direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
Plan: Bestemmingsplan buitengebied Zwartewaterland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0035-VS01

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met uitzondering van het tuinbouwbedrijf, het bomenteeltbedrijf en de teelt van snelgroeiend bos;
  • b. verblijfsrecreatie in de vorm van een verblijfsrecreatiebedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • c. een zend-/-ontvangstinstallatie ter plaatse van de functieaanduiding 'zend-/-ontvangstinstallatie';
  • d. een houtsingel ter plaatse van de functieaanduiding 'houtsingel';
  • e. een ijsbaan ter plaatse van de functieaanduiding 'ijsbaan';
  • f. een paardrijbak ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rijbak';
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • h. gebouwen ten behoeve van het onder a en b genoemde bedrijven;
  • i. bedrijfswoningen;
  • j. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. openbare nutsvoorzieningen;
  • o. infrastructurele voorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. in een agrarisch bedrijfsgebouw mogen geen dieren worden gehouden op een verdiepingsvloer;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van een niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, mag niet meer dan 500 m² bedragen;
  • e. er mogen geen kassen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van sleufsilo's;
  • g. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bouwvlak bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een tweede bedrijfswoning toegestaan;
  • i. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen bedrijfswoningen worden gerealiseerd;

  • j. de maatvoering van een bouwwerk dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
    Functie van een bouwwerk   Inhoud in m³   goothoogte in m   bouwhoogte in m   Oppervlakte in m²  
      Max.   Max.   Max.   Max.  
    Bedrijfsgebouw   --   6   15   -  
    Bedrijfswoning   600   4   10   -  
    Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen   --   3   5   100  
  • k. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15%;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder c, g en h van dit artikel geldt dat afwijkingen in aantallen, maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, tenzij anders op de plankaart is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. silo's of bouwwerken voor mestopslag dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bouwwerken voor mestopslag en opslag van ruwvoer dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan 10 meter bedragen;
  • e. een hobbymatige paardrijbakis niet toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 2 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de erfstructuur;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. een goede milieusituatie;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. het behoud of herstel van de karakteristieke gebouwen en/of erven, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
5.4 Afwijking van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid m.b.t. de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a voor de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare , mits wordt aangetoond dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is;

5.4.2 Bevoegdheid m.b.t. gebouwen buiten het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a om toe te staan dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, zoals schuilstallen, melkstallen en veldschuren worden gebouwd met uitzondering van gebouwen voor mestopslag, mits:

    • 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 75 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte van een gebouw niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 5 meter bedraagt;
5.4.3 Bevoegdheid m.b.t. het vergroten van een bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder j en toe te staan dat de inhoud van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 750 m³;

5.4.4 Bevoegdheid m.b.t. het vergroten van de goothoogte van een vrijstaand bouwwerk bij een bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het het bepaalde in artikel 5.2.1 onder j om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;

5.4.5 Bevoegdheid m.b.t. het vergroten van de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwerk bij een bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het het bepaalde in artikel 5.2.1 onder j om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 6 meter;

5.4.6 Bevoegdheid m.b.t. het verkleinen van de dakhelling van een bedrijfsgebouw

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het het bepaalde in artikel 5.2.1 onder k om toe te staan dat de dakhelling van een bouwwerk wordt verkleind dan wel dat een bouwwerk voor ondergeschikte bouwdelen wordt voorzien van een plat dak;

5.4.7 Bevoegdheid m.b.t. het vergroten van de bouwhoogte van silo's en hooibergen binnen het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het het bepaalde in artikel 5.2.2 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte van silo's en hooibergen binnen het bouwvlak wordt vergroot tot niet meer dan 14 meter.

5.4.8 Voorwaarden

De in artikel 5.4 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de waterhuishouding
    • 9. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000-gebieden.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden voor windenergie;
  • c. het gebruik van kelders voor het stallen van dieren;
  • d. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis en, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van meer dan 1 huishouden na beëindiging van het agrarische bedrijf;
  • f. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik is toegestaan voor:
    • 1. handel en opslag van diervoeders alsmede een fouragehandel op het perceel Oude Wetering 122 te Mastenbroek;
    • 2. een loonbedrijf op het perceel Oude Wetering 122 te Mastenbroek;
  • g. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen.
  • h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.
5.6 Afwijking van de gebruiksregels
5.6.1 Bevoegdheid m.b.t. 2 zelfstandige huishoudens

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder e om het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van 2 zelfstandige huishoudens toe te staan, mits dat voor de bedrijfsopvolging of een zorgrelatie noodzakelijk is.

5.6.2 Bevoegdheid m.b.t. de splitsing van een karakteristieke bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder e om een karakteristieke bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten van ten minste 1.000 m³ na beëindiging van het agrarisch bedrijf te splitsen in 2 of 3 woningen;

5.6.3 Bevoegdheid m.b.t. kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder g om kleinschalig kamperen toe te staan binnen of aansluitend aan het bouwvlak voor maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;

5.6.4 Bevoegdheid m.b.t. nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder h om het gebruik toe te staan van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten met een oppervlakte van maximaal 250 m², waarbij uitsluitend ten behoeve van inpandige statische opslag een oppervlakte van maximaal 500 m² kan worden toegestaan en waarbij ten behoeve van detailhandel die een directe ralatie heeft met de hoofdfunctie een oppervlakte van maximaal 100 m² kan worden toegestaan, onder voorwaarde dat:

    • 1. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 2. de landschappelijke kenmerken niet worden aangetast;
    • 3. de bestaande infrastructuur berekend is op de nevenactiviteit;
    • 4. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
    • 5. de nevenactiviteit inpandig wordt uitgeoefend;
    • 6. er geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. de gebouwen en het erf hun agrarische uitstraling behouden en waar mogelijk wordt versterkt.
5.6.5 Bevoegdheid m.b.t. omzetten 2e bedrijfswoning in plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder e om het gebruik van een tweede bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van een plattelandswoning toe te staan, indien de tweede bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;

5.6.6 Voorwaarden

De in artikel 5.6 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000-gebieden.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt voor zover niet gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. het verharden van agrarische perceel- of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 10 meter;
  • c. het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen en paden buiten het bouwvlak;
  • d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak dan genoemd onder b en c met een oppervlakte van meer dan 50 m² met uitzondering van het aanbrengen van kuilvoerplaten in directe relatie met het bouwvlak tot een afstand van minimaal 100 meter van een naburig bouwvlak of een woonbestemming en wanneer de opslag aan de wegzijde de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • e. het ontgronden, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 1.000 m², zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. verticale diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,30 meter;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • g. het wijzigen van de grondsamenstelling of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van rijbakken;
  • h. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • j. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • k. het graven, vergraven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten, niet zijnde dwarssloten, vijvers en poelen;
  • l. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vonders;
  • m. het aanleggen van ligplaatsen voor schepen.
5.7.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale agrarische bedrijfsvoering betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.7.3 Voorwaarden

De in artikel 5.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van Natura 2000;
  • c. vallen binnen de afspraken in het kader van Groen-Blauwe diensten.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Bevoegdheid m.b.t. vergroten en verschuiven van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening buiten de uiterwaarden van de Vecht de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' wijzigen in die zin dat de bouwvlakken mogen worden vergroot, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 2,0 ha;
  • b. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • c. de grens van het bouwvlak met niet meer dan 75 meter mag worden verlegd;
  • d. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en het Landschapsontwikkelingsplan;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de waterhuishouding;
    • 9. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000-gebieden.
5.8.2 Bevoegdheid m.b.t. wijzigen van bestemming in 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' zonder bouwvlak, indien tot opheffing van het agrarisch bedrijf is overgegaan, mits:

  • a. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf, alsmede de landschappelijke kenmerken van percelering en beplanting niet worden aangetast;
  • b. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter tot een totale maximum oppervlakte van 250 m² aan bestaande landschapsontsierende bijbehorende bouwwerken 1:1 mag worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken;
  • c. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. de (bedrijfs)woning gehandhaafd blijft;
  • e. het aantal woningen niet toeneemt;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ervenstructuur;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    • 8. de ontwikkelingsmogelijkheden van naburige agrarische bedrijven;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van Natura 2000.
5.8.3 Bevoegdheid m.b.t. wijzigen bestemming in maatschappelijk

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk' en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, indien tot opheffing van het agrarisch bedrijf is overgegaan, mits:

  • a. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf niet worden aangetast;
  • b. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter de helft van bestaande landschapsontsierende gebouwen mag worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte van 250 m²;
  • c. de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
  • d. de infrastructuur niet verzwaard wordt;
  • e. een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;
  • f. het aantal woningen niet toeneemt;
  • g. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de parkeergelegenheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de groenstructuur;
    • 7. het landschappelijk beeld;
    • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 9. de ontwikkelingsmogelijkheden van naburige agrarische bedrijven;
    • 10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.8.4 Bevoegdheid m.b.t. wijzigen bestemming in bedrijven tot en met milieucategorie 2

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, indien tot opheffing van het agrarisch bedrijf is overgegaan, mits:

  • a. het bedrijven zijn tot en met de milieucategorie 2 als bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • b. de karakteristiek van de bebouwing en de complexiteit van het voormalige boerenerf niet worden aangetast;
  • c. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij echter de helft van bestaande landschapsontsierende gebouwen mag worden vervangen door nieuwe bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte van 250 m²;
  • d. de verkeersaantrekking in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks toeneemt;
  • e. de infrastructuur niet verzwaard wordt;
  • f. een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;
  • g. het aantal woningen niet toeneemt;
  • h. de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de parkeergelegenheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de groenstructuur;
    • 7. het landschappelijk beeld;
    • 8. het behoud en/of herstel van de karakteristieke kenmerken van erven ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 9. de ontwikkelingsmogelijkheden van naburige agrarische bedrijven;
    • 10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.