bij D.3.
Bij de voorgenomen ontwikkeling worden de bedrijfsmatige activiteiten niet uitgebreid, de ontwikkeling betreft slechts uitbreiding van de opslagmogelijkheden. Onevenredige aantasting van de sociale veiligheid is daarom niet te verwachten.
7. de groenstructuur;
Op het inpassingsplan (zie Bijlage 1 van deze toelichting) is de nieuwe groenstructuur weergegeven. De uitvoering van het inpassingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het inpassingsplan is daarom ook als Bijlage 2 bij de regels toegevoegd. Hiermee is geen sprake van onevenredige aantasting van de groenstructuur.
8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
In de omgeving liggen woningen, een agrarisch bedrijf, een houthandel en meubelmakerij, een school en een kerk. Verwezen wordt naar de reactie bij D.6. Daar is nader ingegaan op de milieusituatie. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, waardoor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden aangetast.
Conform artikel 6.12. lid 1 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan gerealiseerd wordt. Volgens artikel 6.2.1. van het Bro wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Voor het plan zal derhalve in principe een exploitatieplan vastgesteld dienen te worden. Conform artikel 6.12. lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden anderszins verzekerd is.
De economische uitvoerbaarheid komt volledig voor de rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de exploitatie zijn anderszins verzekerd, namelijk door een op 28 april 2015 getekende overeenkomst waarin het kostenverhaal is vastgelegd. Voor de gemeente Zwartewaterland zijn er geen financieel-economische gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling op het perceel. Hierdoor is het in dit geval niet nodig om een exploitatieplan op- en vast te stellen.
Het wijzigingsplan 'Oude Wetering 134A' is conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid is gegeven voor het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Wel zijn er reacties binnengekomen van provincie, waterschap en veiligheidsregio. Deze reacties zijn hieronder opgenomen:
De provincie Overijssel heeft aangegeven, dat het plan geen reden biedt om GS te adviseren een zienswijze in te dienen.
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan. Graag zien zij in de toelichting aangegeven hoe met het afstromende hemelwater wordt omgegaan. Het Waterschap constateert terecht, dat er ook ruimte is gereserveerd om hemelwater in de bodem te laten infiltreren. Daar wordt dus in ieder geval rekening mee gehouden.
De Veiligheidsregio IJsselland heeft aangegeven, dat zij geen zienswijze zullen indienen. Er zijn namelijk geen risicobronnen op het gebied van externe veiligheid in de omgeving. Daarnaast is het overstromingsrisico voldoende verwerkt in de overstromingsparagraaf.
april 2016.