direct naar inhoud van Regels
Plan: Herontwikkeling locatie Bodewes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0060-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Herontwikkeling locatie Bodewes met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0060-VS01 van de gemeente Zwartewaterland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegsteiger

boven of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot waarna over de aanlegsteiger naar de wal kan worden gelopen.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dat in de recreatieve verblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.8 bedrijfswoning

een woning slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bezoekerscentrum

een gebouw, ruimte of stand waar men informatie aanbiedt aan bezoekers en toeristen.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 erftoegangsweg

weg ten behoeve van gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en zonder gescheiden fietspaden.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gestapelde recreatieverblijven

een recreatieverblijf, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere recreatieverblijven zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven danwel beneden en al dan niet tevens naast elkaar zijn gesitueerd en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende recreatieverblijven niet direct toegankelijk is vanaf een weg of langzaam verkeersroute.

1.23 geluidgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.24 groenwal:

een aarden wal met een groene bekleding ter afscherming van de voorgevel, zijgevel en het dak van de grondgebonden recreatieverblijven en de daartussen liggende bedrijfswoning met een onderbreking per hoofdtoegang van een recreatieverblijf of bedrijfswoning.

1.25 grondgebonden recreatieverblijven

Een uit één of meerder lagen bestaand recratieverblijf, met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op een buitenruimte gelegen op het straatniveau.

1.26 hogere grenswaarde

de in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.29 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.30 lichte horeca:

een kleinschalig bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.31 normaal onderhoud:

werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden.

1.32 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer en de gas-, water- afval- en electriciteitsdistributie, waaronder in ieder geval worden begrepen (ondergrondse) afvalcontainers, transformatorhuisjes, riolering, pompstations, bemalingsinstalaties, gemalen, en zendmasten.

1.33 ondergeschikt

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.34 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.36 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.37 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.

1.38 recreatie

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.39 recreatief nachtverblijf

verblijf door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.40 recreatieverblijf

een gebouw waarvan het recreatieve gebruik door middel van een op verhuur gerichte centrale bedrijfsmatige exploitatie is verzekerd en dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.41 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.

1.42 voorkeursgrenswaarde

de in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.43 verblijfsrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.45 zijgevel

de gevel aan de zijkant van een gebouw.

1.46 zorginstelling

instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis, eerstelijnsverblijf of een hospice.

1.47 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit waaronder infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 10 m;
3.2.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor:

  • a. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor ondergeschikte wegen.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. groenwal;
  • c. grondgebonden recreatieverblijven;
  • d. gestapelde recreatieverblijven;
  • e. bezoekerscentrum;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. lichte horeca;
  • g. bedrijfswoningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden recreatieverblijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden' en uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. gestapelde recreatieverblijven in de vorm van appartementen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' en uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. bezoekerscentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bezoekerscentrum'
  • e. groenwal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groenwal'
  • f. bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak'
  • g. parkeervoorzieningen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak'.
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak'.

4.2.2 Regels ter plaatse van aanduiding 'grondgebonden'
  • a. het totaal aantal eenheden grondgebonden recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan 18;
  • b. de maximale goothoogte van de grondgebonden gebouwen met recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter.

4.2.3 Regels ter plaatse van aanduiding 'gestapeld'
  • a. het totaal aantal eenheden gestapelde recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan 13;
  • b. de maximale bouwhoogte van het gebouw met gestapelde recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 14 meter.

4.2.4 Regels ter plaatse van aanduiding 'bedrijfswoning'
  • a. per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 meter en de maximale bouwhoogte niet meer dan 10 meter.

4.2.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bezoekerscentrum'
  • a. de maximale goothoogte van het 'bezoekerscentrum' bedraagt niet meer dan 6 meter en de maximale bouwhoogte niet meer dan 10 meter.

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Parkeren
  • a. Voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd, waarbij voldoende betekent dat :
    • 1. ten behoeve van de gestapelde recreatieverblijven wordt voldaan aan het gemiddelde kengetal voor 'Horeca en verblijfsrecreatie - 3*hotel - matig stedelijk - rest bebouwde kom' op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of diens opvolger;
    • 2. ten behoeve van de grondgebonden recreatieverblijven wordt voldaan aan het gemiddelde kengetal voor 'Horeca en verblijfsrecreatie - bungalowpark - matig stedelijk - rest bebouwde kom' op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of diens opvolger;
    • 3. ten behoeve van de bedrijfswoningen wordt voldaan aan een parkeernorm van 1,75 per woning.

4.3.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als

  • a. het plaatsen afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. permanente bewoning van de recreatieverblijven;
  • d. grondgebonden recreatieverblijven ingeval geen uitvoering wordt gegeven aan de realisatie van de groenwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groenwal';
  • e. bedrijfswoning voor zover gelegen tussen grondgebonden recreatieverblijven en ingeval geen uitvoering wordt gegeven aan de realisatie van een geluidluwe gevel in de vorm van een groenwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groenwal';
  • f. het anders gebruiken van een gebouw dan voor recreatieve gebruik door middel van een op verhuur gerichte centrale bedrijfsmatige exploitatie is verzekerd en dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangsweg, met 1 rijweg met maximaal 2 rijstroken;
  • b. voetpaden, fietspaden en bromfietspaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water;

met daarbij behorende:

  • j. bebouwing
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en infrastructurele voorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en infrastructurele voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de maximale goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 10 meter bedragen:
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterwegen;
  • d. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen, en dammen;
  • e. maximaal 1 aanlegsteiger ten behoeve van het afmeren van vaartuigen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van aanlegsteigers maximaal 2 meter bedraagt.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor woonschepenligplaatsen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning watergangen te verondiepen;

6.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.4.3 Voorwaarden

De in artikel 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. er geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebied

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden geen bouwwerken en/of ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, voor zover de oppervlakte van het te ontgraven gebied groter is dan 30 m² en dieper dan 0,5 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 mits:

  • a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad,
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verboden uitvoering van werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld en groter dan 30 m² , zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of aanbrengen van diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper 0,5 m onder het maaiveld en groter dan 30 m²

7.4.2 Toelaatbaarheid

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd.

7.4.3 Voorwaarden
  • a. De in artikel 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Voordat over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt geschrapt, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  • b. dijken en kaden;
  • c. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. uiterwaarden;
  • e. bergingsvijvers;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

8.3.2 voorwaarden

De in 8.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 8.1;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 8.1 wordt gedaan.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Niet ter realisering of instandhouding van Waterstaat - Waterkering

Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning vereist is voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt dat de daarin genoemde werken of werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen als omschreven in 8.1;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.

8.5.2 Voor realisering of instandhouding Waterstaat - Waterkering

Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning vereist is voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt dat de daarin genoemde werken of werkzaamheden, voor zover deze althans worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits door die werken of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan één of meer van de in de doeleindenomschrijving voor die gronden genoemde functies en waarden.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor berging en afvoer van water, ijs en sediment, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

9.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 9.1 bedoelde gronden tevens bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan in dit plan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  • b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden of verschoven, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden of verschoven, indien daar aanleiding toe is vanwege een doelmatige inrichting van het bouwvlak;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
11.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregel

12.1 Vrijwaringszone - dijk
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - dijk ' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de bescherming, de versterking, het beheer en het onderhoud van de dijk, met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing;

12.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in 12.1.1 niet worden gebouwd.

12.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het belang van de dijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de dijk gehoord.

12.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden onder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
    • 5. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.
  • b. Het in 12.1.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in 12.1.4 onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:
    • 1. het uitvoeren van de werken en/of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de dijk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. het bevoegd gezag daarover advies heeft ingewonnen bij de beheerder van de dijk.

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling locatie Bodewes'.