direct naar inhoud van 5.3 Het plangebied
Plan: Kandt en Schotte
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.WpKandtenSchotte-VA01

5.3 Het plangebied

Waterkwantiteit
Het wijzigingsgebied wordt omsloten door waterlopen. Deze waterlopen zijn aangemerkt als boezemwater. De waterlopen zijn als 'Water' bestemd in dit wijzigingsplan. In het wijzigingsplan wordt niet voorzien in de demping van water of in een toename van verharding. Momenteel is het gehele terrein (4,5 ha groot) bebouwd. Het wijzigingsplan maakt mogelijk dat maximaal 90% van de gronden bebouwd mag worden. Hiermee neemt het bebouwd oppervlak af tot circa 4 ha. Aanvullend kan gemeld worden dat dit bebouwingspercentage erg ruim is voor de bedrijven die zich hier gaan vestigen. Het is niet aannemelijk dat de bedrijven de volledige bebouwingsruimte, die geboden wordt, benutten.

Het bebouwd oppervlak dat mogelijk wordt gemaakt met het voorliggende wijzigingsplan neemt af met circa 0,5 ha. Hierdoor is er geen noodzaak om extra water te realiseren.

Waterkwaliteit

In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit.

Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) en indien niet mogelijk of gewenst is dan rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool. Indien er bebouwing wordt opgericht op de gronden, wordt deze aangesloten op het gescheiden rioolstelsel.

Grondwater

Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke.

In geval van bouwactiviteiten dient er rekening gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving.

Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mag veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut.

Het voorliggende wijzigingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, welke een nadelig effect kunnen hebben op de grondwaterstand.