Plan: | Oostwold - Huningaweg 11 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1895.12BP0002-0401 |
Aan de Huningaweg 11 te Oostwold, is een boerderij van het Oldambtster type gesitueerd met een aangebouwde kapschuur, twee grote schuren en een mest silo. De boerderij bestaat uit een onderkelderd voorhuis met schuur. De boerderij, anno 1850, is voor een gemengd agrarisch bedrijf opgezet. De twee schuren en de mestsilo zijn inmiddels al gesloopt.
Door de opzet van de Blauwestad zijn het land en de boerderij in 1999 opgekocht door Bureau Beheer Landbouwgronden. Hierdoor hebben de gronden en de bebouwing hun agrarische functie verloren. De boerderij is kort daarna in onbruik geraakt en enkele malen verhuurd als woning. Verkoop bleef lange tijd uit en het verval van de boerderij nam toe.
In medio 2013 neemt de heer Oudemans het initiatief om de monumentale boerderij her te bestemmen als een groepsaccommodatie in de omgeving Blauwestad. Dit initiatief wordt door de gemeente Oldambt ondersteund. Het bureau Holstein Restauratie Architectuur uit Groningen heeft hiervoor een restauratieplan voor de boerderij gevormd en de heer Oudemans heeft de boerderij medio mei 2014 gekocht. Initiatiefnemer heeft in de provincie Groningen twee andere soortgelijke accommodaties gerealiseerd: Het Landhuis Hefswal te Uithuizermeeden en Het Landgoed Ter Wupping in Onstwedde.
Het initiatief is met de gemeente besproken. De gemeente Oldambt heeft te kennen gegeven dat zij het initiatief ondersteunt, omdat de voorziening een aanwinst is voor het gebied en wel in overeenstemming is met de recreatie ontwikkelingen van het gebied en het behoud van monumentale Oldambtster boerderijen.
Het beoogde recreatieve gebruik van de bebouwing is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een passende planologische regeling. In de volgende hoofdstukken wordt beschreven dat de gewenste functiewijziging past in het ruimtelijke beeld van de locatie en dat er geen belemmeringen optreden voor de omgeving.
Het perceel Huningaweg 11 Oostwold ligt in de gemeente Oldambt. Oldambt is een fusiegemeente in het Nederlandse Oost-Groningen, die op 1 januari 2010 is ontstaan uit de samenvoeging van Scheemda, Winschoten en Reiderland. Per 1 januari 2012 telt de gemeente ongeveer 38.760 inwoners.
Ten zuiden van de Huningaweg 11 ligt het Oldambtmeer. In figuur 1.1 is de ligging van het perceel Huningaweg 11 te Oostwold (rode stip)weergegeven.
Figuur 1.1: ligging Huningaweg 11 in de gemeente Oldambt (bron: Google maps/bing maps)
De Huningaweg maakt onderdeel uit van de verbinding tussen de N362 (richting Delfzijl), de Blauwestad, Finsterwolde en de Rijksweg A7.
De begrenzing van het plangebied betreft de kadastrale begrenzing van het perceel. In figuur 1.2 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het perceel Huningaweg 11 ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oldambt' van de gemeente Oldambt. Dit plan is op 20 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin heeft het perceel de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'.
Het vaststellingsbesluit is voor wat betreft de locatie Huningaweg 11 te Oostwold bij uitspraak van de Raad van State van 18 juni 2014 (201305566/1/R4) op onderdelen vernietigd. Reden van vernietiging was dat de plandelen met de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' ter plaatse van vrijgekomen of vrijkomende panden in strijd waren met de Omgevingsverordening van de provincie Groningen. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat het aangehaalde bestemmingsplan voor het perceel Huningaweg 11 te Oostwold niet in werking is getreden. Dit heeft weer tot gevolg dat het aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Oldambt' voorgaande bestemmingsplan van kracht is.
Voor het perceel Huningaweg 11 is dat het bestemmingsplan 'Midwolda-Nieuwlandseweg Arts Rulo'. In dit plan heeft betreffende perceel de bestemming 'Wonen - 3'. Het bestemmingsplan 'Midwolda-Nieuwlandse-weg Arts Rulo' is vastgesteld op 20 maart 2013. In figuur 1.3 is een fragment van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.3: fragment geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, tuinen, erven, terreinen, watergangen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en groenvoorzieningen. Verder zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports toegestaan alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn lichte bedrijfsvormen toegestaan. Ook zijn de uitoefening van aan huis verbonden beroepen c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
Het realiseren van een groepsaccommodatie past niet binnen deze bestemmingsomschrijving. Het is hierom dat voorliggend bestemmingsplan is opgesteld.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Oostwold - Huningaweg 11' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 wordt op de verschillende omgevingsaspecten ingegaan. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid (inspraak en overleg) belicht.
Het perceel Huningaweg 11, kadastraal bekend Midwolda, L 269, is gelegen aan de grens van Oostwold en in landelijk gebied van de gemeente Oldambt. Het betreft een perceel van circa 1,3 hectare met een boerderij, schuren en een mestsilo. De boerderij heeft een oppervlakte van ongeveer 1.100 m². Zoals aangegeven zijn de schuren en de mestsilo al gesloopt en dus niet meer op het perceel aanwezig. Direct achter de boerderij staat een trafostation. De gronden van dat station zijn eigendom van Enexis B.V. (huisnummer is Huningaweg 13). Dit station is kadastraal bekend sectie L nummer 268, terwijl de boerderij beken staat onder sectie L nummer 269. De gronden achter de boerderij, tot aan de Oudlandseweg, zijn kadastraal bekend sectie L nummer 356. De boerderij is via een goede verharde weg, de Huningaweg, via een eigen oprit te bereiken. Daarnaast is er ook een ontsluiting ten noorden van het perceel dat aansluit op de Oudlandseweg. In figuur 2.1 is een fragment van het perceel met de bebouwing weergegeven, in relatie tot de omgeving.
figuur 2.1: ligging Huningaweg 11 en haar omgeving (bron: bing maps)
Ten noorden van het perceel en de Oudlandseweg zijn uitsluitend akkers gelegen. Aan de oostzijde ligt op ruim 40 m een woonboerderij. Het Oldambtmeer ligt ten zuiden van de het perceel en direct ten westen van het perceel Huningaweg 11 ligt een Pitch & Putt Golf accommodatie (Huningaweg 7).
De boerderij is een representant van het Oldambster type met een afgewolfd eind aan de achterzijde en een schildeinde boven het woongedeelte. Een groot deel van het voorhuis is onderkelderd, de begane grond is geheel voorzien van een graanzolder. Het voorhuis is gescheiden van de schuur door een brandmuur die boven de pannen uitkomt.
Het schuurgedeelte bestaat uit één bouwlaag, de begane grond. In de schuur wordt de kap gedragen door een achttal gelijke spanten. De schuur is circa 44 m lang, 24 m breed en de nok ligt circa 11,5 m boven het maaiveld. In de schuur zijn de voormalige veestalling en de paardenstalling ernstig verminkt, maar in delen nog herkenbaar. De voormalige woning in de schuur is "gerenoveerd" in de jaren '50 van de 20e eeuw.
Het gehele voorhuis dateert uit 1860. Het middenrisaliet van de voorgevel wordt bekroond door een dakkapel met eenvoudige timpaan. In het bovenlicht van de deur is een leeuw van hout opgenomen met eikenbladen en palmtakken. De middenrisaliet bezit verder een stoep. Het dak is belegd met zwart geglazuurde verbeterde Hollandse pannen. De twee oorspronkelijke schoorstenen zijn in de jaren '60 van de 20e eeuw op een vereenvoudigde wijze vervangen.
De kelder onder het voorhuis is driebeukig. In de keldervloer zijn versleten geglazuurde plavuizen, 210 x 210 mm, te zien.
De begane grond bezit een royale entree, een 2 m brede en 6 m lange gang. De kamers in het voorhuis zijn in omvang veranderd en weinig authentieke elementen zijn bewaard.
De zolder is over het gehele woongedeelte beloopbaar. De zolder heeft alleen een toegang vanaf de schuur.
De schuur bestaat globaal uit een open ruimte onder de 11,5 m hoge kap. Een ruimtelijk indrukwekkend geheel. Aan de stallen grenst nog een aantal woonruimten die in de jaren 70 van de 20e eeuw sterk verbouwd zijn.
Initiatiefnemer is voornemens de bestaande boerderij in te richten als groepsaccommodatie. De ruimte binnen de bebouwing leent zich hier uitstekend voor. Er is veel ruimte beschikbaar en de ligging aan en het zicht op het Oldambtmeer maken de bebouwing en de locatie zeer geschikt voor een recreatieve functie. Bovendien kan met een andere functie het behoud van het monumentale karakter van het gebouw en het gebied gewaarborgd blijven. In de figuren 2.2 en 2.3 is het aanzicht van en het uitzicht uit de woning weergegeven.
Figuur 2.2: aanzicht woning Huningaweg 11 te Oostwold (bron: google maps)
Figuur 2.3: uitzicht vanuit de woning Huningaweg 11 te Oostwold (bron: google maps)
Het volume van de huidige bebouwing zal niet veranderen. De groepsaccommodatie zal volledig binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Voor de beoogde functie van groepsaccommodatie dient de woonboerderij gerestaureerd te worden en dient de beschikbare ruimte geschikt gemaakt te worden voor recreatieve doel/recreatief nachtverblijf.
In totaal worden in de boerderij acht 2 persoonskamers met sanitaire voorzieningen gerealiseerd. Er is één vier-persoonskamer in de plannen opgenomen. Het voorhuis wordt ingericht met een keuken, eetkamer en een zitkamer, waarbij de bestaande structuur en indeling ongewijzigd blijven. In totaal biedt de accommodatie onderdak voor groepen van maximaal 20 personen, kamers worden niet individueel verhuurd, maar de gehele boerderij wordt verhuurd aan één groep.
Niet alles van de beschikbare ruimte zal ingezet worden voor de recreatieve functie. Een deel blijft behouden voor een agrarische functie (niet het houden van dieren). Hierbij gaat het om boomteelt en opslag van materiaal. In figuur 2.4 is het onderscheid weergegeven tussen de recreatieve en de agrarische functie.
Figuur 2.4: onderscheid tussen recreatie en opslag/agrarisch (bron: Holstein restauratie architectuur)
Hierbij dient de ruimte die met blauw is aangegeven voor de agrarische functie en het geel weergegeven gebied betreft de groepsaccommodatie. De zolder en de kelder, allebei ter plaatse van het voorhuis zijn ook voor de agrarische functie bestemd.
Dit onderscheid leidt er toe dat voor de groepsaccommodatie een oppervlakte in gebruik wordt genomen van ± 740 m² nodig is (90 m² voor het voorhuis en 650 m² voor de schuur). Het gedeelte dat gebruikt gaat worden voor de boomteelt heeft een totale oppervlakte van ongeveer 435 m² (70 m² kelder onder voorhuis, 105 m² zolder boven voorhuis en 260 m² schuur).
Binnen de accommodatie wordt ruimte gereserveerd voor overdekt spelen (recreatieruimte). Daarnaast worden een klein zwembad, een jacuzzi en een sauna gerealiseerd. Deze voorzieningen worden als extra's gezien om de accommodatie goed te kunnen verhuren.
Aan de zuid en westzijde van de bebouwing is een tuin aanwezig. Deze is in de loop ter tijd verwaarloosd en dient opgeknapt te worden. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de zogenaamde slingertuinen, welke een bepalende historische achtergrond hebben.
In de tweede helft van de negentiende eeuw floreerde het Groningse boerenbedrijf. De herenboeren profiteerden van de hoge graanprijzen en konden zo hun huizen én tuinen op stand inrichten. Er werden statige voorhuizen gebouwd en elegante tuinen werden goed zichtbaar vanaf de openbare weg aangelegd. Zoals de laatste mode dicteerde werden het tuinen in Engelse stijl. In de volksmond worden deze tuinen 'Slingertoenen' genoemd, naar het kronkelende verloop van de paden en vijvers.
Ook bij het perceel Huningaweg 11 is sprake van een statig voorhuis en een tuin. Voorheen was een slingertuin aanwezig (zie figuur 2.5), maar deze is nu niet meer als zodanig aanwezig.
Figuur 2.5: woning met slingertuin bij Huningaweg 11 te Oostwold (bron: Holstein restauratie architectuur / Boerderijen en hun bewoners, uitgegeven door de afdeling Beerta van de Groninger Maatschappij van Landbouw ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan (1842-1967)
Zowel door de initiatiefnemer als de gemeente wordt er veel waarde gehecht aan het herstellen en/of terugbrengen c.q. aanleggen van slingertuinen. Initiatiefnemer wil de tuin dan ook weer in oude luister herstellen. Hiervoor is een inrichtingsplan gemaakt. In figuur 2.6 is deze inrichting weergegeven.
In de slingertuinen is geen ruimte voor parkeerplaatsen. Deze zijn achter de bebouwing gesitueerd en worden van de noordzijde afgeschermd met nieuw groen. Het parkeren van auto's is daardoor niet zichtbaar vanaf de weg en zijn netjes ingepast op het terrein.
Figuur 2.6: Inrichting buitenruimte (bron: Holstein restauratie architectuur)
Met de nieuwe functie en de sloop van de schuren en andere agrarische elementen is ook de mogelijkheid ontstaan om duurzaam in energie te voorzien. Voor de nieuwe functie zullen achter op het terrein zonnepanelen worden geplaatst (de bebouwing leent zich daar namelijk niet voor (de schuren worden gesloopt het pand is een rijksmonument). Het gaat hierbij om een oppervlakte van ongeveer 1.000 tot 1.500 m², welke door middel van een gebiedseigen haag aan het zicht worden onttrokken. Met deze oppervlakte kan de bebouwing van duurzame energie worden voorzien. Op het achterterrein kunnen ook, op kleine schaal, enkele bomen geteeld worden. Vanzelfsprekend zal deze activiteit niet ten koste gaan van de werking van de zonnenpanelen.
Met de voorgestelde inrichting wordt invulling gegeven aan de kwaliteit van de woning en de daarbij behorende tuin.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid
op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota
Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens
vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor
thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de
mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen
van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor
het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De MIRT-regio Noord-Nederland bestaat uit de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
De economische kracht van Noord-Nederland ligt in de sterke (inter)nationale positie in een aantal topsectoren: Energie, Chemie en Water(technologie). Energyport (Noord-)Nederland is het energieknooppunt van Noordwest-Europa. Dankzij de aanwezige energie-infrastructuur, de kennispositie en de ruimtelijke kenmerken kan Noord-Nederland deze rol vervullen. Een groot aantal kabels en (buis)leidingen van elektriciteit, gas, telecom en data landt aan in de Eemshaven en vertakt zich naar de rest van Nederland en Europa. Energyport heeft de ambitie om samen met Niedersachsen het kenniscentrum voor energievoorziening en -transitie te vormen (European Region of Excellence in Energy). De ligging aan zee, geologie en aanwezige ruimte bieden (experimenteer)mogelijkheden voor energie-innovatie.
De combinatie van een landelijk gebied rondom de aanwezige steden met een diversiteit aan landschappen en meren draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Bij dat vestigingsklimaat hoort ook de instandhouding van erfgoederen op de (voorlopige) lijst Werelderfgoed: Eise Eisinga Planetarium (Franeker), Koloniën van Weldadigheid (Veenhuizen, Wilhelmina- en Frederiksoord), het ir. Woudagemaal (Lemmer) en de Waddenzee. Tegelijk is er in Noord-Nederland in een aantal gebieden sprake van bevolkingskrimp. De Waddenzee maakt onderdeel uit van het Europese Natura 2000-netwerk en van de herijkte EHS.
Bovendien is de Waddenzee door de Unesco aangewezen als natuurlijk werelderfgoed. Het integrale beleid van het Rijk voor de Waddenzee staat weergegeven in de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee. De hoofddoelstelling is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied
Toetsing plan
De gewenste functiewijziging heeft geen invloed op de Nationale belangen of tast deze aan. Met het mogelijk maken van recreatief nachtverblijf wordt een nieuwe invulling gegeven aan een rijksmonument en wordt een slingertuin in ere hersteld. Het plan draagt daardoor bij aan de instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed.
Het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (17 juni 2009) en de bijbehorende Omgevingsverordening (9 maart 2011) bevatten het richtinggevend ruimtelijk beleid voor de provincie Groningen.
De hoofddoelstelling van het provinciale omgevingsbeleid is: duurzame ontwikkeling, voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien.
De drie centrale uitgangspunten zijn:
De Provincie wil zich verder sterker profileren als een provincie met diverse natuur- en landschapskwaliteiten. Die kwaliteiten worden steeds belangrijker voor het imago van de provincie en daarmee ook voor bijvoorbeeld recreatie en toerisme.
In figuur 3.1 is een fragment van de Omgevingsvisie van Groningen weergegeven. Hierop is de locatie met een rode stip aangeduid.
Figuur 3.1: fragment omgevingsvisie Groningen (bron: website provincie Groningen)
Het perceel Huningaweg 11 te Oostwold ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Wegdorpenlandschap op de overgang van zand/veen/klei'. De kernkarakteristieken binnen dit gebied zijn:
en dienen beschermd te worden.
Ter plaatse van het perceel Huningaweg 11 te Oostwold ligt ook de aanduiding 'groene dorpslinten'. De provincie Groningen geeft aan dat de groene linten op de landschapswaardenkaart van de omgevingsverordening beschermd moeten worden. De groene linten welke in het plangebied liggen zijn voorzien van de bestemming 'Waarde - Groene linten'. Hierdoor wordt de aanwezige waardevolle wegbeplanting en de inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen beschermd.
Kenmerkend voor dit gebied zijn het wegdorpenlandschap van het Schiereiland van Winschoten en het grootschalig open dijkenlandschap van de omliggende Dollardpolders. Verder is duidelijk dat er een recreatieve waterverbinding is beoogd tussen de Dollard/Eems en het Oldambtmeer.
Met betrekking tot de recreatieve vaarverbinding tussen de Dollard/Eems en het Oldbambtmeer wordt het volgende opgemerkt. In figuur 3.1 is een zoekgebied voor die recreatieve vaarverbinding aangegeven. Dit zoekgebied sluit aan op het perceel Huningaweg 11. De zoekfunctie is echter al ingevuld en planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Noordelijke Vaarverbinding', door de raad van de gemeente Oldambt op 25 mei 2011 vastgesteld. In figuur 3.2 is een fragment van de verbeelding van dat plan weergegeven, waarop de locatie Huningaweg 11 met een pijl is aangegeven. De vaarverbinding ligt op ongeveer 240 m vanaf het perceel Huningweg 11. Het plangebied heeft geen negatieve invloed op de vaarverbinding. Integendeel, de recreatieve functie die op het perceel Huningaweg 11 wordt beoogd en de op korte afstand gelegen watersportmogelijkheden kunnen elkaar versterken.
Figuur 3.2: Fragment verbeelding bestemmingsplan Noordelijke Vaarverbinding (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het Oldambtmeer wordt door deze nieuwe vaarverbinding ook vanuit noordelijke richting bereikbaar. Aangesloten wordt op het Termunterzijldiep en daarmee op de Dollard en de Eems in Duitsland. Ook ontstaat een verbinding via Delfzijl naar het Damsterdiepcircuit en alle andere vaarcircuits in Groningen en Friesland. Hiermee worden de toeristische vaarmogelijkheden flink verruimd. Het recreatieve nachtverblijf in de groepsaccommodatie past daar uitstekend bij.
Aan de hand van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2009 is onderzocht of de groepsaccommodatie (recreatieve, niet-agrarische activiteit in het buitengebied) mogelijk gemaakt kan worden. De verordening heeft verschillende herzieningen ondergaan en op 1 oktober 2014 is de meest recente partiële herziening 2014 in werking getreden. In artikel 4.27 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan niet mag voorzien in de vestiging van nieuwe woningen en nieuwe niet-agrarische bedrijven. De beoogde recreatieve functie (groepsaccommodatie) valt niet binnen de uitzonderingsregels op dit verbod. In het voorliggende bestemmingsplan is sprake van een overwegend recreatieve activiteit dat gehuisvest wordt in vrijkomende c.q. vrijgekomen agrarische bebouwing. Het bestemmingsplan dat hiervoor opgesteld wordt dient regels te stellen over het nieuwe gebruik, waarbij in ieder geval de uitgangspunten dienen te worden gehanteerd zoals beschreven in de omgevingsverordening (artikel 4.27 lid 3):
Ter bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van vrijgekomen en vrijkomende bebouwing zijn in artikel 4.27 lid 4 de volgende regels opgenomen waarbij niet mag worden voorzienien in:
Verder is bepaald dat ter bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van voormalige bedrijfsgebouwen een sloopverbod geldt (artikel 4.27a). Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het slopen mits:
In het voorliggende bestemmingsplan wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de bestaande maatvoering. Om het monumentale karakter en de monumentale uitstraling te behouden is in het voorliggende bestemmingsplan de bestaande maatvoering vastgelegd. Verder biedt het hergebruik een uitgelezen kans om het monument te behouden, sloop van het monument is niet aan de orde.
Het wonen dient plaats te vinden in het hoofdgebouw en ook eventuele opslag vindt plaats in het hoofdgebouw. In paragraaf 4.1 is de groepsaccommodatie gerangschikt is onder kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken), categorie 3. De hinder die gerelateerd kan worden aan de groepsaccommodatie (met name geluid) is vergelijkbaar met de hinder van van categorie 2 activiteiten. Van detailhandel is geen sprake.
Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan voldoende rekening houdt met deze uitgangspunten.
Andere aandachtspunten binnen de Omgevingsverordening van de provincie Groningen zijn ruimtelijke kwaliteit en energie en duurzaam ruimtegebruik. Deze twee aspecten zijn belicht in hoofdstuk 2 van deze toelichting. In dat hoofdstuk is in ieder geval stilgestaan bij het hergebruik van de bestaande bebouwing, de energiewinning door middel van zonnepanelen en de buitenruimte.
Gesteld wordt dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals die voor deze twee aspecten gehanteerd worden.
Toetsing plan
Op basis van het vorenstaande en gelet op het beoogde hergebruik van de bebouwing, wordt gesteld dat de gewenste functiewijziging volledig binnen het gebied en de provinciale doelstellingen past. Het herstel van de slingertuin komt tegemoet aan de waarde die toegekend wordt aan de slingertuinen.
Hoewel de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oldambt' ter plaatse van het perceel Huningaweg 11 niet van toepassing is, kan het beleidskader dat ten grondslag heeft gelegen aan dat bestemmingsplan wel gebruikt worden.
Daarbij heeft de gemeente de kernkwaliteiten van het wegdorpenlandschap als uitgangspunt genomen. Voor zover van toepassing gaat het om de volgende kernkwaliteiten:
Het grondgebied van de gemeente is buiten de dorpen zeer open en geschikt voor de ontwikkeling van de landbouw. Aan de rand van de dorpen is niet alleen ruimte voor de landbouw aanwezig, maar kunnen ook andere functies zich daar ontwikkelen. Daarbij gaat het met name om de functies natuur, recreatie, wonen en niet-agrarische bedrijvigheid.
Het perceel Huningaweg 11 ligt in een gebied dat meerder functies herbergt. Zo wordt wonen afgewisseld met de functies (water)sport, agrarisch en niet agrarische bedrijvigheid.
Omdat agrarische bebouwing vrijkomt heeft de gemeente ook aandacht besteed aan de herinvulling van die bebouwing. Het onder meer daarvoor opgezette recreatieve beleid is gericht op het ontwikkelen van het zogenaamde plattelandstoerisme (rust, ruimte en natuur). Het beleid is gericht op het realiseren van een groei van het aantal overnachtingen. Daarbij wordt als eerste ingezet op het (kwalitatief) verbeteren van de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen. In alle gevallen geldt dat het realiseren van zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen (inclusief kleinschalig kamperen) gepaard dient te gaan met een goede landschappelijke inpassing en per saldo een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Binnen de gebieden waar de agrarische bedrijven zich verder kunnen ontwikkelen, komt agrarische bebouwing ook vrij. Hoewel verblijfsrecreatie in het zogenaamde landbouwontwikkelingsgebied een ondergeschikte rol speelt, kan wel recreatief nachtverblijf (kleinschalig kamperen en bed and breakfastaccommodaties/erfgoedlogies) worden toegelaten binnen bestaande Oldambtster boerderijen en bijbehorende erven. Deze lenen zich hier goed voor.
Toetsing plan
Hoewel het perceel Huningaweg 11 niet in het landbouwontwikkelingsgebied ligt, doen zich met de gewenste functiewijziging goede mogelijkheden voor om de Oldambster boerderij ter herstellen en te behouden. Ook de daarbij behorende slingertuin wordt in ere hersteld. Bovendien wordt met de functie tegemoet gekomen aan de wens om meer recreatief nachtverblijf mogelijk te maken. De in het voorliggende bestemmingsplan beschreven ontwikkeling/functiewijziging sluit naadloos aan bij de wens van de gemeente om de kwaliteit van het gebied te behouden.
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij een bestemmingsplan afstemming plaats te vinden tussen activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken en hindergevoelige functies. Voor deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de lijst met richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'.
Deze richtafstanden (zie figuur 4.1) die gelden ten aanzien van de hinderaspecten geluid-, stof- en geurhinder en gevaar, kunnen worden gezien als een de afstand waarbij onaanvaardbare hinder van een milieubelastende activiteit voor gevoelige functies worden uitgesloten kan worden uitgesloten. In gebieden waar een menging van functies voorkomt, wordt uitgegaan van een kleinere richtafstand.
Figuur 4.1: richtafstanden VNG-uitgave 'Bedrijven en Miliieuzonering'
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Op basis van de aanwezige verschillende functies (wonen/sport/bedrijf/maatschappelijk) kan geoordeeld worden dat geen sprake is van een rustige woonwijk. Een groepsaccommodatie kan aangemerkt worden als een categorie 3.1 inrichting (kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)). Hierdoor dient rekening te worden gehouden met een afstand van 30 m tot een gevoelig object (is woning). Geluid is de belangrijkste bron van hinder.
De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van ruim 40 m (zie paragraaf 2.1). Agrarische bedrijven en andere woningen liggen op grotere afstand, waardoor er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van een groepsaccommodatie.
Het voorliggende bestemmingsplan levert geen knelpunten op voor omliggende bedrijven en woningen.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), een wijziging op de Monumentenwet 1988, van kracht geworden. Deze wijziging van de wet heeft ervoor gezorgd dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan is de initiatiefnemer verplicht hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Het plangebied (met rode stip is de locatie aangeduid) heeft volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Oldambt een hoge archeologische verwachting (zie figuur 4.2).
Figuur 4.2: fragment archeologische beleidskaart gemeente Oldambt
Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de daar aanwezige bodemkundige en geomorfologische eenheden. Uit de toegekende verwachtingswaarde volgt dat een bureauonderzoek nodig is bij ingrepen die groter zijn dan 200 m² (WR-a 3: archeologische onderzoeksgebieden).
Voor de realisatie van de groepsaccommodatie is geen sprake van werkzaamheden in de bodem. De bestaande bebouwing wordt heringericht en hergebruikt voor de recreatieve functie. Daar waar bebouwing gesloopt wordt, is de bodem naar verwachting al verstoord. De feitelijke werkzaamheden zullen in overleg met de gemeente besproken worden.
Vooralsnog wordt volstaan met de conclusie dat een archeologisch bureauonderzoek niet nodig is. Eventuele vondsten dienen op grond van de Monumentenwet gemeld te worden bij het bevoegd gezag. In het plan zijn ter bescherming van eventuele archeologische relicten onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' regels opgenomen.
Cultuurhistorie
In het rijksregister voor monumenten is de boerderij op het perceel Huningaweg 11 te Oostwold als volgt beschreven: 'Boerderij van het Oldambtster type; onderkelderd voorhuis met omlijste ingang in het midden; een serie zoldervensters; voorhuis onder schilddak boven omgaande kroonlijst; dakkapel boven de ingang.'. De boerderij (voorhuis) dateert van 1850-1860.
Het perceel ligt binnen een beschermd dorpsgezicht. Bij besluit (bijlage 1) van de 17 februari 2011 is het onderhavige gebied (zie figuur 4.3, waarop het perceel Huningaweg 11 met een rode stip is aangeduid) als beschermd dorpsgezicht aangewezen. In de toelichting (bijlage 2) op dat besluit zijn de te beschermen waarden beschreven. In het kort komt het erop neer dat het bijzondere van het gebied is dat de boerderijen niet allemaal op één lijn liggen. Ze liggen als eilanden in het open gebied tussen de dorpen Midwolda en Oostwold. Daarnaast is het architectuurhistorische karakter van de boerderijen in de inrichting van hun erven typerend voor het Oldambt in de periode 1850-1940.
Figuur 4.3: begrenzing beschermd dorpsgezicht (bron:http://livelink.archis.nl)
In veel gevallen is bij het gedeelte voor en opzij van het voorhuis een tuin te vinden, die oorspronkelijk is aangelegd in de stijl van de Engelse Landschapsstijl. Meestal zijn slechts een paar van de kenmerken van deze zogenaamde slingertuinen nog aanwezig, zoals grote loofbomen, een uitkijkheuvel, een rond of grillige vijver en een slingerend padenpatroon.
Met de functie wijziging van de agrarische functie naar een recreatieve functie kan het architectuurhistorische karakter van de boerderij hersteld worden. Dat komt de levensduur van het monument ten goede. Het herstel van de slingertuin sluit goed aan bij de monumentale waarde van het perceel. De functiewijziging levert daarom een extra impuls aan de te beschermen waarden.
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Voor dit plan is de digitale watertoets van het waterschap ingevuld. Hieruit is gebleken dat er onderhavig plan geen belang of wijziging tot gevolg heeft voor het watersysteem. De standaardreactie van het waterschap is in bijlage 3 opgenomen. Geconcludeerd kan worden dat er geen consequenties zijn voor het watersysteem en dat er ten aanzien van water geen belemmeringen zijn voor dit plan.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen aan te worden getoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek uit worden gevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging waarbij de agrarische functie gewijzigd wordt in een recreatieve functie. Vanwege het gegeven dat gasten in de accommodatie kunnen verblijven, is door Milieu Adviesbureau Eco Reest onderzoek gedaan naar de bodemgesteldheid. De bevindingen van het onderzoek zijn weergegeven in de rapportage van 24 november 2011 (projectnummer: 111069). Deze rapportage is als bijlage 4 aan deze toelichting gekoppeld.
Uit het onderzoek is gebleken dat:
Uit de bevingen volgen de volgende conclusie:
'Met betrekking tot de locatie Huningaweg 11 (B) wordt de onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie verworpen. Met betrekking tot de voormalige olieopslag- en tanklocatie op het perceel Huningaweg 11 (B) wordt de onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde (chemische) parameters in relatie tot de mogelijke toekomstige bestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu t.g.v. de aangetoonde milieuhygienische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader (chemisch) onderzoek en zijn geen milieuhygienische belemmering in relatie tot de huidige en toekomstige bestemming van het terrein.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het project is niet binnen een EHS gebied gelegen. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een landelijk netwerk van grote en kleine natuurgebieden, waarin planten en dieren voorrang krijgen en worden beschermd. In de directe nabijheid is geen Natura-2000 gebied gelegen.
In figuur 4.4 is de 3 km zone zichtbaar gemaakt met daarbinnen in het groen het EHS gebied. De afstand tot het dichtstbijgelegen EHS gebied bedraagt ongeveer 1,3 km.
Figuur 4.4: Ecologische Hoofdstructuur in een zone van 3 km (bron: www.synbiosys.alterra.nl)
Gezien de omvang van de ingreep en de toename van slechts 20 bedden in een groot gebied en gelet op de afstand tot het dichtstbijgelegen EHS gebied is geen effect op dit natuurgebied te verwachten. Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plan.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal RodeLijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
De voorgenomen ontwikkeling betreft een interne aanpassing van het gebouw. Hierdoor zal geen (potentieel) leefgebied van beschermde soorten geschaad worden. Ten aanzien van soortenbescherming zijn er derhalve geen belemmeringen.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de wijziging van de agrarische functie naar een recreatieve functie (recreatief nachtverblijf). Bij de uitoefening van het agrarische bedrijf zijn er bedrijfsmatige verkeersbewegingen. Deze worden vervangen door andere verkeersbewegingen die gerelateerd zijn aan het recreatieve gebruik.
De nieuwe groepsaccommodatie biedt maximaal 20 personen onderdak. Op voorhand is de samenstelling van de groep niet aan te geven. Dit betekent dat in beginsel uitgegaan moet worden van minimaal 40 verkeersbewegingen per dag. Voor kleine ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worst-case scenario berekend. In dit geval is uitgegaan van 80 verkeersbewegingen per dag. In figuur 4.4 is de uitkomst van dat scenario weergegeven.
Figuur 4.4: rekentool effect op de luchtkwaliteit (bron: infomil.nl)
Uit het vorenstaande volgt dat de in het voorliggende bestemmingsplan omschreven ontwikkeling niet in betekende mate een verslechtering van de luchtkwaliteit oplevert. Nader onderzoek is niet nodig.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de risicobronnen (inrichtingen, buisleidingen, luchthavens en transport van gevaarlijke stoffen) die zorgen voor risico’s in het plangebied. Dit kunnen ook risicobronnen zijn die buiten het plangebied liggen, maar die mogelijk wel zorgen voor risico’s in het plangebied.
Van de risico’s die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Inrichtingen
De risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied ligt niet nabij een risicovolle inrichting of binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.
Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Als categorieën buisleidingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Bevb worden aangewezen:
Op circa 1.100 meter ten noorden van het plangebied bevindt zich een leidingenstrook met 5 hogedruk aardgastransportleidingen. Bij slechts één leiding (leidingcode A-504) ligt de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar buiten de leiding (ca. 120 meter). Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De meest zuidelijk gelegen leiding (leidingcode A-677) heeft, gelet op de diameter en de werkdruk, het grootste invloedsgebied. Dit invloedsgebied bedraagt 580 meter aan weerszijden van de leiding. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden. Daarnaast wordt opgemerkt dat de vijf leidingen binnen de leidingenstrook zoals opgenomen in de Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 liggen. Dit betekent dat gestreefd wordt om toekomstige leidingen binnen deze leidingenstrook aan te leggen. De verwachting is dat ook toekomstige leidingen geen invloed hebben op het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is op 01-07-2014 in werking getreden. Het Bevt bevat milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes.
De provincie Groningen heeft op 20-04-2010 het Provinciaal Basisnet Groningen vast gesteld. Dit Provinciaal Basisnet is per 1-4-2011 opgenomen in de Omgevingsverordening Provincie Groningen. Ook hier moet getoetst worden aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast moet getoetst worden aan het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG). Volgens het Provinciaal Basisnet Groningen is het PAG vastgesteld op 30 meter aan weerszijden van wegen en spoorwegen. In de directe omgeving (binnen 200 meter) bevinden zich geen transportroutes zoals opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen. De dichtstbijzijnde transportroute is de N367. Deze ligt op circa 3.500 meter van het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het plangebied ligt tevens in een gebied waar andere veiligheidsaspecten van toepassing zijn. Het gaat hierbij om het gevaar van overstroming en de kans op aardbevingen.
Overstroming
Het plangebied ligt in een gebied dat een kleine kans heeft op overstromingen.
Aardbeving
Het plangebied ligt tevens binnen gebied waar aardbevingen kunnen plaatsvinden. Op de Mercalli schaal (deze schaal geeft de intensiteit van de optredende trillingen weer) is het gebied aangeduid met VI. Dit betekent dat er mogelijk lichte schade kan ontstaan, schrikreacties kunnen volgen en voorwerpen in de gebouwen kunnen vallen.
Wanneer het plan getoetst worden aan de risicokaart van de provincie Groningen, dan blijkt dat binnen een straal van 1,2 kilometer van de locatie zich geen verhoogd risico bevind in de vorm van inrichtingen, buisleidingen en/of (vaar/spoor)wegen. Ook de kans op grote overstromingen of sterke aardbevingen zijn niet aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt hierdoor geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoewel in paragraaf 4.6 een worst-case scenario voor luchtkwaliteit is weergegeven, is het niet aannemelijk dat 120 verkeersbewegingen per dag zullen plaatsvinden. Aangezien het gaat om groepen, ligt het voor de hand dat in de auto's meer dan 1 persoon aanwezig zijn. Het gaat hierbij alleen om personenauto's. De CROW hanteert geen vaste richtlijnen over parkeerplaatsen met betrekking tot groepsaccommodaties. Aangenomen wordt dat de bezettingsgraad van auto's 3 à 4 personen per auto bedraagt. Bij een volle bezetting van de groepsaccommodaties geldt dat er 20 personen aanwezig zullen zijn. Hiervoor zijn dan ook minimaal 7 parkeerplaatsen benodigd.
Op het perceel is ruimte gereserveerd voor 12 parkeerplaatsen. Er is derhalve voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Door de functiewijziging zal het aantal en de aard van de verkeersbewegingen veranderen. Het agrarische verkeer zal nagenoeg niet meer aanwezig zijn, hetgeen de verkeersveiligheid ten goede komt. De groepsaccommodatie zal naar verwachting wel meer verkeer aantrekken, maar dit zal grotendeels wegvallen in het verkeer van de waterrecreanten en de bezoekers van de pitch en put gelegenheid naast Huningaweg 11.
Het perceel Huningaweg 11 te Oostwold is bereikbaar via twee goed verharde wegen Huningaweg en Oudlandseweg. Beide wegen lopen van Oostwold richting Midwolda en hebben een goede aansluiting op de autosnelweg A7. De kwaliteit en het profiel van de Huningaweg en de aansluitende wegen kunnen een toename van verkeersbewegingen aan zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten.
De extra verkeersbewegingen zullen daarom naar verwachting geen nadelige invloed op de omgeving, de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer hebben.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is volgens de eisen die hieruit voortvloeien opgesteld. Het bestemmingsplan is dan ook opgesteld volgens de nieuwe methode ‘Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012’ (SVBP 2012). Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels van het bestemmingsplan, deze worden gemotiveerd in de toelichting. Op een analoge kaart worden de bestemmingen gevisualiseerd, in de digitale versie worden de bestemmingsregels direct gekoppeld aan de betreffende gronden en spreekt men niet langer over een plankaart, maar een ‘digitale verbeelding’ van de bestemmingsregels. Het bestemmingsplan bevat twee typen flexibiliteitbepalingen: afwijkingsregels en wijzigingsregels. Er is een aantal binnenplanse afwijkingsregels in het bestemmingsplan opgenomen. Ook bevat het plan wijzigingsregels. Deze geven Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid een (deel van een) bestemming te wijzigen. In dergelijke situaties wordt het voornemen ter inzage gelegd zodat belanghebbenden bezwaren kunnen indienen.
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven.
Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemming: Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie.
Binnen de bestaande bebouwing is een groepsaccommodatie toegestaan, waardoor recreatief nachtverblijf kan worden geboden. De bestaande maatvoering van de bebouwing ligt in de regels vast. In de regels zijn ook oppervlakten benoemd die gebruikt kunnen worden voor de boomteelt (opslag/kantoor) en voor de groepsaccommodatie.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - duurzame energie' is het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in electriciteit met gebruik van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen, toegestaan. Verder zal de maatvoering voor de zonnepanelen aansluiten bij de maatvoering voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Naast deze enkelbestemming, zijn de volgende vier dubbelbestemmingen in het plan opgenomen:
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de functiewijziging van het perceel Huningaweg 11, waarbij de agrarische functies wordt omgezet in een recreatieve functie. Om eventuele gemeentelijke kosten te dekken, zal een exploitatie-overeenkomst worden gesloten.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als het verhaal van voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' is, bijvoorbeeld door (anterieure of posterieure) overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
In het kader van de grondexploitatie is een anterieure overeenkomst met de gemeente Oldambt gesloten. De gemeente Oldambt loopt geen financieel risico.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Omdat de gemeenteraad grote waarde hecht aan burgerparticipatie zal het plan voor inspraak ter inzage worden gelegd. Gedurende de inspraakperiode kunnen belangstellenden reageren op het plan. Bij het ontwerpbestemmingsplan bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Gelijktijdig krijgen wettelijke overlegpartners de gelegenheid op het plan te reageren. Eventueel ingekomen zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan en het plan wordt door de gemeenteraad vastgesteld, binnen 12 weken na terinzagelegging. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp van het Bestemmingsplan Oostwold - Huningaweg 11 op 3 november 2014 toegezonden aan:
In de 'Nota inspraak- en overlegreacties' (Bijlage 5) is gereageerd op de vooroverlegreacties en de hierna aangehaalde inspraakreactie.
De reacties van het Waterschap en de Veiligheidsregio leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
De reactie van de provincie Groningen leidt tot de volgende aanpassingen:
Toelichting
De in de toelichting is een verouderde versie van de omgevingsverordening gebruikt. De tekst is conform de Omgevingsverordening Groningen 2009 incl. 2 februari 2011, 9 maart 2011 en 20 maart 2013 aangepast.
Regels
In de bouwregels (artikel 3.2.1 onder g) zijn ter bescherming bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van voormalige bedrijfsgebouwen regels opgenomen waardoor gebouwen niet vergroot kunnen worden en nieuwe gebouwen niet opgericht kunnen worden. Deze regels waren niet opgenomen.
In de planregels behorende bij de bestemming 'Recreatie - verblijfsrecreatie' ontbreekt een verbod om het gebouw zonder omgevingsvergunning te slopen. Dit verbod is opgenomen in artikel 3.5 van de planregels. Deze regels waren niet opgenomen.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan Oostwold - Huningaweg 11 heeft vanaf 6 november 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
Binnen deze termijn is één inspraakreactie ingekomen. Deze reactie leidt niet tot wijzigingen van het bestemmingsplan. In de 'Nota inspraak- en overlegreacties' (Bijlage 5) is gemotiveerd op de inspraakreactie ingegaan.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 15 januari 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van ter inzage ligging is aan een ieder de mogelijkheid geboden een zienswijze te geven op het ontwerp bestemmingsplan. Tijdens deze periode zijn reacties ontvangen van RECRON en de Blauwestadhoeve.
Deze zienswijzen en een reactie daarop zijn beschreven in de 'Reactienota zienswijzen', welke als bijlage 6 aan de toelichting is gekoppeld.