Plan: | Julianaweg naast 6, Zevenhuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1892.OVJulianawegna6Zhn-Va01 |
De initiatiefnemer is voornemens om op het perceel ten zuiden van Julianaweg 6 in Zevenhuizen een vrijstaande woning te realiseren. De locatie is nu in agrarisch gebruik. Sinds 2009 geldt voor het perceel bestemmingsplan 'Zuidplas Noord' waarin voor deze locatie een uit te werken woonbestemming is opgenomen.
In het bestemmingsplan ‘Zuidplas Noord’ is een toekomstige ontwikkeling van de woningbouw voorzien voor Moerkapelle Zuid. Deze grootschalige woningbouwlocatie is momenteel nog onvoldoende concreet uitgewerkt. Wel zijn in het kader van een haalbaarheidsstudie diverse scenario's uitgewerkt voor de ontwikkeling van het gehele gebied. Voorliggende planlocatie aan de Julianaweg naast nummer 6 bevindt zich aan de rand van dit gebied. In dit lint is in elk model van de haalbaarheidsstudie ruimte voor woningbouw. De bouw van de woning zal geen inbreuk doen op de mogelijkheden voor woningbouw in de rest van het gebied. Het college van de gemeente Zuidplas heeft op 30 augustus 2022 een positief besluit genomen op het principeverzoek voor de bouw van een woning op deze locatie.
Voorliggend initiatief kan niet worden uitgevoerd binnen de regels van het geldende bestemmingsplan, omdat de uit te werken woonbestemming geen rechtstreekse bouwtitel biedt. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling middels een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen ten zuiden van het perceel Julianaweg 6 in Zevenhuizen in het buitengebied van gemeente Zuidplas. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied betreft het perceel ten zuiden van Julianaweg 6 gelegen net buiten de kern van Moerkapelle. De omgeving is te typeren als een lint aan de Ringvaart met afwisselend burgerwoningen, bedrijven en agrarische percelen met veelal glastuinbouw. Het perceel is momenteel in gebruik als akkerland. Het kavel heeft een oppervlak van 2.482 m² en staat kadastraal bekend onder Zevenhuizen, sectie F, perceelnummer 925. Navolgende afbeelding geeft de huidige situatie weer.
Luchtfoto met plangebied rood omlijnd (bron: PDOK viewer)
Voorliggend initiatief maakt de bouw van een vrijstaande woning mogelijk op het perceel ten zuiden van Julianaweg 6. De woning bestaat uit een bouwlaag met een bovenverdieping onder een forse kap. Aan de achterzijde wordt een aanbouw gerealiseerd met bijkeuken en garage, uitgevoerd met een lagere kap. De woning is levensloopbestendig gezien het volledige woonprogramma zich bevindt op de begane grond. Het ontwerp van de woning en het perceel sluit aan bij de regels welke gelden voor de woonbestemming en kwaliteitszone binnen het vigerende bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3.6 voor een nadere toelichting) en de eisen gesteld in het Beeldkwaliteitplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart (zie paragraaf 3.3.3 voor een nadere toelichting).
Het perceel wordt aan de zuidzijde ontsloten. Hier is voldoende ruimte om te parkeren. Meer over het aspect parkeren in paragraaf 4.4.
Navolgende afbeeldingen geven de positie van de woning op het perceel en impressies van de toekomstige situatie weer.
Ontwerp van de nieuwe woning (bron: Tukker Architecten)
Nieuwe woning gezien vanaf de Julianaweg (bron: Tukker Architecten)
Nieuwe woning gezien vanaf de achterzijde (bron: Tukker Architecten)
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI en het Barro. De ontwikkeling raakt daarmee niet aan één of meerdere aspecten met een nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Dit plan voorziet in het mogelijk maken van één woning binnen het plangebied. Uit jurisprudentie blijkt dat pas van een stedelijke ontwikkeling sprake is als woningbouwprojecten voorzien in 12 nieuwe woningen of meer. Voorliggend plan blijft hier qua aantal onder, waardoor er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en een verdere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
Voorliggend initiatief past binnen het rijksbeleid.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze zijn op 01-04-2019 inwerking getreden en later diverse keren op onderdelen gewijzigd. Met het samenvoegen van verschillende beleidsplannen c.q. verordeningen sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.
Met het Omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Vanuit het bestaande beleid gaat het hier om een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
Beleid voor ruimtelijke kwaliteit
De inzet van de provincie is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en versterking
van de ruimtelijke kwaliteit, zoals benoemd op de kwaliteitskaart en uitgewerkt in richtpunten. De
kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk
vindt. De vier lagen zijn samengevat in één kaartbeeld; de integrale kwaliteitskaart. De vier lagen zijn:
Het kwaliteitsbeleid gaat uit van 'ja, mits': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied.
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van
belang. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact is. Er wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.
(bron: Omgevingsvisie Zuid-Holland, 2019)
Planspecifiek
Voorliggende locatie is in de Omgevingsverordening aangewezen als woningbouwlocatie op de kaart Grote Buitenstedelijke bouwlocaties. In Artikel 6.10 is aangegeven dat deze locaties ruimte bieden voor de behoefte aan stedelijke ontwikkelingen die niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden. In dergelijke ontwikkelingen dient er voorzien te worden in voldoende sociale huurwoningen, moet de ladder voor duurzame verstedelijking te doorlopen en het initiatief passen binnen de regionale (woon)visie.
Het plangebied ligt binnen een gebied wat al sinds 2009 in aanmerking komt voor grootschalige woningbouw. De ontwikkeling van een woning draagt bij aan het realiseren van woningen in het gebied. Door de ligging van het perceel aan de rand van deze grootschalige woningbouwlocatie aan een bestaande ontsluitingsweg is dit kavel inpasbaar binnen verdere toekomstige woningbouwontwikkelingen op deze locatie. Geconcludeerd wordt dat het initiatief passend is in de Omgevingsvisie en -verordening.
Op 13 juli 2021 heeft de gemeenteraad van Zuidplas de Omgevingsvisie Zuidplas 2040 vastgesteld. In de visie zijn de ambities voor de lange termijn opgenomen, tot 2040. Met de omgevingsvisie wordt richting gegeven aan toekomstige ontwikkelingen die plaatsvinden in een veilige en gezonde fysieke leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit voor inwoners. De gemeente wil bijdragen aan de (boven)regionale verstedelijkingsopgave (met name met het Vijfde Dorp) en de duurzaamheidsopgave, waarbij gestreefd wordt naar een aantrekkelijk, duurzaam, ondernemend en gezond Zuidplas. De omgevingsvisie geeft houvast om de ambities te vertalen naar de visie op de dorpen en de overige deelgebieden binnen de gemeente.
Ten aanzien van woningbouw zet de gemeente vooral in op het bouwen van inbreidingslocaties binnen de dorpen wanneer de geplande uitbreidingen aan de dorpen zijn gerealiseerd. Daarnaast wordt ingezet op aanpassingen van de bestaande woningvoorraad.
Planspecifiek
Het gebied Moerkapelle/Zevenhuizen is in de Omgevingsvisie Zuidplas 2040 aangegeven als concentratie glastuinbouw. Het gebied is ook aangewezen voor transformatie, waardoor woningbouw ook tot de mogelijkheden behoort, in het bijzonder langs het lint.
Het gebied is al langere tijd in beeld voor woningbouw. In de voorganger van de Omgevingsvisie, de Structuurvisie Zuidplas 2030, was het plangebied aangeduid als 'Dorp of buurtschap toekomstig' en sinds 2009 ligt er een bestemming ''Woongebied – Uit te werken 2''. Sinds 2009 zijn de plannen van deze woningbouwontwikkeling nog niet van de grond gekomen. In 2020 is door het college de haalbaarheidsstudie Moerkapelle Zuid vastgesteld waarin scenario's uitgewerkt zijn voor de ontwikkeling van het gehele gebied (inclusief de glastuinbouw). Voorliggend plangebied bevindt zich aan de rand van dit gebied, waar in elk model van de haalbaarheidsstudie ruimte is voor woningbouw.
Het toevoegen van woningen kan derhalve al langere tijd als passend binnen het beleid van de gemeente Zuidplas worden beschouwd. Geconcludeerd wordt dat voorliggend initiatief passend is binnen de Omgevingsvisie Zuidplas 2040.
Op 23 januari 2019 is de 'Woonvisie 2025 - Dorps wonen in Zuidplas, nu en in de toekomst' door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie wordt het beleid geschetst ten aanzien van wonen in Zuidplas tot 2025. De woonvisie dient gebruikt te worden als het programmatische toetsingskader voor nieuwe woningbouwontwikkelingen. De visie volgt de volgende strategie:
Bij de realisatie van de voorgenoemde strategieën worden de volgende drie speerpunten genoemd:
Uit de woonvisie blijkt dat de vraag naar diverse woningtypen toeneemt en in diverse woon- en prijssegmenten. De uitgangspunten genoemd in de visie bieden houvast in de onderhandelingen over nieuwbouw met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Per nieuwbouwproject wordt getoetst op basis van de locatie, de marktomstandigheden, de hoeveelheid en type woningen, prijsklasse, eigendomsverhoudingen (huur of koop) en kwaliteitsniveau. Over het algemeen kan worden gesteld dat het toevoegen van 1 à 2 woningen per perceel in overeenstemming is met de uitgangspunten van de Woonvisie.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief betreft de toevoeging van 1 woning aan het lint aan de Julianaweg. De woning wordt levensloopbestendig gebouwd, waarmee wordt ingespeeld op de strategie dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Geconcludeerd wordt dat het initiatief passend is binnen de Woonvisie 2025.
De gemeente Zuidplas heeft op 29 november 2011 het Beeldkwaliteitplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is gekoppeld aan de bestemmingsplannen ‘Zuidplas West Nieuwerkerk’, ‘Zuidplas West Zevenhuizen-Moerkapelle’, ‘Zuidplas Noord’ en ‘Rode Waterparel’. Het College van Burgemeester en Wethouders dienen nieuwe ontwikkelingen, zoals voorliggend plan, te toetsen aan de regels opgenomen in dit beeldkwaliteitsplan. Hiermee is geborgd dat de lintzones en de Kwaliteitszone Ringvaart ook na de transformatie herkenbaar en onderscheidend blijven, om het ‘geheugen van de polder’ te behouden.
Er zijn in het gebied drie typen linten te onderscheiden:
Nieuwe lintbebouwing in een bestaand lint wordt ingepast en heeft bij voorkeur de gangbare perceelbreedte van 40 meter en een diepte van minimaal 50 meter. De ambitie is om de ruimtelijke kwaliteit van de linten als autonome elementen, dus los van de velden, in stand te houden en te versterken. Het bereiken en handhaven van de menselijke schaal is uitgangspunt met als doel het gehele gebied van de Zuidplaspolder aantrekkelijker en herbergzaam te maken. Het karakter van de bestaande bebouwing laat zich het beste typeren als een grote mate van differentiatie binnen een landelijke sfeer. De variatie is te vinden in architectuur, detaillering en kapvorm.
Voor woningbouw in de kwaliteitszone Ringvaart gelden extra kwaliteitseisen. De kavels in de kwaliteitszone langs de Ringvaart kenmerken zich doordat de bebouwing en de kavelgrenzen in het verkavelingspatroon van de Zuidplaspolder liggen, waardoor er een typische zaagtandverkaveling ontstaat van driehoekige voortuinen en verspringende bebouwing. De bebouwing is net als in de linten gevarieerd. De beeldkwaliteiteisen voor de kwaliteitszone langs de Ringvaart zijn:
Oriëntatie:
Bouwvolume:
Bebouwingsrichting:
Kapvorm:
Materiaalgebruik:
Planspecifiek
Voorliggend plangebied valt binnen het aan het beeldkwaliteitsplan gekoppelde bestemmingsplan 'Zuidplas Noord' en is hierin aangemerkt als “specifieke vorm van wonen – kwaliteitszone" langs de Ringvaart. Voor de locatie geldt een uit te werken bestemming ten aanzien van wonen, in het bestemmingsplan opgenomen met bestemming “Woongebied – Uit te werken 2”.
Voorliggend plangebied betreft een enkel lint met daarachter wonen. Het perceel heeft de in de visie genoemde voorkeursmaten voor nieuwe lintbebouwing van minimaal 50 m diepte en (bij voorkeur) 40 m breed. Daarnaast worden de kwaliteitseisen gevolgd doordat de woning is georiënteerd op de Ringvaart, er sprake is van een zaagtandverkaveling, de nokrichting staat in de richting van de verkaveling en er wordt bij de materialisering veel gebruik gemaakt van glas en hout. Het initiatief wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan het beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart.
De welstandsnota is het beleidsdocument dat voorziet in de criteria die burgemeester en wethouders hanteren bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning op welstandsvereisten. Middels de Welstandsnota Zuidplas 2015 geeft de gemeente Zuidplas aan hoe de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd. De gemeente hanteert het principe 'welstandsvrij, tenzij...'. Dat betekent dat de gemeente in principe welstandsvrij is. Uitzondering daarop zijn kwetsbare gebieden.
Met de invoering van de Omgevingswet verdwijnt de term 'welstand'. Daarom heeft de gemeente Zuidplas als opvolger de Nota Omgevingskwaliteit Zuidplas in de maak. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente Zuidplas met omgevingskwaliteit om wil gaan. Er worden vier regieniveaus onderscheiden: minimaal (ca. gelijk aan welstandsvrij), basisregie, maatwerkregie (ca. gelijk aan zwaar regime) en eigen regie (ca. gelijk aan beeldkwaliteitplan).
Planspecifiek
Uit het raadplegen van de welstandskaart van de gemeente Zuidplas blijkt dat het voorste gedeelte van het plangebied in een gebied ligt met het welstandsniveau 'zwaar', het overige gedeelte van het plangebied is welstandsniveau 'vrij'. Het plangebied maakt onderdeel uit van de structuurdrager Ringvaart, waarvan de herkenbare karakteristieken behouden dienen te blijven. In paragraaf 3.3.3 is bekeken of het initiatief voldoet aan de criteria uit het beeldkwaliteitsplan Linten & Kwaliteitszone Ringvaart. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal de aanvraag door de welstandscommissie getoetst worden aan dit beeldkwaliteitsplan.
De gemeente Zuidplas heeft in het programma Duurzaamheid & Klimaatadaptatie 2019 – 2025 het doel gesteld om in 2050 een duurzame en toekomstbestendige gemeente te zijn. De gemeente Zuidplas wil echter verder kijken dan de energietransitie. Er wordt ook gekeken naar het veranderende klimaat en hoe gemeente Zuidplas een aantrekkelijke leefomgeving kan ontwikkelen en behouden. Het programma Duurzaamheid & Klimaatadaptatie 2019 – 2025 bestaat uit de volgende thema’s:
Planspecifiek
De gemeente Zuidplas streeft naar duurzame ontwikkelingen. Met de voorgenomen ontwikkeling zal worden aangesloten bij dit streven, waarbij voldaan dient te worden aan de normen van Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). De woning wordt gasloos uitgevoerd en voorzien van goede isolatie. Daarnaast wordt het plangebied klimaatadaptief ingericht, waarbij binnen het perceel voldoende mogelijkheden zijn om het regenwater op te vangen bij zware weersomstandigheden. Het hemelwater wordt afgevoerd naar de watergang aan de voorzijde van het plangebied.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief passend is binnen de ambities op het gebied van duurzaamheid van de gemeente Zuidplas.
Het plangebied ligt in het planologische regime van het bestemmingsplan 'Zuidplas Noord', dat op 16 juni 2009 is vastgesteld. Tevens geldt de 'Parapluherziening Archeologie', vastgesteld op 6 maart 2018, en de 'Parapluherziening Parkeren', vastgesteld op 24 april 2018. De volgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Zuidplas Noord' met plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijke plannen.nl)
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Woongebied - Uit te werken 2'. Deze bestemming is opgenomen voor de toekomstige ontwikkeling van de woningbouwontwikkeling Moerkapelle Zuid, waar grootschalige woningbouw is voorzien. Het vigerende bestemmingsplan biedt echter geen rechtstreekse bouwtitel. Vanwege de positie van de nieuwe woning aan de rand van de bestemming zal het initiatief geen inbreuk doen op de mogelijkheden voor grootschalige woningbouw en is de voorgenomen ontwikkeling voorstelbaar.
Daarnaast geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone'. Binnen deze zone zijn uitsluitend de woningtypes vrijstaand en half vrijstaand toegestaan. De beoogde woning zal een vrijstaande woning zijn, wat past binnen deze functieaanduiding.
Het college heeft positief besloten op het ingediende principeverzoek. Om de woning te kunnen realiseren is een uitgebreide Wabo procedure benodigd, daarvoor is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in het realiseren van een woning binnen het plangebied. Om te kunnen bepalen of de bodemkwaliteit aansluit op het toekomstig functiegebruik is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1. In het onderzoek is geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling en dat er geen nader onderzoek nodig is.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). De grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) | PM10 (fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | ||
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2018 (µg/m3) | 16,1 µg/m3 | 15,9 µg/m3 | 8,5 µg/m3 | |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang (de realisatie van één woning) ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai te kijken. Industrielawaai en spoorweglawaai zijn door de ruime afstand tot industriegebieden en spoorlijnen niet aan de orde. De in de omgeving aanwezige glastuinbouw ligt op voldoende afstand tot het initiatief om geen belemmering te vormen voor de voorgenomen ontwikkeling (zie ook paragraaf 4.1.5).
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone geluid van zowel de Julianaweg als de Noordeinde, beide 50 km/u wegen. Hierom is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat er maximale geluidbelastingen na aftrek optreden van 38 dB vanwege de Julianaweg en 43 dB vanwege Noordeinde. Derhalve wordt voor beide wegen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en worden er zowel vanuit de Wgh als het gemeentelijk beleid geen nadere eisen gesteld voor de nieuw te bouwen woning.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
geurgevoelig object gelegen in: |
maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in de oprichting van een woning, die aangemerkt kan worden als geurgevoelig object. In de nabije omgeving zijn geen veehouderijen aanwezig, waarmee er geen sprake is van geurhinder op de nieuwe woning. Daarnaast kan op voorhand worden gesteld dat er geen veehouderijen worden belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden door voorliggend plan.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft het toevoegen van een woning. Dit betreft een milieugevoelig object in het kader van milieuzonering. Het plangebied ligt in een gemengd gebied net buiten de kern Moerkapelle. In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende functies, waaronder burgerwoningen, dienstverlening, bedrijven en agrarische bedrijven. Om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat zijn in navolgende tabel de functies met hun milieucategorie, richtafstand en feitelijke afstand tot het plangebied opgenomen. Omdat er sprake is van een gemengd gebied, wordt het plan getoetst aan één afstandscategorie lager.
Functie (adres) | Categorie | Minimale richtafstand (gemengd gebied) | Feitelijke afstand tot plangebied |
Noordeinde 79, Zevenhuizen, Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeder |
3.1 | 30 m (geluid) | ca. 77 m |
Noordeinde 75, Zevenhuizen, Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden | 2 | 10 m (geluid) | ca. 185 m |
Bredeweg 30 Moerkapelle, Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 | 30 m (geluid) | ca. 195 m |
Bredeweg 31 Moerkapelle , Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | 10 m (geluid) | ca. 210 m |
Bredeweg 24, Moerkapelle, Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 | 50 m (geluid) | ca. 150 m |
Voorgaande tabel geeft aan dat omliggende bedrijven op ruime afstand liggen ten aanzien van voorliggend plangebied en er ruimschoots aan de richtafstanden wordt voldaan. Ter plaatse van de nieuwe woning is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast worden met de ontwikkeling geen bedrijven belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website atlasleefomgeving.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website. Het plangebied is hier globaal aangegeven met de blauwe cirkel.
Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
Uit voorgaande kaart blijkt dat het plangebied op ruime afstand ligt van omliggende inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes. De aardgasbuisleidingen ten westen van het plangebied liggen op ca. 750 m, buiten het invloedsgebied van de buisleidingen. Er is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Watertoets
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is middels het invullen van de digitale watertoets op de hoogte gebracht van voorliggend initiatief. De uitkomsten van de watertoets zijn opgenomen als bijlage 3. Er is sprake van een plan met een geringe invloed op de taken en belangen van het waterschap. Een nadere beoordeling door het waterschap is daarmee niet aan de orde.
Verhard oppervlak en hemelwater
De woning, het bijgebouw en inrit zorgen voor een toename van circa 400 m² verharding, waarmee de ontwikkeling onder de vanuit het hoogheemraadschap gestelde vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² blijft. Rondom de toekomstige woning is voldoende ruimte om het hemelwater op te vangen en af te voeren naar de sloot aan de voorzijde van het perceel (zie afbeelding hierna). Er zijn geen waterhuishoudkundige belangen in het geding.
Watergangen in de omgeving van het plangebied
Afvalwater
De nieuwe woning zal worden aangesloten op de bestaande riolering in de Julianaweg.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park of Natuurnetwerk Nederland. De planlocatie is gelegen op een afstand van circa 8,1 km tot het Natura2000-gebied De Wilck. Gelet op de omvang van de ontwikkeling (bouw van één woning) en de afstand tot beschermd natuurgebied kan het optreden van significante negatieve effecten als gevolg van geluid, licht, trillingen etc. worden uitgesloten. Om te bepalen of het bouwen en het gebruik van de woning leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied is een Voortoets stikstofdepositie uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in bijlage 4. In de rapportage wordt geconcludeerd dat zowel in de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van een toename van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar en derhalve kunnen mogelijke negatieve effecten op beschermde Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Het aanvragen van een Wnb-vergunning is niet nodig voor dit project.
Soortenbescherming
Het plangebied betreft in de huidige situatie een agrarisch perceel. De gronden worden intensief gebruikt voor het kweken van gewassen. Bebouwing (en daarmee schuilmogelijkheden voor soorten) ontbreekt. Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling worden geen oppervlaktewater, bomen of andere landschapselementen verwijderd. Gezien het huidige gebruik van de locatie, de ligging en de beoogde ingrepen zijn negatieve effecten op beschermde soorten niet te verwachten.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Verkeersaantrekkende werking
De verkeersaantrekkende werking neemt door de realisatie van een woning aan de Julianaweg zeer beperkt toe. De Julianaweg en de andere verkeerswegen in de omgeving van het plangebied kunnen deze toename goed aan.
Parkeren
In het plangebied geldt het 'Parapluherziening parkeren' van de gemeente Zuidplas, vastgesteld op 24 april 2018, wat gebaseerd is op de 'Beleidsnota parkeernormen' (d.d. 29 september 2013). Voor de nieuwe woning dienen volgens de norm 2,8 parkeerplaatsen aangelegd te worden. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om hier aan te voldoen en er worden aan de zuidzijde van de woning 3 parkeerplaatsen ingepast.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Zuidplas Noord behoort tot het Centrale Droogmakerijen Landschap, dat is ontstaan uit verveningen. Kenmerken van dit type polderlandschap is de uiterst functionele inrichting. De laag gelegen polders worden omringd door hoger gelegen boezemwateren: bestaande watergangen of aangelegde ringvaarten. Het verkavelingspatroon is rationeel en opgebouwd volgens het principe van het raster. Vanuit landschappelijk oogpunt zijn de tochten binnen dit verkavelingspatroon het meest kenmerkend: lange rechte verzamelsloten, met daarlangs eventueel wegen. Het resultaat van deze functionele inrichting is een van oorsprong helder opgebouwd landschap met grote hoogteverschillen en lange zichtlijnen. De oorspronkelijke opzet van de polders is momenteel alleen nog te herkennen aan de verkaveling en de hoger gelegen dijken aan de randen.
De lanen, linten en tochten in de omgeving van het plangebied worden in het Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland gewaardeerd als historisch landschappelijke lijnen van een redelijk hoge waarde. De ringvaart in het westen van het plangebied is aangewezen als historisch-landschappelijke lijn van hoge waarde. Cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn de verkavelings- en ontginningspatronen, dezen worden zoveel mogelijk beschermd. Daarnaast is de openheid van het landschap een cultuurhistorische waarde in de omgeving. De nieuwe woning wordt aan de bestaande lintbebouwing gebouwd en de kavelrichting van het perceel ten op zichte van de Rijnvaart wordt niet gewijzigd. Het plan past in de typische zaagtandverkaveling met driehoekige voortuinen en verspringende bebouwing. Hiermee blijft de historische structuur en dus de leesbaarheid van het landschap gehandhaafd.
Archeologie
De gemeente Zuidplas heeft voor haar grondgebied de 'Parapluherziening Archeologie' vastgesteld op 6 maart 2018. Deze herziening vindt zijn grondslag in de in november 2010 vastgestelde beleidsnota Archeologie en de in juni 2017 opgestelde nota “Actualisatie archeologische beleidskaart gemeente Zuidplas”. Op basis van de archeologische beleidskaart is te zien dat voor voorliggend gebied geen archeologische verwachting en vereisten gelden. Het uitvoeren van archeologie onderzoek is daarmee ook niet aan de orde.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Inspraak
Dit plan met een beperkte reikwijdte is niet voor inspraak ter visie gelegd. De directe buren zijn op de hoogte van dit plan.
Overleg
Dit plan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang, aangezien het om het mogelijk maken van slechts één woning gaat in een gebied dat de bestemming 'Woongebied – Uit te werken' heeft. Het Hoogheemraadschap is middels de digitale watertoets op de hoogte gesteld van de planvorming.
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken heeft van 10 juni 2024 tot 22 juli 2024 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.