direct naar inhoud van Regels
Plan: Zevenhont Midden Genemuiden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0083-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Zevenhont Midden Genemuiden' met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0083-OW01 van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; 

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan; 

1.10 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk; 

1.11 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bruto vloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Inpandige parkeervoorzieningen voor bedrijfsauto's of vrachtwagens zijn wél inbegrepen;

1.20 collectieve inzameling van afval:

verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 duurzaam gemeenschappelijke huishouding:

een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen;

1.25 e-commerce:

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand en/of woning geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie (aan huis), zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;

1.26 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.29 gevaarlijke stoffen:

stoffen zoals gedefinieerd artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.31 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.32 huishouden:

een meerderjarige persoon die woont in een woning, of een groep van personen van wie er ten minste één meerderjarig is, die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren in een woning' in plaats van' een meerderjarige persoon die woont in een woning, of een groep van personen van wie er ten minste één meerderjarig is, die een duurzaam gezamenlijke huishouding voeren in een woning';

1.33 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.34 inrichting:

inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;

1.35 inrichtingsgrens:

de grens van een inrichting;

1.36 luifel:

een uitstekend afdak aan een gebouw; 

1.37 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.38 overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

1.39 peil:
  • a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd; 
  • c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  • d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein.
1.40 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.41 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.42 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 verhard oppervlak:

oppervlak waar water niet kan infiltreren of geborgen wordt, zoals (gesloten) verharding en bebouwing;

1.45 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

het deel van het bruto vloeroppervlak van een gebouw dat daadwerkelijk kan worden gebruikt voor verkoopdoeleinden;

1.46 volumineuze goederen:

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, keukens, bruin- en witgoed, badkamers en sanitair e.d. alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; onder rechtstreeks samenhangende artikelen wordt tevens begrepen inbouwapparatuur en tegels;

1.47 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.48 voorgevelrooilijn:

de lijn, welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.50 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.51 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.52 zendmast:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst. 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

Schoorstenen zijn aan te merken als ondergeschikte bouwdelen indien deze niet hoger zijn dan 2 m gemeten vanaf het dak.

2.3 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 Algemene regels

Alle maten zijn in meters (m) en voor:

  • oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • verhoudingen in procenten (%).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek' tevens bedrijfsactiviteiten behorend bij een timmer- en houtskeletbouwfabriek, een bouwbedrijf en een bedrijf op het gebied van projectontwikkeling, een en ander met de daarbijbehorende voorzieningen waaronder kantoren;
  • c. bedrijfsverzamelgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. productiegebonden detailhandel en e-commerce met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.1 onder c;
  • e. wegen en paden met de daarbij behorende verkeerskundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen en voorzieningen voor laden en lossen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, waarbij geldt dat per bedrijfsperceel maximaal vier uitritten op de openbare weg, elk met een breedte van maximaal 6 m zijn toegestaan;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. waterstaatkundige voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. zonnecollectoren en bijbehorende voorzieningen;
  • l. voorzieningen voor collectieve inzameling van afval.

met uitzondering van:

  • m. risicovolle inrichtingen op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • n. vuurwerkbedrijven;
  • o. geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • p. bedrijven die stofhinder veroorzaken buiten de eigen perceelsgrens;
  • q. zelfstandige kantoren;
  • r. zelfstandige detailhandel;
  • s. zelfstandige horeca;
  • t. bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw of overkapping tot aan een perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal bedragen:
    • 1. de aangeduide hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' voor bedrijfsgebouwen;
    • 2. 8 m voor overkappingen, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
    • 3. 4 m voor nutsgebouwen;
  • c. bedrijfsgebouwen moeten voldoen aan het beeldkwaliteitsplan, zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag geldt, in ieder geval ten aanzien van:
    • 1. oriëntatie;
    • 2. bouwmassa en kapvorm;
    • 3. gevelopbouw en geleding;
    • 4. kleur- en materiaalgebruik;
    • 5. reclame-uitingen en de uitvoering en situering van zonnepanelen en andere installaties ten behoeve van duurzame energieopwekking;
    • 6. gebouwen met een nevenfunctie;
  • d. bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen moeten dakconstructies bouwtechnisch geschikt worden gemaakt voor de plaatsing van zonnepanelen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal bedragen:
    • 1. 4 m voor keermuren;
    • 2. 7 m voor licht-, reclame- en vlaggenmasten;
    • 3. 12 m voor bouwerken ten behoeve van het bedrijfsproces, niet zijnde overkappingen en niet gesitueerd voor de voorgevelrooilijn;
    • 4. 3 m voor erfafscheidingen;
    • 5. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
    • 1. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor een geringere afstand tot de perceelsgrens tot minimaal 1 m;
    • 2. het bepaalde in lid 3.2.2 onder c onder 2 en toestaan dat bouwonderdelen niet hoeven te worden weggewerkt in het hoofd- of bijvolume van een bedrijfsgebouw; 
    • 3. het bepaalde in lid 3.2.2 onder d indien nakoming van de in dat lid bedoelde verplichting redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
  • b. Bij het beoordelen van een aanvraag om afwijking als bedoeld in sub a worden in ieder geval de volgende criteria betrokken:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden beperkt of belemmerd;
    • 2. er moet afgezien van de afwijking (blijvend) worden voldaan aan het bepaalde in lid 3.2.2 onder c;
    • 3. de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en brandveiligheid moeten gewaarborgd blijven;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 9.2 ten aanzien van het parkeren en het laden en lossen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder (in elk geval) mede wordt begrepen:

  • a. opslag en/of stalling van materialen buiten het eigen bouwperceel;
  • b. opslag van goederen en stalling van vrachtwagens voor de voorgevel van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - representatieve zone', met dien verstande dat de opslag van goederen ten behoeve van bouw- en aanlegwerkzaamheden hier niet onder begrepen wordt;
  • c. productiegebonden detailhandel, indien:
    • 1. deze niet ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;
    • 2. de verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 maar in ieder geval meer dan 20% van de totale bruto vloeroppervlakte van het bedrijf.
3.4.2 Specifieke gebruiksregels stikstofdepositie, geluid en geur
a Algemeen
  • a. aan de specifieke gebruiksregels geluid en geur voor inrichtingen op een bedrijventerrein moet worden voldaan door degene die de inrichting drijft. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels voor de inrichting; 
  • b. het is verboden een inrichting in gebruik te nemen zonder dit ten minste vier weken voor het begin er van te melden;
  • c. lid b is niet van toepassing op activiteiten die in het Activiteitenbesluit zijn aangewezen als type A-inrichtingen;
  • d. een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
    • 1. de aanduiding van de activiteit;
    • 2. het adres waarop de activiteit wordt verricht;
    • 3. de begrenzing van de locatie waar de activiteit wordt verricht;
    • 4. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
    • 5. de dagtekening;
    • 6. een onderbouwing dat kan worden voldaan aan de van toepassing zijnde regels voor stikstofdepositie, geluid en geur.
  • e. het bevoegd gezag kan bij nadere eis bepalen dat extra gegevens en bescheiden worden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of kan worden voldaan aan de regels in het bestemmingsplan. 
b Stikstofdepositie

Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het in gebruik nemen van een nieuwe bedrijfskavel waarbij de berekende stikstofdepositie door het gebruik op enig toetspunt hoger is dan de in bijlage 1 berekende stikstofdepositie;
  • b. het na het in gebruik nemen wijzigen van het gebruik of de bebouwing van een kavel als bedoeld in sub a, waarbij de wijziging leidt tot een hogere stikstofdepositie dan op grond van het in sub a bepaalde is toegestaan.
c Geluid
  • a. voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat wordt voldaan aan de navolgende normen:
    Geluidruimte voor inrichtingen gelegen binnen de aanduiding     Afstand vanaf grens inrichting     07.00-19.00 uur     19.00-
    23.00 uur    
    23.00-
    7.00 uur    
    specifieke vorm van bedrijf - geluidruimte zone 3     50 meter   50 dB(A)     45 dB(A)     40 dB(A)    
  • b. de normen gelden op de in de tabel vermelde afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting;
  • c. bij de toepassing van het bepaalde onder a en b wordt geen rekening gehouden met het effect van bebouwing die aanwezig is in het gebied tussen de grens van de inrichting en de afstand van 50 meter vanaf die grens;
  • d. de normen zijn niet van toepassing op incidentele bedrijfssituaties als bedoeld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening;
  • e. de normen zijn niet van toepassing op een inrichting zoals bedoeld in 3.1 onder b.
d Geur
  • a. Indien vanuit een inrichting emissies naar de lucht plaatsvinden, wordt voldaan aan de normen opgenomen in de beleidsregel Geur bedrijven (niet veehouderijen) Overijssel 2018 of diens opvolger.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op een inrichting zoals bedoeld in 3.1 onder b.
e Nadere eis geluidonderzoek

Het bevoegd gezag kan, indien het redelijk vermoeden bestaat dat niet aan de normen als benoemd in lid 3.4.2 onder c wordt voldaan, bij nadere eis besluiten dat een rapport van een geluidonderzoek wordt overlegd. Een geluidonderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening of diens opvolger.

f Nadere eis geuronderzoek

Het bevoegd gezag kan, indien het redelijk vermoeden bestaat dat niet aan de normen als benoemd in lid 3.4.2 onder d wordt voldaan, bij nadere eis besluiten dat een rapport van een geuronderzoek wordt overgelegd. Een geuronderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de NTA 9065 of diens opvolger.

g Afwijken van normen stikstofdepositie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.4.2 onder b, deze vergunning wordt alleen verleend als vast staat dat het plan geen significant negatieve gevolgen heeft op Natura 2000-gebieden en eventuele benodigde toestemmingen zijn verleend.

h Afwijken van geluidnormen
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de normen in lid 3.4.2 onder c, deze vergunning wordt alleen verleend als:
    • 1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de normen;
    • 2. andere maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting zoveel mogelijk te verminderen, met dien verstande dat de uitvoering van de maatregelen gewaarborgd dient te zijn;
    • 3. derden niet onevenredig in hun belangen worden geschaad;
  • b. het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften over de normen, die maximaal 10 dB(A) hoger zijn dan de waarden, genoemd in lid 3.4.2 onder c.
i Afwijken van geurnormen
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de normen in lid 3.4.2 onder d, deze vergunning wordt alleen verleend als:
    • 1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de normen;
    • 2. andere maatregelen mogelijk zijn om de geurbelasting zoveel mogelijk te verminderen, met dien verstande dat de uitvoering van de maatregelen gewaarborgd dient te zijn;
    • 3. derden niet onevenredig in hun belangen worden geschaad.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen Landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na het in gebruik nemen of laten nemen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen Landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van een waterbergende voorziening van voldoende omvang binnen het plan, teneinde te komen tot een goede waterhuishoudkundige situatie;
  • b. van een waterbergende voorziening van voldoende omvang is sprake indien per hectare verhard oppervlak binnen de bestemming 'Bedrijf' en 'Verkeer' minimaal 800 m3 aan waterberging beschikbaar is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de waterbergende voorziening, teneinde te komen tot een goede waterhuishoudkundige situatie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder a en b indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 2 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (fiets- en wandel)paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. waterstaatkundige voorzieningen;
  • e. wegen uitsluitend bestemd voor hulp- en nooddiensten.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. fiets-, bromfiets- en wandelpaden;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. infrastructurele voorzieningen, waaronder rotonden;
  • h. groenvoorzieningen, waaronder begrepen oevers en bermen;
  • i. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterhuishoudkundige, waterstaatkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, (fiets- en wandel)paden, oevers en bermen. 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het storten van puin- en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodem specie, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en/of vaartuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
9.2 Parkeren en laden en lossen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of worden gebruikt wanneer op eigen terrein niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor personenauto's indien:
    • 1. ten behoeve van functies genoemd in artikel 3.1 onder b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek' minimaal 80 parkeerplaatsen worden aangelegd;
    • 2. in overige gevallen voldaan wordt aan de parkeernormen opgenomen CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (of de op dat moment meest recente CROW publicatie).
  • c. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 2,50 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen;
  • d. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van vrachtwagens moet ruim bemeten zijn voor gangbare vrachtwagens;
  • e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • f. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, b en d:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. indien aangetoond kan worden dat minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is; of
    • 3. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogt tot maximaal 10 m;
  • d. de regels ten behoeve van de bouw van een zend-, ontvangst- en/of sirenemast, met een maximale bouwhoogte van 30 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

  • g. het bepaalde in het plan ten behoeve van de bouw van nutsvoorzieningen (niet geschikt voor bewoning) met een maximale inhoud van 50 m3 (voor gasdruk- en meetstations geldt een maximale inhoud van 15 m3) en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • h. het bepaalde in het plan ten behoeve van windmolens op daken van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 10 m gerekend vanaf het dak.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan éénmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zevenhont Midden Genemuiden' van de gemeente Zwartewaterland.