direct naar inhoud van 4.6 Waterhuishouding
Plan: Bestemmingsplan Woonwijken Zwartewaterland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0002-VS01

4.6 Waterhuishouding

Op 2 juli 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, provincies, gemeente en waterschappen. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. De watertoets- of een paragraaf met betrekking tot waterhuishoudkundige aspecten – is wettelijk verplicht gesteld voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen.

Beheerders

Waterstaatkundig gezien ligt het plangebied binnen het beheersgebied van twee waterschappen: Waterschap Groot Salland en Waterschap Reest en Wieden. In dit gebied zijn beide waterschappen verantwoordelijk voor de waterhuishouding, het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en de waterkeringen. De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling van afvalwater en afstromend hemelwater. De gemeente heeft ook de zorgplicht voor het grondwater.

Beleid en aandachtspunten

In 2008 is “Het nationaal bestuursakkoord Water - Actueel” ondertekend. Dit nieuwe akkoord richt zich met name op samenwerking in de waterketen om duurzaam en klimaatbestendig te beheren. Recentelijk is dit nog bekrachtigd in het advies van de unie van waterschappen en de VNG inzake doelmatig beheer waterketen.

Het 'Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime' heeft tot doel om gedurende een heel groot deel van het jaar wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld. Het plangebied ligt in de zone van hydrologische beïnvloeding. De zone is bedoeld als signaal voor mogelijke knelpunten in het uitvoeren van het dagelijkse waterbeheer. Ruimtelijke ontwikkelingen die binnen deze zones liggen mogen geen grote peilverschillen teweeg brengen.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of

watertekort te beperken, is het beleidsdocument Waterbeleid voor 21e eeuw opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. Het plan bevat enkele lagergeleden delen. Deze lager gelegen delen zijn gevoelig voor wateroverlast en schade.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit van belang. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten rekening houden met de externe werking van Natura 2000-gebieden.

Wateroverstromingsrisico

Het bestemmingsplan valt binnen diverse dijkringgebieden van het Zwartewater en het Meppelerdiep. Dit gebied loopt een risico op overstroming als resultaat van de situering in de lage delen van Overijssel en de ligging ten opzichte van de primaire waterkeringen van het Zwartewater en het Meppelerdiep. Als gevolg van de verwachte klimaatveranderingen nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de Nieuwe Waterwet. Voor de kern Genemuiden gaat het daarbij om dijkring 10. Voor de (woon)kern van Hasselt en de kern Zwartsluis om dijkring 9.

De verschillende gebieden liggen dicht tegen de dijkring aan. De wettelijke norm voor dijkring 9 is een overschrijdingskans van 1:1250 per jaar. De wettelijke norm voor de dijkring 10 is een overschrijdingskans van 1:2000 per jaar.

Het betreft een overschrijdingskans en dat wil zeggen dat het een norm is voor het optreden van een bepaalde waterstand in de rivier. Deze waterstanden zijn door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in het hydraulisch randvoorwaardenboek. Het zegt dus niets over een

overstromingskans. Deze worden in het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) berekend, maar tot nu toe is alleen dijkring 10 Mastenbroek uitgewerkt.

Het betreft hier een consoliderend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen ten aanzien van de waterveiligheid. Wel is het is van belang dat bij nieuwe ontwikkelingen binnen de plangebieden nagedacht wordt over voorzieningen dan wel maatregelen om de nadelige effecten van een eventuele overstroming te beperken. Ook moet daarbij nagedacht worden over de locatiekeuze van overstromingsgevoelige functies, het opstellen van een evacuatieplan en belangrijke functies dan wel belangrijke apparatuur (bijv. generator e.d.) verhoogd of op eerste verdieping situeren.

In het plangebied zijn op dit moment geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. In geval van ruimtelijke ontwikkelingen wordt geadviseerd om met de waterbeheerder te overleggen om zodoende kansen te benutten om zo tot een duurzaam watersysteem en –beheer te komen.

Waterkeringen

Binnen het plangebied bevinden zich waterkeringen die in het beheer zijn bij de waterschappen. Voor de beschermingszones van deze waterkeringen wordt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming “waterstaat – waterkering” opgenomen. Deze dubbelbestemming levert beperkingen op ten aanzien van de ontwikkelingen binnen deze gebieden. De functie van waterkering is hier primair aan de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor het uitvoeren van maatregelen binnen de dubbelbestemming moet in het kader van de keur contact worden opgenomen met de het waterschap als beheerder van de primaire en overige waterkeringen.

Grondwater

De gemeente Zwartewaterland kenmerkt zich door relatief hoge grond- en oppervlaktewaterstanden in relatie tot het maaiveld niveau. Hierdoor is slechts een beperkte drooglegging realiseerbaar. Gestreefd wordt naar een drooglegging (verschil tussen peil woning en het grondwaterniveau) van circa 1 meter. Voor zover bekend hebben zich in het verleden geen overwegende grondwateroverlast situaties voorgedaan anders dan de hoge grondwaterstand die zoals genoemd kenmerkend is voor dit gebied.

Riolering

Het betreft hier een bestemmingsplan voor meerdere woonwijken binnen de gemeente. Als gevolg hiervan kan ten aanzien van de riolering geen eensluidend antwoord gegeven worden over het systeem dat toegepast is. Afhankelijk van de periode van aanleg, plaats en wijk komen de volgende systemen in het gebied voor:

  • gemengd stelsel;
  • gescheiden stelsel;
  • verbeterd gescheiden stelsel;
  • geïntegreerd (afgekoppeld) stelsel.

Het vigerend gemeentelijk beleid, zoals omschreven in het waterplan en het vGRP, is erop gericht om het afvalwater te scheiden van hemelwater. Voor het afvalwater, voornamelijk huishoudelijk van aard, geldt dat dit via een rioleringssysteem wordt afgevoerd naar de zuivering in Genemuiden.

Voor het hemelwater geldt dat voorkomen moet worden dat dit relatief schone water verwordt tot afvalwater. Hierbij wordt de drietrapsstrategie; vasthouden, bergen en pas als laatste afvoeren richting zuivering toegepast.

Voor nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt om te komen met een pakket aan maatregelen waarbij het hemelwater en het afvalwater gescheiden worden ingezameld en verwerkt. Voorwaarde daarbij is wel dit op een vanuit beheersoogpunt verantwoorde wijze kan.

Wateronttrekkingen en retentiegebieden zijn in dit gebied niet aan de orde. In het plangebied is water met recreatieve gebruikswaarde en landschappelijke waarde aanwezig.

Strategie

Uitgangspunten van een goede waterhuishouding moeten gebaseerd zijn op twee drietrapsstrategieën.

Voor waterkwantiteit geldt:

  • ter plaatse vasthouden en infiltreren;
  • elders in het gebied bergen;
  • afvoeren.

De gemeentelijke instrumenten die hierbij kunnen worden ingezet zijn het rioleringsplan en het waterplan. Daarnaast kan het watersysteem worden behouden of worden verbeterd door bij ruimtelijke (her)ontwikkeling als uitgangspunt aan te houden dat een ontwikkeling waterneutraal dient te gebeuren.

Voor waterkwaliteit geldt:

  • vervuiling voorkomen;
  • verschillende kwaliteiten scheiden;
  • vuil water (laten) zuiveren.

Ook hiervoor zijn het rioleringsplan en het afkoppelplan de door de gemeente te hanteren instrumenten.

De volgende aandachtspunten gelden voor het plangebied:

  • dempen van watergangen is in principe niet toegestaan zonder compenserende maatregelen binnen het plangebied c.q. peilgebied;
  • afkoppelen van relatief schone waterstromen van de vuilwaterriolering;
  • bij inrichten van watergangen gebruik maken van onderhoudsarme beschoeiing of (wanneer mogelijk) liever een natuurvriendelijke oeverinrichting;
  • (gedeeltelijke) overkluizingen, zoals bruggen en steigers, zijn onder voorwaarden toegestaan; een vergunning op basis van de Keur is vereist;
  • beperken van diffuse bronnen/lozingen; zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesten bij beheer van groenvoorzieningen en strooizout bij gladheidsbestrijding.

Mocht in de toekomst het verharde oppervlak in het gebied toenemen, dan dient extra waterberging te worden gezocht ter compensatie, bij voorkeur in combinatie met natuurvriendelijke oevers. De gemeente zal de waterbeheerder om advies vragen als er ingrepen worden gedaan die consequenties zouden kunnen hebben voor het watersysteem. Gelet op de afvoer richting de riolering is het wenselijk om de hoeveelheid verhard oppervlak dat afvoert naar het gemeentelijk rioleringsstelsel te beperken. De toename van verharding van tuinen levert namelijk een nadelig effect op op het functioneren van het rioleringsstelsel.

Verder moet bij de materiaalkeuze bij bouw, verbouw, gebruik of (her)inrichting in het plangebied bij een aantal zaken worden stilgestaan. Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teerhoudende en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer, bankjes) moeten worden tegengegaan.

Watertoets

In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders. De resultaten van dit overleg maken dan deel uit van de watertoets.