direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Bestemmingsplan Woonwijken Zwartewaterland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0002-VS01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van (niet intensieve) veehouderij;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag maximaal één agrarisch hulpgebouw per bestemmingsvlak buiten het bouwvlak worden opgericht, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 40 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen;
    • 3. de afstand van een gebouw tot een bestemmingsgrens minimaal 10 m moet bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, waarbij geldt dat sleuf- en mestsilo's niet zijn toegestaan.

3.3 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden, geen normaal onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met uitzondering van het aanleggen en verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het scheuren van gras- en rietland;
  • d. het aanbrengen, dan wel wijzigen van een drainagesysteem;
  • e. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van sloten;
  • f. het wijzigen van het ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande waterpeil door het aanbrengen of verwijderen van dijken en dammen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
  • h. De onder a t/m g van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.