direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofdstraat 28 te Beerta
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het plan

Aan de Hoofdstraat 28 in Beerta is het gemengde bedrijf van de familie De Boer gevestigd. Het bedrijf omvat een akkerbouwtak en een pluimveetak. Het bedrijf heeft op twee locaties bedrijfsbebouwing staan. Op de locatie aan de Hoofdstraat staat de oorspronkelijke boerderij (waarin het woonhuis gevestigd is) en staan twee stallen voor vleeskuikens. Het bedrijf maakt daarnaast gebruik van de kapschuur direct grenzend aan het perceel. Deze kapschuur wordt gebruikt voor de opslag van stro. Betreffende kapschuur heeft flinke schade opgelopen tijdens de storm in het najaar van 2013 en zal daardoor vervangen moeten worden.

De familie De Boer wil ten behoeve van de bedrijfsvoering een nieuwe schuur voor de opslag van stro bouwen, aan de achterzijde van de bestaande (oorspronkelijke) boerderij. Op navolgende luchtfoto is de gewenste locatie zichtbaar:

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0001.png"

Plangebied in het rode kader

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Op grond van het vigerend bestemmingsplan Buitengebied Oldambt (vastgesteld op 20 maart 2013) mag de schuur niet op de beoogde locatie gebouwd worden. Het betreffende deel van het perceel is niet bestemd als Agrarisch-Bedrijf, maar als Agrarisch. De bestemming Agrarisch staat de bouw van gebouwen (waaronder een schuur) niet toe. Wel bevat de bestemming (onder artikel 3.7) een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming onder voorwaarden gewijzigd kan worden in Agrarisch – Bedrijf. Het voorliggende wijzigingsplan biedt de juridisch-planologische regeling om de gewenste realisatie van het bouwplan mogelijk te maken.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van deze toelichting komt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied aan bod. Vervolgens wordt het plan getoetst aan het beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 komen vervolgens de resultaten van diverse milieuonderzoeken aan bod. Ten slotte gaat hoofdstuk 5 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Ligging

Het plangebied is gelegen achter de bestaande boerderij aan de Hoofdstraat 28 in Beerta. Op navolgende luchtfoto is de ligging weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0002.png"

Omschrijving van de omgeving

Het plangebied maakt deel uit van het 'lint' van Beerta. Ter hoogte van het plangebied staan aan de oostzijde van de Hoofdstraat een zestal boerderijen. De overzijde van de Hoofdstraat wordt meer bepaald door een wisseling van woningen en boerderijen. Aan de Hoofdstraat 28 staat een typische Oldambster boerderij. Deze boerderij is recentelijk opgeknapt, waarbij oorspronkelijke elementen zijn teruggebracht.

Op navolgende foto is de boerderij te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0003.png"

Aan weerszijden van het perceel Hoofdstraat 28, staan eveneens twee boerderijen. Daarvan is de boerderij ten zuiden van het plangebied bestemd als Agrarisch - Bedrijf en de boerderij ten noorden van het plangebied bestemd als Maatschappelijk.

De kapschuur, welke met de bouw van de nieuwe schuur vervangen wordt, staat op het perceel direct ten zuiden van het plangebied. Deze kapschuur bevindt zich in zeer slechte staat en zal daarom vervangen moeten worden door een nieuwe schuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0006.png"

Aan de oostzijde, grenst het plangebied aan het open agrarisch gebied.

Omschrijving plangebied

Op de luchtfoto in hoofdstuk 1 is weergegeven op welk deel van het perceel de nieuwe schuur moet komen te staan. Betreffend deel van het perceel is nu in gebruik als grasland. Navolgende foto geeft een beeld van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0007.png"

Zicht op het plangebied vanuit het oosten

Op deze foto is te zien dat aan de achterzijde van het plangebied een rij bomen staat. Daarnaast zijn langs het toegangspad Iepen aangeplant.

2.2 Toekomstige situatie

Functie

In het plangebied zal een nieuwe schuur gebouwd worden voor de opslag van stro. Deze opslag is vanuit de bedrijfsvoering noodzakelijk. In het bijgevoegde bedrijfsontwikkelingsplan is te lezen waarom deze opslag gewenst is.

Ontwerp

De nieuwe schuur (in combinatie met de aanleg van een slingertuin en de renovatie van de oorspronkelijke boerderij) maakt deel uit van het project 'Boerderijen aan de waddenkust' van het Waddenfonds. Dit project heeft tot doel dat de belevingswaarde van het landschap wordt verhoogd en het cultuurtoerisme in het waddengebied gestimuleerd wordt door de instandhouding en de versterking van het bebouwde erfgoed en het landschap. Bij de bouw van nieuwe schuren in het kader van het Waddenfonds, is grote aandacht uitgegaan naar de inpassing in de omgeving. Zo ook bij het ontwerp van de nieuwe schuur in het plangebied.

Bij het ontwerp van de nieuwe schuur hebben de bestaande kapschuur en andere oorspronkelijke, voor het Groninger land typische schuren, als referentie gediend. In de nieuwe schuur is dat terug te zien in de aanwezigheid van een wolfsend (aan beide zijden), het symmetrische aanzicht en de lage goot. De nieuwe schuur wordt in eigentijdse materialen opgetrokken en blijft ondergeschikt aan de hoofdmassa (de oorspronkelijke boerderij op het erf).

Zoals te zien is op het bovenaanzicht van de nieuwe schuur is er sprake van een kleine vertanding aan de achterzijde. Omdat de schuur gebouwd wordt in het verlengde van de bestaande boerderij, past deze vertanding goed bij de oorspronkelijke boerderij.

Op navolgende afbeelding zijn de aanzichten van de nieuwe schuur te zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0008.png"

De voorlopige adviesaanvraag is naar het oordeel van de Welstanscommissie niet strijdig met redelijke eisen van welstand. De brief waaruit dat blijkt is opgenomen als bijlage bij de toelichting.

Landschappelijke inpassing

De nieuwe schuur wordt in het verlengde van de bestaande boerderij gebouwd. Daarmee wijzigt het beeld vanaf de Hoofdstraat nauwelijks. Naast de bestaande boerderij is een slingertuin aangelegd. Het deel naast de nieuwe schuur (tussen het toegangspad en de nieuwe schuur) zal eveneens groen blijven. Alleen het erf achter de bestaande boerderij wordt enigszins vergroot, zodat er voldoende ruimte ontstaat voor vrachtauto's om te keren.

Op navolgende afbeelding is te zien op welke wijze het erf is en wordt ingericht:

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0009.jpg"

2.3 Juridische vormgeving

Dit wijzigingsplan voorziet in de vergroting van de bestemming Agrarisch - Bedrijf. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt dit plan als zodanig onderdeel uit van het "moederplan". Voor dit wijzigingsplan wordt daarom ook verwezen naar de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Oldambt, welke in samenhang van toepassing zijn op dit wijzigingsplan.

Voor het plangebied gaat het om de volgende bestemmingen:

- Agrarisch - Bedrijf;

- Waarde - Archeologie 2;

- Waarde - Archeologie 3;

- Waarde - Landschap - Groen Lint;

Ten slotte geldt de algemene aanduiding 'verwevingsgebied' voor het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013

Het provinciale omgevingsbeleid is opgenomen in het "Provinciaal Omgevingsplan 2009 - 2013" en is op 17 juni 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Groningen. De provincie stelt momenteel een nieuwe Omgevingsvisie op. Omdat de nieuwe Omgevingsvisie nog niet beschikbaar is, wordt het plan nog getoetst aan de kaders van het huidige omgevingsplan. Op verschillende kaarten, behorende bij het omgevingsplan, is te zien welk beleid van toepassing is op het plangebied.

In het navolgende een overzicht van deze beleidskaarten en het bijhorende beleid:

Overzichtskaart:

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0010.png"

Het plangebied is gelegen in bebouwd gebied. De achterliggende landerijen liggen in het gebied 'Landbouw'. De landbouw is daar de richtinggevende hoofdfunctie. Voor het bebouwd gebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Het omgevingsplan geeft bij de invulling van de functie Landbouw onder meer aan:

  • uitbreiding van bestaande agrarische activiteiten is in beginsel toegestaan;
  • uitbreiding, her- en nieuwvestiging van agrarische bedrijven moet in beginsel aansluiten op de landschappelijke hoofdstructuur waarbij omvang en uiterlijk moeten passen in het landschap;
  • behoud, herstel, en ontwikkeling van (onderscheiden) natuurwaarden en landschaps- kenmerken moet worden bevorderd, voor zover dat geen belangrijke beperking aan de agrarische bedrijfsvoering oplegt;
  • voor de vestiging van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied is het omgevingsplan zeer terughoudend.

Het omgevingsplan heeft oog voor ontwikkelingen die leiden tot schaalvergroting van agrarische bedrijven. Indien sprake is van een vergroting van het bouwblok tot een totale omvang van meer dan 1 hectare in (zeer) kwetsbare gebieden of tot een omvang van meer dan 1,5 hectare in de overige gebieden vinden er keukentafelgesprekken plaats.

Een vergroting van het bouwblok tot een totale oppervlakte van meer dan 2 hectare heeft in het algemeen een dusdanige invloed op het landschap daarbij een afweging op provinciaal niveau noodzakelijk is. Deze uitbreiding is alleen mogelijk via een ontheffing.

Met het onderhavige plan wordt het bouwperceel vergroot tot circa 1,4 ha. Het plan is in overleg met Libau tot stand gekomen, omdat het deel uitmaakt van één van de projecten van Boerderijen aan de Waddenkust.

Uit de fuctiekaart Water en de functiekaart Infrastructuur blijken geen bijzonderheden voor het plangebied.

3.1.2 Omgevingsverordening

Naast de vaststelling van een provinciaal omgevingsplan heeft de provincie een verordening opgesteld, waarin uitvoering wordt gegeven aan het provinciaal ruimtelijk beleid. Op 14 oktober 2014 is een gewijzigde verordening vastgesteld.

De verordening geeft voor agrarische bouwpercelen een aantal regels die gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen in acht moeten nemen. Het gaat om regels aangaande nieuwvestiging, de omvang van bouwpercelen, voorwaarden aan de landschappelijke inpassing, de regeling voor mestbassins, de intensieve veehouderij en tweede agrarische bedrijfswoningen.

Bij een bouwvlak groter dan 2 hectare kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels vaststellen.

De gemeente Oldambt heeft de regels vanuit de verordening opgenomen in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Bestemmingsplan Buitengebied Oldambt

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Oldambt. Het perceel aan de Hoofdstraat 28 in Beerta is gedeeltelijk bestemd als Agrarisch-Bedrijf en gedeeltelijk bestemd als Agrarisch. Alleen het deel achter de oorspronkelijke boerderij is bestemd als Agrarisch.

Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen en aanduiding in het plangebied voor:

- Waarde - Archeologie 2;

- Waarde - Archeologie 3;

- Waarde - Landschap - Groen lint;

- Algemene aanduidingsregel voor 'verwevingsgebied';

De twee dubbelbestemmingen voor archeologie zijn rechtstreeks doorvertaald naar het wijzigingsplan (zie ook paragraaf 4.6.1). De voor ‘Waarde – Landschap – Groen lint’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van het behoud van de bestaande wegbeplanting en inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen. Ook deze dubbelbestemming is rechtstreeks overgenomen op de verbeelding van dit wijzigingsplan.

Ter plaatse van de aanduiding 'verwevingsgebied' zijn, met het oog op een verdere verweving van de bestaande functies aanvullend op, dan wel in afwijking van de bepalingen behorende bij de onderliggende bestemmingen de regels behorende bij deze gebiedsaanduiding van toepassing. In dit gebied kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor activiteiten ter verbreding van de bedrijfsvoering. Ook deze aanduiding is overgenomen op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan.

In het bestemmingsplan Buitengebied Oldambt heeft niet het gehele erf de bestemming Agrarisch - Bedrijf gekregen, omdat het uitgangspunt is dat bouwpercelen in het verwevingsgebied een maximale omvang hebben van 1 ha. Het huidige bouwperceel dat bestemd is als Agrarisch - Bedrijf heeft een omvang van 1,04 ha.

In de bestemming Agrarisch is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar Agrarisch-Bedrijf en daarmee het bouwperceel uit te breiden tot maximaal 2 ha. Met het onderhavige wijzigingsplan wijzigt de omvang van het bouwperceel van circa 1 ha naar circa 1,4 ha.

Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden. In het navolgende (cursieve deel) is de betreffende regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied Oldambt opgenomen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 UITBREIDING OPPERVLAK BOUWPERCEEL

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Bedrijf, Agrarisch - Paardenhouderij, dan wel Sport - Manege ten behoeve van de uitbreiding van een bouwperceel tot een maximale omvang van 20.000 m2, met dien verstande dat:

  • 1. aan de wijziging alleen wordt meegewerkt wanneer binnen het bestaande bouwperceel onvoldoende ruimte aanwezig is om de noodzakelijke bedrijfsuitbreiding te kunnen realiseren;
  • 2. aan de wijziging alleen wordt meegewerkt wanneer door middel van een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat vergroting uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
  • 3. aan de wijziging alleen wordt meegewerkt wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan en landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld voor het gehele bedrijf, waarin de beoogde uitbreiding van het bouwperceel wordt gemotiveerd vanuit de volgende randvoorwaarden:
  • a. de historisch gegroeide landschapsstructuur moet worden gerespecteerd;
  • b. er wordt voldoende afstand in acht genomen tot ruimtelijke elementen;
  • c. er is sprake van een goede infrastructurele ontsluiting;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • e. de erfinrichting wordt afgestemd op het zorgvuldig inpassen in het landschapstype;
  • f. voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel dienen te worden gesaneerd;
  • g. het gebruik voor de nieuwe bestemming is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan;
  • h. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden mag niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er wordt rekening gehouden met het aspect nachtelijke uitstraling;
  • j. er wordt rekening gehouden met het aspect duurzame ontwikkeling.

4. na wijziging de bepalingen van de artikelen 5, 6, dan wel 21 van overeenkomstige toepassing zijn;

5. het besluit tot wijziging niet eerder wordt genomen dan nadat er een overeenkomst is gesloten over de uitbreiding en de landschappelijke inpassing hiervan.

b. Voor zover de wijziging kan leiden tot bodemingrepen dieper dan 40 cm, wordt niet eerder besloten tot wijziging van de bestemming, dan nadat uit een archeologisch (voor)onderzoek in de vorm van een bureaustudie en/of uit die bureaustudie volgend nader veldonderzoek is gebleken dat de activiteiten die door de wijziging mogelijk worden gemaakt niet leiden tot onevenredige aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Aan deze voorwaarden wordt op de volgende manier voldaan:

Het bestaande bouwperceel (van circa 1 ha) is nagenoeg volledig bebouwd. De ruimte naast de oorspronkelijke boerderij is vanuit zowel bedrijfsmatig oogpunt als vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet geschikt voor de bouw van een schuur. Tractoren hebben hier te weinig manoeuvreerruimte en de bouw van een moderne schuur direct naast de authentieke Oldambtster boerderij is hier niet gewenst. Ook is deze ruimte in gebruik als tuin en recentelijk is hier een slingertuin aangelegd.

Uit het bedrijfsontwikkelingsplan, zie bijlage, blijkt dat de bouw van de schuur vanuit de toekomstige bedrijfsvoering nodig is.

  • a. de historisch gegroeide landschapsstructuur wordt gerespecteerd. Er wordt gebouwd in het lint, tussen twee logische lijnen; dat van de Hoofdstraat en de achterliggende watering;
  • b. de schuur wordt gebouwd in lijn met de oorspronkelijke boerderij. Er wordt ruime afstand aangehouden tot de boerderij en tot de omliggende bomen.
  • c. er wijzigt niets aan de ontsluitingsstructuur van het erf.
  • d. de nieuwe schuur wordt gebouwd onder architectuur en maakt deel uit van één van de projecten van 'Boerderijen aan de waddenkust' van het Waddenfonds. De voorlopige adviesaanvraag is naar het oordeel van de Welstandscommissie niet strijdig met redelijke eisen van welstand.
  • e. de schuur wordt op het bestaande erf gebouwd, binnen de bestaande houtsingels. De bouw van de schuur past in het ritme van het lint. Schuren op het erf, achter de oorspronkelijke boerderij, zie je op veel meer plekken in het lint. Voorts heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden, waaruit naar voren kwam dat de schuur op de achterzijde van het perceel vanuit landschappelijk oogpunt geen probleem is. Enige voorwaarde is dat de zijde tussen de nieuwe schuur en de oprijlaan een groene inrichting (gras) krijgt. Daardoor blijft een groene uitstraling tussen de Hoofdstraat en het achterliggende gebied intact.
  • f. alle huidige opstallen op het bouwperceel worden optimaal gebruikt.
  • g. door de situering van de nieuwe schuur, de vorm en de aanwezigheid van bestaande beplanting, is de nieuwe schuur landschappelijk ingepast. In paragraaf 2.2 is een afbeelding opgenomen van het inpassingsplan. Daarop is te zien dat het gedeelte tussen het toegangspad en de nieuwe schuur een groene inrichting krijgt. Daardoor wordt er geen afbreuk gedaan aan de aanwezige slingertuin naast (en voor) de oorspronkelijke boerderij.
  • h. de schuur wordt gebruikt voor de opslag van stro, wat in de huidige situatie op het naastgelegen erf wordt opgeslagen. Deze agrarische activiteit heeft geen aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden tot gevolg. In hoofdstuk 4 komen de resultaten van diverse onderzoeken aan bod.
  • i. van lichtuitstraling is geen sprake, omdat het hier gaat om een schuur voor de opslag van stro. Hier zal in de regel geen verlichting branden.
  • j. uit het bedrijfsontwikkelingsplan blijkt dat de bouw van de schuur voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. De bouw van de loods heeft voor het bedrijf een duurzame betekenis.

In de regels zijn de bepalingen van artikel 5 van het bestemmingsplan Buitengebied, voorzover relevant, overgenomen.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een overeenkomst gesloten.

b. onder paragraaf 4.6 wordt ingegaan op het aspect archeologie. Hieruit blijkt dat de bodemingrepen niet leiden tot onevenredige aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid en wetgeving voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan. Daarnaast zulen voor de schuur de voorschriften vanuit het Activiteitenbesluit gelden.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst.

In het door VNG uitgegeven boekje "Bedrijven en milieuzonering" valt een akkerbouwbedrijf onder 011/012/013 Akkerbouw en fruitteelt. In de bedrijvenlijst bedraagt de grootste richtafstand 30 meter. Deze afstand is gebaseerd op het aspect geluid (in geval er continue geluid geproduceerd wordt). De afstand is geldig voor een rustige woonwijk en een rustig buitengebied.

De in de VNG-brochure genoemde afstanden gelden in principe tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning (ABRvS 10 augustus 2011, 200906804/1/R1).

In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende gebouwen:

  • Woningen aan de overzijde van de Hoofdstraat;
  • Een zorgboerderij te noorden van het plangebied;
  • Een woning ten zuiden van het plangebied;

De woningen aan de overzijde van het plangebied bevinden zich op meer dan 30 meter van het plangebied.

De zorgboerderij (bestemming Maatschappelijk) ligt direct ten noorden van het plangebied. De afstand vanaf de perceelsgrens tot aan de gevel van deze boerderij bedraagt circa 12 meter. Daarmee wordt niet aan de richtafstand voldaan. Voor de naastgelegen zorgboerderij is echter de vigerende bestemming van de huidige boerderij Hoofdstraat 28 maatgevend. Hier is sprake van de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Het plangebied krijgt deze aanduiding niet. De nieuwe schuur wordt gebruikt voor de opslag van stro. Alleen in de oogstperiode en enkele keren daarna is er sprake van laden en lossen. Geluidhinder met een continue karakter is daarmee niet aan de orde.

De afstand tot de woning ten zuiden van het plangebied bedraagt meer dan 30 meter.

Geconcludeerd kan worden dat de bouw van de schuur geen hinder oplevert voor omliggende gevoelige functies.

4.2 Bodem

In het geval er nieuwe gebouwen opgericht worden, waar mensen gemiddeld langer dan 2 uur per dag verblijven, dient voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouw, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik.

Omdat in dit geval er sprake is van de bouw van een schuur voor de opslag van stro en de locatie op grond van historische gegevens onverdacht is (de locatie is uitsluitend in gebruik geweest als cultuurgrond) kan een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem achterwege blijven.

4.3 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen in principe een geluidzone. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken.


De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. Het is slechts de bedoeling om agrarische bedrijfsbebouwing te realiseren. Een agrarisch gebouw is geen geluidsgevoelig object en er worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies of objecten aan het bedrijf toegevoegd. Een akoestisch onderzoek is niet nodig. De Wgh levert voor het bouwplan geen belemmeringen op.

Geluidhinder richting omgeving

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. De inrichting zal moeten voldoen aan de daarvoor geldende wetgeving. Binnen het plangebied kunnen al activiteiten plaatsvinden met een bepaald geluidsniveau. Deze situatie wijzigt door het afwijken van het bestemmingsplan niet. Omdat het gaat om de oprichting van een schuur voor opslag van stro, is er geen sprake van geluidsproductie vanuit de schuur.

 

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen.


De kern van deze wet bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen en voorziet in het zogenaamd Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het bevat een gebiedsgerichte aanpak en zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.


Ook projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van NIBM zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM.

Met het onderhavige plan kan een nieuwe schuur gebouwd worden. Deze vervangt een bestaande schuur. Het aantal ritten naar het perceel zal daarmee niet toenemen, waardoor ook de luchtkwaliteit niet verslechterd. Een nader onderzoek kan daarmee achterwege blijven.

4.5 Externe veiligheid

Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden, daarbij hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het Revi is in 2007 herzien, de afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn hierin verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Het besluit heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening en dus ook voor het bestemmingsplan. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi op bindende wijze rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0011.png"

Risicokaart

Uit de risicokaart blijkt dat in de directe omgeving geen zogenaamde risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS). De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De circulaire wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.

De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:

- vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;

- vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;

- aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).

In de nabijheid van het plangebied ligt de Hoofdstraat. Deze weg wordt volgens de risicokaart niet gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op het bestemmingsplan Buitengebied is echter op de Hoofdstraat de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' gelegd, met het oog op het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Het plangebied ligt buiten deze zone en maakt de oprichting van kwetsbare objecten niet mogelijk. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringen strook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen buisleidingen aanwezig zijn.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet.

Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het navolgende wordt aangegeven op welke wijze met het aspect archeologie en cultuurhistorie rekening wordt gehouden.

4.6.1 Archeologie

Beleid

In 1992 werd het Europese "Verdrag van Malta" ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd.

Deze wet heeft twee belangrijke uitgangspunten:

  • behoud van de archeologische waarden in hun originele context in de bodem (in situ), of als dit niet mogelijk is door opgraving en documentatie (ex situ);
  • de verstoorder betaalt


Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan, indien nodig, een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden.

De gemeente Oldambt heeft een Nota Archeologie laten opstellen. De Nota Archeologie is in oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente zet in op behoud van waardevolle archeologische, cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke relicten. Dit betekent dat behoud 'in situ' (ter plekke) wordt nagestreefd. Indien behoud (in situ) niet aan de orde is of niet aan de orde kan zijn, geeft de gemeente aan dat er onderzoek moet worden verricht, uit te voeren naar de richtlijnen die daaraan in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) zijn gesteld. Bij de Nota Archeologie is een beleidskaart gevoegd. Op de beleidskaart archeologie zijn verschillende categorieën (terreinen, kernen en verwachtingen) met kleurvlakken, lijnen of gearceerd weergegeven. De AMK terreinen staan met hun ARCHIS monumentennummer aangeduid. De archeologische waarden en verwachtingen zijn vertaald naar het bestemmingsplan Buitengebied. In het plangebied komen twee van dubbelbestemmingen voor archeologie voor:

  • Waarde - Archeologie 2: historische kernen, bebouwing en cultuurland-schappelijk waardevolle relicten: bureauonderzoek moet worden uitgevoerd bij ingrepen groter dan 100 m2.
  • Waarde - Archeologie 3: gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde: bureauonderzoek moet worden uitgevoerd bij ingrepen groter dan 200 m2.

Toetsing aan beleid

In het plangebied wordt een nieuwe schuur gebouwd. Voor deze schuur hoeft geen ontgraving plaats te vinden, omdat het plangebied ten behoeve van de bouw van de schuur juist opgehoogd moet worden. Het plangebied loopt namelijk richting het oosten behoorlijk af. Wel zal er in het plangebied geheid worden, maar daarmee wordt in totaal slechts enkele m² van de bodem verstoord. Daarmee blijft de ingreep ver beneden de 100 m² en kan een nader (bureau)onderzoek achterwege blijven.

Mocht er bij de werkzaamheden desondanks toch archeologische resten gevonden worden, dan dient dat direct gemeld te worden bij het bevoegd gezag.

De twee dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3) zijn nog steeds van toepassing op het plangebied, omdat er geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Deze dubbelbestemmingen zijn op de verbeelding, behorende bij dit wijzigingsplan, opgenomen.

4.6.2 Cultuurhistorie

Ruimtelijke cultuurhistorische elementen zijn aanwezig in de vorm van gebouwen en bouwwerken en zijn aanwezig in het landschap. In de eerste categorie, de gebouwen en bouwwerken (de historisch-stedenbouwkundige elementen), zijn vooral de elementen waardevol die karakteristiek zijn voor een bepaalde bouwstijl en zijn de elementen waardevol die iets vertellen over de levenswijze van destijds.

In de tweede categorie zijn de cultuurhistorische elementen vervat in het landschap (ook wel de historisch-geografische waarden genoemd). Hier zeggen bijvoorbeeld aspecten als de kavelstructuur en het wegenpatroon veel over een gebied (en de ontstaansgeschiedenis).

Historisch-(steden)bouwkundige waarden

Aan de Hoofdstraat 28 in Beerta staat een oude boerderij. Met hulp van het Waddenfonds is deze boerderij gerestaureerd, waardoor ook oorspronkelijke elementen zijn teruggebracht. In het plangebied bevinden zich verder geen historisch bouwkundige waarden.

Historisch-geografische waarden

Omstreeks 1830-1850 is al een duidelijk lint van boerderijen (en woningen) waarneembaar aan de Hoofdstraat, zie navolgende historisch kaartje.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0012.png"

Topografisch militaire kaart (1830-1850)

In de daaropvolgende eeuw is te zien dat er enkele woningen en boerderijen bij zijn gebouwd in het lint.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0013.png"

Topografisch militaire kaart (omstreeks 1934)

Doorwerking in het plan 

De bouw van de schuur past in de stedenbouwkundige structuur, oftewel in het bestaande lint van boerderijen.

Het wijzigingsplan heeft alleen betrekken op het nog onbebouwde deel van het erf. Omdat hier geen specifieke waarden aanwezig zijn, hoeven er geen extra beschermende regelingen in het wijzigingsplan opgenomen te worden.

4.7 Ecologie

Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000- gebieden komen in de omgeving van het plangebied niet voor. Het wijzigingsplan heeft dus geen negatieve invloed op de instandhoudingdoelstellingen van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Ecologische hoofdstructuur

Het rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het beleid is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. De bescherming van EHS-gebieden is alleen van toepassing op projecten, plannen en handelingen binnen de EHS.

Achter de bebouwing aan de overzijde van de Hoofdstraat ligt een EHS-gebied. Op navolgende luchtfoto is betreffend EHS-gebied in het groen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.01BP0001W01-0401_0014.png" 

Het plangebied ligt niet binnen de EHS en heeft geen gevolgen voor dit gebied.

Soortenbescherming Flora- en faunawet

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten – die in de wet zijn aangewezen – niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn – in het kader van de Flora- en faunawet – de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Het plangebied is nu in gebruik als grasland. Opgaande beplanting komt, behalve aan de randen van het plangebied niet voor. Er wordt ruime afstand aangehouden tot de bomen langs de verschillende zijden van het plangebied.

Voldoende aannemelijk is dat er geen te beschermen flora en fauna kan voorkomen. Een nader onderzoek is daarom niet zinvol.

4.8 Water

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het waterschap vroegtijdig op de hoogte gebracht te worden. Via de online watertoets is het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat de korte procedure van het waterschap gevolgd kan worden.

In het volgende komen de waterhuishoudkundig relevante aspecten aan bod.

Waterhuishoudkundige situatie

Het plangebied is momenteel onverhard en loopt vanaf de huidige boerderij naar achteren sterk af. Achter het perceel ligt een brede sloot, zoals te zien is op de luchtfoto (zie hoofdstuk 1).

Een deel van het plangebied zal in de nieuwe situatie verhard worden, dat betreft in feite alleen het oppervlak van de schuur (circa 700 m2) en een klein deel aan extra verharding ter hoogte van de ingang van de schuur. Aan de zijkant van de schuur wordt geen verharding aangebracht.

Hemelwater

In het plangebied zal de afwatering naar achteren, richting de bestaande sloot, plaatsvinden. Ook na ophoging van het perceel, zal er nog steeds sprake zijn van enig afschot. Het hemelwater dat op het dakoppervlak valt, zal afgevoerd worden naar de naastgelegen (onverharde) ruimte, waar het water in de bodem kan infiltreren. Hierdoor kunnen compenserende waterbergingsmaatregelen achterwege blijven.

Afvalwater

Met het plan neemt de hoeveelheid afvalwater niet toe. Het plan maakt de bouw van een schuur voor de opslag van stro mogelijk, deze activiteit zorgt niet voor afvalwater.

In de bijlage is het watertoetsdocument opgenomen. Hierin staat nadere informatie ten behoeve van de uitvoering van het plan.

4.9 Vormvrije MER-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. De beoogde activiteit, het opslaan van stro, wordt niet in deze lijst genoemd. Een vormvrije m.e.r. beoordeling kan daarmee achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Ten aanzien van de openbare voorzieningen zijn alle voorzieningen (gas/water/elektra) al aangelegd op onderhavig perceel.

Initiatiefnemer dient op grond van de legesverordening van de gemeente Oldambt een vast bedrag aan leges te voldoen en daarmee worden de kosten voor de gemeentelijke procedure gedekt.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een planschade overeenkomst gesloten.

Vanuit het aspect economische uitvoerbaarheid worden dan ook geen beperkingen verwacht voor de realisatie van de plannen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp wijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Ook is het ontwerp wijzigingsplan verzonden naar diverse overleginstanties. Er zijn geen zienswijzen ingediend, waardoor het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld kan worden.