direct naar inhoud van Regels
Plan: Moerkapelse Zijde ten oosten van 98 deel II
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.WpMkpzijtov98aMkp2-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan 'Moerkapelse Zijde ten oosten van 98 deel II' met identificatienummer NL.IMRO.1892.WpMkpzijtov98aMkp2-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 geldend bestemmingsplan

Onder het geldend bestemmingsplan wordt verstaan: het bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)', vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op 14 augustus 2013.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hieronder omschreven 'aan huis verbonden beroepen', gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.7 aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, daaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.11 bebouwingspercentage

Indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:

  • de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;

indien het percentage een bouwperceel betreft:

  • een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

Het bebouwingspercentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

1.12 bestaand
  • a. Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

Het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

Bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580.

1.25 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.26 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 erker

Een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidsgevoelige gebouwen

Gebouwen die dienen ter bewoning of een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.31 hoofdgebouw

Een gebouw dat, door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.32 huishouden

Een of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.33 overige begrippen

Voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)', vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op 14 augustus 2013.

1.34 overkapping

Een bijbehorend bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand.

1.35 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de dijk;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van dit plan.
1.36 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.37 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 verwijzing

De regels die deel uitmaken van het vigerende bestemmingsplan zijn op deze wijziging van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien in het vigerende bestemmingsplan verwezen wordt naar de verbeelding, de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding wordt bedoeld. Volledigheidshalve zijn de regels behorende bij de relevante enkel- en dubbelbestemmingen tevens opgenomen in Hoofdstuk 2.

1.39 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.40 voorgevel

De gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.41 voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.42 wijziging verbeelding

Dit plan wijzigt de verbeelding met NL.IMRO.1892.BpTweemansWVMKP-On01 van het bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)', vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op 14 augustus 2013, overeenkomstig de wijze zoals vervat in de verbeelding behorend bij dit plan.

1.43 wonen

Het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.44 woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand
  • a. Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
  • b. in geval van overstekken: de afstand tussen de verticale projectie op het gemiddelde niveau van dakvlakken.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.Ter verduidelijking: Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een overkapping

De verticale projectie van het dakvlak.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
  • a. tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, waarbij overstekken tot 1,00 meter niet worden meegerekend;
  • b. de verticale projectie van het dakvlak, indien het een gebouw betreft met maximaal drie dichte wanden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;

met daarbij behorend(e):

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 3.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden mogen voor maximaal 50% worden bebouwd met een maximum van 50 m²;
  • c. van een woning mag de naar de weg toegekeerde gevel enkel op dan wel tegen de bouwperceelsgrens, gelegen (parallel) aan de straatzijde, gebouwd worden;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,30 meter, tot een maximum van 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. het bevoegd gezag tevens afwijkt van de gebruiksregels zoals bedoeld in 3.6.2;
    • 2. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
    • 3. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
    • 4. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
    • 5. de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
  • b. Het bevoeg gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2. onder e, voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte, ten einde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat:
    • 1. a. de toegestane bouwhoogte met niet meer dan 0,8 m mag worden overschreden;
    • 2. de dakopbouw niet breder mag zijn dan 80% van de breedte van het dakvlak.
3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de bescherming van de groenstructuur;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Afsluiten mechanische ventilatie en plaatsing rookmelders

De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor wonen indien:

  • a. ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties in de woning door bewoners kunnen worden afgesloten en uitgeschakeld bij calamiteiten;
  • b. voldoende rookmelders in de diverse verblijfsruimten van de woning zijn geplaatst overeenkomstig het advies van de Veiligheidsregio Hollands-Midden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 3.1, onder b, teneinde de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 en 2 van de als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beïnvloedt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.
3.6.2 Afwijken bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder g teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  • c. de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • f. per woning niet meer dan één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande afstanden en maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
5.2 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

5.3 Ondergronds bouwen
5.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m onder peil gebouwd mag worden;
  • c. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
5.4 Vloerpeil

Voor het bouwen van nieuwe woningen geldt, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 het volgende:

  • a. in het kader van waterveiligheid mag het vloerpeil van woonbebouwing niet minder bedragen dan de hoogte van NAP -4,7 meter;
  • b. ter voorkoming van wateroverlast wordt op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied, het te hanteren vloerpeil nader bepaald, met dien verstande dat het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard vooraf schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Tot een met de bestemmingsregels strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen, materialen, emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik of het laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten;
  • f. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. de maximum toegestane goothoogte, bouwhoogte, afstands-, oppervlakte- en inhoudsmaten met ten hoogste 10 %;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
7.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 5 november 2019 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2019'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

8.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

8.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Moerkapelse Zijde ten oosten van 98 deel II van de gemeente Zuidplas.