direct naar inhoud van Regels
Plan: Hasselt om de Weede 1B
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0081-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Hasselt om de Weede 1B' met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0081-VS01 van de gemeente Zwartewaterland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.7 aaneengebouwde woningen

drie of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bedrijf aan huis

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.22 dagrecreatie

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenweide, kinderboerderij, volkstuinen, pluktuinen of nutstuinen, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die enkel het gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 erf

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.27 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.28 extensieve dagrecreatie

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 horecabedrijf

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met uitzondering van een discotheek/bar-dancing;

1.31 twee aaneengebouwde woning

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.33 huishouden

een huisgezin;

1.34 kampeerauto

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.35 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.36 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.37 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van electriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.39 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.40 praktijkruimte

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.41 prostitutie

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.42 raamprostitutie

het etaleren van prostituees achter vensters, gericht op de openbare weg, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.43 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.45 straatprostitutie

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.

1.48 vrijstaande woning

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.50 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.51 woning

een samenhangend complex van ruimten bestemd en geschikt voor de huisvesting van één duurzaam gemeenschappelijke huishouden;

1.52 zorgwoning

een woning waarin mensen die zorg nodig hebben zelfstandig kunnen wonen, maar die wel in de nabije omgeving is van een zorginstelling of waar op afroep zorg verleend kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. de horizontale diepte van een gebouw: een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta:
    • 1. de grote mate van openheid;
    • 2. de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek;
    • 3. het reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
    • 4. de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap;
  • c. dierenweide;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder o.a. een boomgaard en/of een pluktuin;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. wegen en paden, voet- en rijwielpaden;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Er zijn geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. een hobbymatige paardrijbak is niet toegestaan;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden voor windenergie;
  • c. het gebruik van kelders voor het stallen van dieren;
  • d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting;
  • g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt voor zover niet gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak met een oppervlakte van meer dan 1.000 m², anders dan kavel- en ontsluitingspaden, met uitzondering van het aanbrengen van kuilvoerplaten in directe relatie met het bouwvlak en tot een afstand van minimaal 100 meter van een naburig bouwvlak of een woonbestemming en wanneer de opslag aan de wegzijde de verkeersveiligheid niet in gevaar breng;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • d. het wijzigen van de grondsamenstelling of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van rijbakken;
  • e. het graven, vergraven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten, niet zijnde dwarssloten, vijvers en poelen;
3.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale agrarische bedrijfsvoering betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. vallen binnen de afspraken in het kader van Groen-Blauwe diensten.
3.4.3 Voorwaarden

De in artikel 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen en wonen met zorg in de vorm van zorgwoningen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen en paden, voet- en rijwielpaden.

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot-, en bouwhoogte van het gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. indien de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan, groter is dan de hoogte zoals op de verbeelding is aangegeven, mag die afwijkende hoogte worden gehandhaafd;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • b. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • e. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder o.a. een boomgaard en/of een pluktuin;
  • b. dierenweide;
  • c. infrastructurele voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. wegen en paden, voet- en rijwielpaden;

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m;
  • c. een hobbymatige paardrijbak is niet toegestaan.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor:

  • a. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. aanpassing van het wegprofiel.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden, met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. bruggen en duikers ter plaatse van watergangen.
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oevers en onderhoudspaden;
  • c. scheepvaartverkeer en watersport;
  • d. bruggen, duikers en aanlegsteigers;
  • e. wegverkeer ter plaatse van bruggen en duikers;
  • f. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van een beroep aan huis.
  • c. tuinen en erven;
  • d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen woningen als twee-onder-een-kap woningen te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de woningen vrijstaand te worden gebouwd, met dien verstande dat maximaal één vrijstaande woning per bouwvlak is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de woningen gestapeld te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'minimum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet minder bedragen dan is aangegeven;
    • 2. 'minimum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder bedragen dan is aangegeven;
    • 3. 'maximum goothoogte (m)'' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 4. 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 5. 'nokrichting' dient de nokrichting van het hoofdgebouw te voldoen aan de verplichte nokrichting zoals is aangegeven in Bijlage 2 Nokrichtingen;
  • g. de dakhelling bedraagt minimaal 25 graden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd of op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw maximaal 60 m2 bedragen, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (half)vrijstaande of twee-onder-een-kap woningen maximaal 70 m2 bedragen, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • f. bijgebouwen binnen het bouwvlak worden niet meegerekend in de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • h. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 m;
  • j. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt maximaal 1 m voorzover gelegen voor de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel en 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken maximum aantal woningen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied'

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub h en in combinatie hiermee ook van sub b. en toestaan dat het aantal woningen wordt vergroot tot een maximum van 24 sociale huurwoningen binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied', mits:
    • 1. het gaat om sociale huurwoningen in gestapelde vorm;
    • 2. het aantal woningen per bouwvlak niet meer is dan het dubbele van wat in lid 8.2.1 sub h is toegestaan.
    • 3. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, bepaald aan de hand van CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (of de op dat moment meest recente CROW publicatie).
8.3.2 Afwijken bouwregels voor aan- uit- en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.2 sub a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. lid 8.2.2 sub c voor de vergroting van gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een vrijstaande woning tot maximaal 80 m2 ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel van 40% niet mag worden overschreden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu-, parkeer- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu-, parkeer- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • c. de uitoefening van een beroep aan huis.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van een hoofdgebouw in de gevellijn te worden gebouwd;
  • b. voor aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 5,7 m;
    • 2. de horizontale diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;
    • 3. de afstand van de niet aaneengebouwde zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
  • c. voor twee-aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 7 m;
    • 2. de horizontale diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;
    • 3. de afstand van de niet aaneengebouwde zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
  • d. voor vrijstaande woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 m;
    • 2. de horizontale diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
  • e. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'minimum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet minder bedragen dan is aangegeven;
    • 2. 'minimum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder bedragen dan is aangegeven;
    • 3. 'maximum goothoogte (m)'' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 4. 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 25 graden;
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd of op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw maximaal 60 m2 bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (half)vrijstaande of twee-onder-een-kap woningen maximaal 70 m2 bedragen, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • f. bijgebouwen binnen het bouwvlak worden niet meegerekend in de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • h. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 m;
  • j. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt maximaal 1 m voorzover gelegen voor de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel en 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.2 sub a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. lid 9.2.2 sub c voor de vergroting van gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een vrijstaande woning tot maximaal 80 m2 ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel van 40% niet mag worden overschreden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • b. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • e. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het bovengrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

10.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
  • b. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
  • c. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • d. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 65 meter bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

10.3.2 Voorwaarden

De in artikel 10.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf positief advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  • b. het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van opgaande bomen of andere beplantingen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • g. het houden van evenementen;
  • h. het aanleggen van zonneparken.
10.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. die verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
10.5.3 Voorwaarden

De in artikel 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf positief advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  • b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van deze bestemmingen dan overeenkomstig de volgende regels, indien door de bouw de bodem op een grotere diepte dan 0,5 meter zal kunnen worden verstoord, tenzij de oppervlakte van de verstoring kleiner is dan 100 m² :

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te leggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. aan een omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.2.2 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' worden gebouwd.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, welke kunnen leiden tot het verstoren van de bodem op een grotere diepte dan 0,5 meter en over een grotere oppervlakte dan 100 m².

11.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

11.4.3 Voorwaarden

De in artikel 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de archeologische monumentenzorg op grond waarvan de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te leggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. aan een omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

13.2 Ondergronds bouwen
13.2.1 Verbod

Het is verboden om gebouwen te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien, met uitzondering van kruipruimtes en fundering en kleine kelders met een maximale hoogte van 3 m en maximaal oppervlak van 20 m2.

13.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor het onderkelderen van gebouwen of het realiseren van een onderbouw, mits:

  • a. er niet dieper dan 4 meter beneden peil wordt gebouwd;
  • b. er toestemming is gegeven door de provincie Overijssel indien sprake is van permanente grondwaterstandverlaging;
  • c. de bouwregels die gelden voor de bovengrondse bebouwing ten aanzien van situering, maximum bebouwingspercentage en maximum oppervlakte bijgebouwen/aan- en uitbouwen, daarbij in acht worden genomen.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Parkeren
  • a. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's moet binnen het plangebied worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • b. Er wordt voor woningen voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan onderstaande parkeernormering:
    • 1. 1,5 parkeerplaats per levensloopbestendige woning;
    • 2. in overige gevallen 2 parkeerplaatsen per woning.
  • c. Voor niet-woonfuncties wordt bij een omgevingsvergunning aan de hand van CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (of de op dat moment meest recente CROW publicatie) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • d. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 2,50 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen;
  • e. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten wordt voorzien.
14.2 Strijdig gebruik
14.2.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
14.2.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • b. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor nutsvoorzieningen mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 4 m;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • c. het in geringe mate, doch met niet meer dan 2,50 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
  • d. het in geringe mate, doch met niet meer dan 5 m afwijken van de plaats en/of richting van een bouwgrens, voorzover dit noodzakelijk is met het oog op de praktische uitvoering en daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  • e. voor het toestaan van een bed & breakfast bij een woning, mits:
    • 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van het gezin;
    • 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    • 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
    • 4. Er wordt voldaan aan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per kamer en dit op het eigen erf wordt opgevangen.
15.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.1 wordt niet verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Regeling gebruik van bebouwing voor wonen
16.1.1 Verbod (ver)bouwwerkzaamheden

Het is verboden bouwwerkzaamheden te verrichten die ertoe leiden dat een woning geschikt dan wel beter geschikt wordt gemaakt voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding.

16.1.2 Niet toegestaan gebruik van woningen

Onder niet toegestaan gebruik van een woning wordt in ieder geval verstaan:

16.1.3 Afwijkingsbevoegdheid gebruik

Het bevoegd gezag mag met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1 en toestaan dat een woning wordt gebruikt en verbouwd voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding, mits:

  • a. voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening
  • b. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  • c. belangen van derden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. niet meer dan 10% van de woningen in de (woon-) straat gebruikt wordt voor bewoning door meer dan één duurzaam gemeenschappelijke huishouding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan Hasselt om de Weede 1B van de gemeente Zwartewaterland.