Regels
hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
de
beheersverordening Partiële herziening beheersverordening
Moordrecht met identificatienummer NL.IMRO.1892.HerzBvMoordrecht-Va01 van
de Gemeente Zuidplas;
1.2 beheersverordening
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 archeologisch deskundige
een deskundige
met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan de
door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
1.4 archeologisch onderzoek
onderzoek in het
kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een
gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en werkend volgens de
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.5 archeologisch verwachting
de aan een gebied
toegekende verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in
dat gebied te verwachten overblijfselen uit oude tijden;
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.7 gebouw
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.8 hoofdbewoner
degene die
officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is
en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van
bepaalde lasten;
1.9 hoofdgebouw
gebouw, of
bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan
bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een
omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel
zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;
1.10 huishouden
persoon of groep
personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die
binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.11 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke
geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig
kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is
van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als
wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire
voorzieningen;
1.12 wonen
gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning;
1.13 woning
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.14 woning/ wooneenheid
een complex van
ruimten dat blijkens zijn indeling geschikt bestemd en bedoeld is voor
de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
1.15 woningsplitsing
het bouwkundig
en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer
zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een
bijbehorend bouwwerk;
1.16 zelfstandige huurwoning
zelfstandige woonruimte, welke verhuurd wordt;
1.17 zelfstandige woonruimte
woonruimte die
een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond
zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke
voorzieningen buiten de woonruimte.
Artikel 2 Toepassingsregels
Deze
beheersverordening is van toepassing op de beheersverordening
Moordrecht, NL.IMRO.1892.HerzBvMoordrecht-Va01, vastgesteld 06 maart 2018.
Artikel 3 Betrekking tot andere beheersverordeningen
- De regels uit
deze beheersverordening zijn een aanvulling op of vervangen
gedeeltelijk de regels van de onderliggende beheersverordening van de
gemeente Zuidplas. Indien de onderliggende beheersverordeningen geen
regels bevatten omtrent archeologie, parkeren en/of verkamering dan
gelden de regels uit deze beheersverordening als aanvulling op de
onderliggende beheersverordening.
- Indien de
onderliggende beheersverordening wel regels bevat omtrent archeologie,
parkeren en/of verkamering dan worden deze regels vervangen door de
regels uit deze Partiële herziening beheersverordening Moordrecht.
- Andere regels
dan regels met betrekking tot toeristische verhuur, kamerverhuur- en/of
woningsplitsing blijven gelden zoals benoemd in onderliggende
beheersverordening.
hoofdstuk 2 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
- In de
bestemmingsomschrijving van alle bestemmingsplannen welke in de
bijlagen van het in artikel 2 genoemde plan zijn opgenomen waar een
woonfunctie is toegestaan, zijn de begrippen van Artikel 1, zoals
weergegeven in 1.9, 1.10 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 1.16 en 1.17 van
toepassing, voor het overige blijven de betreffende bestemmingsplannen
van kracht.
- In de
bestemmingsomschrijving van alle bestemmingsplannen welke in de
bijlagen van het in artikel 2 genoemde plan zijn opgenomen waarvan de
begripsomschrijving afwijkt van de begrippen van artikel 1 zoals
weergegeven 1.9, 1.10 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 1.16 en 1.17, wordt
dit begrip en de bijbehorende begripsomschrijving vervangen door het
bepaalde in artikel 1.
5.2 Specifieke gebruiksregels
5.2.1 Gebruik woning door één huishouden
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
- het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur of onzelfstandige woonruimte.
Artikel 6 Parkeren
6.1 Omgevingsvergunning
Een
omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen
van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien
bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet
op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende
mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's
in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein
dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals
vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota
Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode
worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens
rechtsopvolger.
6.2 Laden en lossen
Indien de
bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten
behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze
behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw,
dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW. Indien deze
beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst
te worden aan diens rechtsopvolger.
6.3 Uitzondering
Het bepaalde in
artikel 4.1.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan
de vaststelling van deze parapluherziening in afwijking van de op 29
september 2013 vastgestelde ‘Beleidsnota Parkeernormen’
reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een
raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen
gemeente en ontwikkelende partij.
Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.
6.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Ten behoeve van
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels
- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op
één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bouwwerken in andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2
van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken
worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van
onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan
de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het
college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat
de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden
geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van een
archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden
om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter beneden
maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- een oppervlakte beslaan van niet meer dan 50 m2;
- reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit
plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 7.2:
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning
De in 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan
de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager een
archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde
van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de aanvrager
van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt
dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden
geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van
een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de
bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk van de
verbeelding wordt verwijderd, indien:
- uit
archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén
archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom
géén bescherming behoeven;
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Ten behoeve van
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels
- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op
één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2
van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken
worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van
onderstaande voorwaarden:
- de
aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op
de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het
college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
- de
aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd,
waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten
niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van een
archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden
om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter beneden
maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- een oppervlakte beslaan van niet meer dan 100 m2;
- reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit
plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 8.2:
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning
De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan
de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager een
archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde
van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de aanvrager
van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt
dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden
geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van
een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de
bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk van de
verbeelding wordt verwijderd, indien:
- uit
archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén
archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom
géén bescherming behoeven;
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Ten behoeve van
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels
- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op
één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 3 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 van
dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden
gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande
voorwaarden:
- de
aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op
de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het
college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
- de
aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd,
waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten
niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan
de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van een
archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden
om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 3 meter beneden
maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- een oppervlakte beslaan van niet meer dan 1.000 m2;
- reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit
plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 9.2:
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning
De in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan
de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager een
archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde
van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de aanvrager
van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt
dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden
geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van
een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan
worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de
bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk van de
verbeelding wordt verwijderd, indien:
- uit
archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén
archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom
géén bescherming behoeven;
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht bouwwerken
10.1
Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in 10.1 en
een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
10.3
Het bepaalde in 10.1
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 11 Overgangsrecht gebruik
11.1
Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in 11.1,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
11.3
Indien het gebruik, bedoeld in 11.1,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.4
Het bepaalde in 11.1,
is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de
voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als:
Regels van de Partiële herziening beheersverordening Moordrecht.