direct naar inhoud van Regels
Plan: Park de Zevenloft, Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.UpParkZevenloftZhn-Va02

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit uitwerkingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan ''Zuidplas-West'', vastgesteld op 16 juni 2009 door de gemeenteraad van Zevenhuizen-Moerkapelle, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan ''Zuidplas-West'' en het uitwerkingsplan, de regels van het uitwerkingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Aanvullende begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

2.1 het plan

het uitwerkingsplan 'Park de Zevenloft, Zevenhuizen' van de gemeente Zuidplas.

2.2 bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

2.3 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.UpParkZevenloftZhn- Va02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

Artikel 3 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

3.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien de goot/ de druplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

3.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.5 de breedte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

3.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Verkeer - Wegverkeer 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Wegverkeer 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met de functie van verblijf/verblijfsgebied en ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en groenvoorzieningen;
  • e. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. geluidwerende voorzieningen en geluidsreducerende maatregelen;
  • k. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen) en overige kunstwerken en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;

    met de daarbij behorende:
  • l. verhardingen;
  • m. bermen, bermsloten en greppels;
  • n. beplanting en overig groen;
  • o. bruggen, dammen en/of duikers;
  • p. straatmeubilair;
  • q. werken en werkzaamheden, bruggen, tunnels, viaducten, overkluizingen en andere kunstwerken;
  • r. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging, signalering en regeling van het verkeer;
  • s. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de hierna openomen bepalingen onder 4.2.2 tot en met 4.2.3;

4.2.2 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd met dien verstande dat voorzieningen van algemeen nut zo mogelijk zodanig dienen te worden gesitueerd en/of door beplanting te worden afgeschermd, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 50 m²;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter en de ondergrondse oppervlakte maximaal 100 m2.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen (beeldende) kunstobjecten en geluidwerende en geluidreducerende voorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:
    1. kunstobjecten maximaal 10 meter;
    2. lichtmasten maximaal 6 meter;
    3. geluidwerende en geluidreducerende voorzieningen maximaal 3 meter;
    4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 8 meter;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter en de ondergrondse oppervlakte maximaal 100 m2.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.2.2 sub d en/of 4.2.3 sub c, teneinde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere ondergrondse bouwdiepte en een grotere ondergrondse oppervlakte toe te staan.

4.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. bermen en groenvoorzieningen;

    alsmede ook voor:
  • d. vaarwater;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. oevers, oeverbeschoeiingen en taluds;
  • h. steigers en vlonders;
  • i. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de tochten;

met de daarbij behorende:

  • j. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van oeverbeschoeiingen bedraagt:
    1. aangrenzend aan de bestemming 'Wonen': maximaal 30cm ten opzichte van het waterpeil;
  • d. uitsluitend aangrenzend aan de bestemming 'Wonen' zijn vlonders ten dienste van de bestemming 'Wonen' toegestaan. Voor het bouwen van vlonders gelden de volgende regels:
    • 1. per woning is maximaal één vlonder toegestaan;
    • 2. de breedte van de vlonder mag 50% bedragen van de kavelbreedte van de bijbehorende woning;
    • 3. de vlonders dienen aan één zijde aaneengebouwd te worden met een aanliggende vlonder;
    • 4. voor wat betreft de diepte van de vlonder mag de vlonder maximaal 1 meter binnen de bestemming 'Water' vallen;
    • 5. het hoogteverschil tussen de onderkant van de vlonder en het waterpeil moet minimaal 50 cm bedragen;
    • 6. bij watergangen met een breedte tot 10 meter mogen géén steunpunten ten behoeve van de vlonder in de watergang worden aangebracht. Bij watergangen breder dan 10 meter is dit wel mogelijk, mits het gaat om overbreedte die niet noodzakelijk is voor de waterafvoer. Dit ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
    • 7. bij een maximale oversteek van 1 meter dient de onderkant van de constructie minimaal 1 meter boven het zomerpeil aangebracht te worden; indien de vlonder minder ver uitsteekt mag het evenredig lager worden aangelegd, conform onderstaande figuur:
      afbeelding "i_NL.IMRO.1892.UpParkZevenloftZhn-Va02_0014.png"
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.2 sub d, teneinde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere ondergrondse bouwdiepte en een grotere ondergrondse oppervlakte toe te staan.

5.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

5.4.1 Natuurlijke oevers

Circa 50% van de oevers moet worden aangelegd en in stand gehouden als natuurlijke oevers.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

5.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.5.3 Voorwaarden en advies

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten, zoals genoemd in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis als opgenomen in Bijlage 1, tot maximaal 70 m²;

    alsmede voor:
  • b. tuinen, gazons en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. bermen en groenvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen en geluidsreducerende maatregelen;
  • i. duurzaamheidsvoorzieningen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. in- en uitritten;
  • l. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum aantal wooneenheden binnen de bestemming Wonen bedraagt 17;
  • b. de woningen mogen uitsluitend in het daarvoor bestemde bouwvlak worden gebouwd ;
  • c. de bouwhoogte van grondgebonden woningen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van grondgebonden woningen mag ten hoogste 7 meter bedragen;
  • e. het bouwperceel voor woningen (vrijstaande en halfvrijstaande) mag tot maximaal 30% bebouwd worden;
  • f. de inhoud van de woning bedraagt, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m3;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw (woning), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • h. tenminste aan een zijde dient een strook van 3 meter naast de woning onbebouwd te blijven van gebouwen;
  • i. de onderlinge afstand tussen woningen (ten opzichte van woningen op naastgelegen bouwpercelen) dient minimaal 10 meter te bedragen, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen waar de afstandsnorm slechts aan een zijde geldt.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met inachtneming van het bepaalde in sub a dienen de bijbehorende bouwwerken gebouwd te worden op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter en de ondergrondse oppervlakte maximaal 100 m2;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande gebouwen en overkappingen per woning en woongebouw bedraagt maximaal 70m2.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vanaf 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter en de ondergrondse oppervlakte maximaal 100 m2;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5 meter.

6.2.4 Voorzieningen van algemeen nut
  • a. Op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat voorzieningen van algemeen nut zo mogelijk zodanig dienen te worden gesitueerd en/of door beplanting te worden afgeschermd, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 50 m²;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter en de ondergrondse oppervlakte maximaal 100 m2.

6.2.5 Erf- en terreinafscheidingen
  • a. Voor de bouw van erf- en terreinafscheidingen geldt dat de bouwhoogte vanaf 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.

6.2.6 Voorwaardelijke verplichting bouwen woningen Knibbelweg

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen gesitueerd aan de Knibbelweg kan alleen verleend worden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er wordt een volledig gesloten absorberend geluidsscherm gerealiseerd op de locatie zoals aangeduid op de inrichtingstekening in bijlage 2 van de Regels, zonder naden en kieren tussen de verschillende elementen van de schermconstructie, met een hoogte van 2 meter en met een minimale massa van 15 kg/m2, waarbij het scherm aan beide zijden absorberend dient te worden uitgevoerd met een reflectiefactor van 0,2;
  • b. De achtergevels op de 2e en 3e bouwlaag bij de woningen op bouwnummer 07 en 08 worden als dove gevel uitgevoerd, waarbij de gehele gevel een geluidwering heeft van ten minste 27 dB(A).; Daarnaast wordt de zijgevel bij de woning op bouwnummer 08 gerealiseerd met een geluidwering van ten minste 21 dB (A);
  • c. De achtergevels en de zijgevels bij de woningen op bouwnummer 09 en 10 worden gerealiseerd met een geluidwering van ten minste 24 dB(A);
  • d. De achtergevel en de zijgevel bij de woning op bouwnummer 11 wordt gerealiseerd met een geluidwering van tenminste 21 dB(A).

6.2.7 Voorwaardelijke verplichting gebruik woningen Knibbelweg

De woningen gesitueerd aan de Knibbelweg zoals genoemd in artikel 6.2.6 mogen alleen gebruikt worden indien de in artikel 6.2.6 onder a t/m d genoemde maatregelen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. het gebruik van delen van de woning en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  • d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden);
  • j. splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning op een bouwperceel na realisering en oplevering van de woningen. Per bouwperceel en hoofdgebouw is bij grondgebonden woningen maximaal 1 woning toegestaan; Tevens is het splitsen van de hoofdbebouwing in meerdere woningen niet toegestaan. Het aantal woningen binnen het plangebied mag na oplevering van alle woningen niet worden vergroot.

Artikel 7 Waterstaat - Waterloop

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterloop' aangeduide gronden, zijn – bij wijze van dubbelbestemming - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming, tevens bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van een watergang met de daarbij behorende oevers.

7.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals hiervoor aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

7.3 Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 7.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken waarvoor vergunning is verleend door de beheersinstantie van de watergang;
  • b. bouwwerken waartegen de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard zich niet verzet;
  • c. bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

7.4 Aanlegvergunning
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) en keurontheffing de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verbandhoudende constructies.

7.4.2 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.4.3 Advies

De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de belangen van de watergang c.q. waterhuishouding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheersinstantie van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de in 2019 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'

Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' rust een instandhoudingsplicht voor parkeervoorzieningen op eigen terrein.

9.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

9.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan de vaststelling van dit uitwerkingsplan in afwijking van de op 29 september 2013 vastgestelde ‘Beleidsnota Parkeernormen’ reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

9.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

9.5 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, entreepartijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, antennes, zonnepanelen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken

9.6 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1 mits indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1 mits;
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel.
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 m1;mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het wijzigen, toevoegen en/of schrappen van aanduidingen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgedaan.

12.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het uitwerkingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Afwijken

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende uitwerkingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan 'Park de Zevenloft, Zevenhuizen' van de gemeente Zuidplas.