Algemeen
Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd.
Bebouwing ten dienste van cultuur en ontspanning
2. De oppervlakte van de gebouwen, niet zijnde seizoensgebonden bouwwerken, mag maximaal 1440 m2 bedragen.
3. De goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen, dan op de verbeelding aangegeven, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen.
4. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
5. De bouwhoogte van kunstwerken en beelden mag ter plaatse van de aanduiding ‘beeldentuin’ ten hoogste 4 meter bedragen, met dien verstande dat voor maximaal 3 kunstwerken en/of beelden een maximale bouwhoogte van 12 meter is toegestaan;
Bebouwing ten dienste van bedrijfswoningen
6. Er is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
7. Voor gebouwen ten behoeve van de woonfunctie gelden de volgende regels ten aanzien van de maatvoering:
de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning moet ten minste 30° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt;
de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen,bijgebouwen en carports ten behoeve van de woonfunctie bedraagt maximaal 50 m²;
de goot- en bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie bedragen respectievelijk maximaal 3 m en 6 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
indien een aanbouw of bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
8. Carports zullen op ten minste 1 m achter de gevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
voor erf- en terreinafscheidingen geldt dat de hoogte voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen en daarachter niet meer dan 2 m mag bedragen;
de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m.
Het aantal vlaggenmasten mag niet meer dat 3 bedragen.
Voor seizoensgebonden bouwwerken, gelden de volgende regels:
10. In afwijking van het bepaalde in lid 3.2. onder 1, mogen seizoensgebonden bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
11. De oppervlakte van de seizoensgebonden bouwwerken mag niet meer dan 40 m² bedragen;
12. De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;