Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: tuincentrum Van der Spek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1892.BptuincvdSpekZhn-Va02

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 
Plandeel geschorst bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3 d.d. 12 oktober 2022 - rechtsgevolgen blijven in stand met uitzondering van - artikel 3.1, aanhef, onder c en d, van de planregels; - artikel 3.3.3 van de planregels; - artikel 3.3.6 van de planregels, voor zover het betreft de zinsnede "inclusief ondergeschikte functies horeca en indoorspeeltuin", en - artikel 1.54 van de planregels voor zover het betreft het woorddeel "hoofd" van het woord "hoofdassortiment".

1.1 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 Achtererfgebied

1.4 Aan-huis-gebonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 3 bij de regels), geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.5 Aan-huis-gebonden beroep

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.6 Ambulante handel

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen;

1.7 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.8 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 Bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bestemmingsvlak dan wel bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.12 Bedrijfswoning

een woning in of bij een als zodanig bestemd bedrijf, slechts bestemd voor (het huishouden van) ten minste een persoon die werkzaam is in het desbetreffende bedrijf;

1.13 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die voor of op het tijdstip van vaststelling van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14 Bestaande situatie

  1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  1. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan;

1.15 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.16 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.19 Bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage 2, artikel 1 van het Besluit omgevingsrecht

1.20 Bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.21 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 Bouwwerk

constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties;

1.27 Buitenopslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op onbebouwde gronden, daaronder niet begrepen opslag van plantgoed in de volle grond;

1.28 Coffeeshop

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders;

1.29 Dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich tussen de dakvoet en de daknok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de daknok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.30 Dakopbouw

een constructie of voorziening ter ondersteuning van de gebruiksfunctionaliteit een bouwwerk, die zich boven de dakgoot of het boeiboord bevindt, met een breedte van niet meer dan 2/3e van de breedte van het dakvlak waar de opbouw zich op bevindt;

1.31 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 Detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling zoals verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichting artikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair;

1.33 Erfafscheiding

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;

1.34 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 Geluidsgevoelig object

woning of andere geluidsgevoelig gebouw danwel geluidsgevoelig terrein, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh);

1.36 Hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor een activiteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;

1.37 Horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
  1. Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
    vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
  2. Horeca 2 (maaltijdverstrekkers):
    vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés;
  3. Horeca 3 (spijsverstrekkers):
    vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
  4. Horeca 4 (drankverstrekkers):
    vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;
  5. Horeca 5 (zware horeca):
    vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs;

1.38 Kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting gericht is op het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 Kelder

een overdekte, met wanden omsloten voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is, uitsluitend gesitueerd onder de hoofdbebouwing.

1.40 Mantelzorg

1.41 Milieucategorie

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.42 Kunstwerk

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult.

1.43 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.44 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, voorzieningen voor de waterhuishouding, hulpverlening of calamiteitenbestrijding, telefooncellen, laadpalen voor elektrische voertuigen en werktuigen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

1.45 Onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.46 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.47 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.48 Perceelsgrens

grens van een bouwperceel;

1.49 Peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van dit plan;

1.50 Plaatsgebonden risico

  1. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die hiervoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen;

1.51 Plan

het bestemmingsplan 'tuincentrum Van der Spek' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BptuincvdSpekZhn-Va02 van de gemeente Zuidplas;

1.52 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 Standplaats

het vanaf een vaste plaats op een voor het publiek toegankelijke plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.54 Tuincentrum

detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment geschorst bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3 bestaat uit boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, alsmede de daarbij benodigde hulpmaterialen;

1.55 Voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.56 Weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg en/of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.57 Winkelvloeroppervlakte

de voor het publiek toegankelijke winkelruimte, inclusief zichtbare ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's;

1.58 Zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn naast de zijgevel van het hoofdgebouw of een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingsinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Bruto vloeroppervlakte

Dit betreft de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Detailhandel - tuincentrum

 
Plandeel vernietigd bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3 d.d. 12 oktober 2022 - rechtsgevolgen blijven in stand met uitzondering van - artikel 3.1, aanhef, onder c en d, van de planregels; - artikel 3.3.3 van de planregels; - artikel 3.3.6 van de planregels, voor zover het betreft de zinsnede "inclusief ondergeschikte functies horeca en indoorspeeltuin", en - artikel 1.54 van de planregels voor zover het betreft het woorddeel "hoofd" van het woord "hoofdassortiment".

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', uitsluitend een tuincentrum met een maximale winkelvloeroppervlakte van 7.000 m2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. horeca categorie 1 en 2 met een maximale winkelvloeroppervlakte, inclusief terras, van 1.000 m2;
  2. een binnenspeeltuin met een winkelvloeroppervlak van maximaal 500 m2;   geschorst bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3
met daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. tuinen en erven bij bedrijfswoningen;
  3. ondergrondse nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen en ontsluitingen;
  5. geluidwerende voorzieningen;
  6. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 13,5 m;
  2. de maximale goothoogte bedraagt 9 m;
 
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de  aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegelaten;
  2. bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. de maximaal toegelaten inhoud van een woning bedraagt 650 m3;
  4. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 10 m;
  5. de maximaal toegelaten goothoogte bedraagt 6 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 7 m voor overkappingen;
  2. de bouwhoogte van lantarenpalen bedraagt maximaal 8 m;
  3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en irrigatievoorzieningen bedraagt maximaal 3,5 m;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning geldt dat, voor zover bestaande bouwwerken afwijken van het bepaalde in bijlage 2, artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht, deze bestaande afwijkingen als maximaal toelaatbaar gelden.

3.3 Specifieke gebruiksregels

 
3.3.1 Beroep of bedrijf aan huis
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie met dien verstande dat:
  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  2. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  3. de activiteiten ter plaatse worden uitgeoefend door tenminste één bewoner van de woning en ten hoogste één werknemer;
  4. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  5. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  6. er uitsluitend activiteiten plaatsvinden welke worden aangemerkt als inrichting type A of B in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
3.3.2 Horeca
De horeca en de binnenspeeltuin als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub c en sub d mogen niet geopend zijn indien het tuincentrum niet geopend is voor het publiek.
3.3.3 Nevenassortiment
Ten aanzien van de verkoop van aanvullend assortiment gelden de volgende bepalingen.
  1. ten hoogste 20% van het oppervlak als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a mag worden gebruikt voor het voor verkoop aanbieden van nevenassortiment bij het tuincentrum;
  2. het aangeboden nevenassortiment dient te passen bij het hoofdassortiment.
geschorst bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3
3.3.4 Voorwaardelijke verplichtingen
  1. Nieuwe gebouwen mogen enkel in gebruik worden genomen:
    1. na realisatie van het vrijliggende fietspad, zoals beschreven in de toelichting van dit plan en in bijlage 1 bij de regels van dit plan;
    2. en na aanplant en bij instandhouding van de landschappelijke inpassing, zoals beschreven in de toelichting van dit plan en zoals verbeeld in bijlage 2 bij de regels van dit plan;
    3. en, indien voorzien van mechanische ventilatie, indien deze ventilatie op één punt in dat gebouw uitschakelbaar is;  
  2. Nieuwe bouwwerken mogen enkel worden gebouwd en nieuw afwaterend terreinoppervlak mag enkel worden aangelegd nadat voor dat nieuwe bouwwerk en/of voor dat nieuwe terreinoppervlak in het plangebied (naar rato) is voorzien in realisatie van compenserend oppervlaktewater zoals beschreven in de toelichting van dit plan;
  3. Het gebruik van nieuwe gebouwen dient binnen anderhalf jaar na realisatie te worden gestaakt, tenzij de bestaande verkoopkas van het tuincentrum alsdan is gesloopt.
 
3.3.5 Buitenopslag
Buitenopslag is uitsluitend toegestaan:
  1. Aan de achterzijde van een gebouw, over de breedte van de achtergevel;
  2. Tot de bouwhoogte van dat gebouw, maar nimmer hoger dan 4 meter.
3.3.6 Openingstijden
Het tuincentrum, inclusief ondergeschikte functies horeca en indoorspeeltuin, geschorst bij uitspraak RvSt 202203724/2/R3
is alleen geopend voor publiek op maandag tot en met zaterdag.

Artikel 4 Gemengd

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', tevens groothandel met een bruto vloeroppervlakte van 540 m2 uit ten hoogste milieucategorie 3.1 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens een supermarkt met maximaal 440 m² bruto vloeroppervlakte;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, tevens een bestaande bedrijfswoning;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – bedrijfswoning begane grond’, tevens een nieuwe bedrijfswoning op de begane grond;
  6. bij deze bestemming voorzieningen, zoals wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen, geluidafschermende voorzieningen, water en waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  2. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de verbeelding.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van een daartoe strekkende aanduiding is maximaal één bedrijfswoning toegelaten;
  2. bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. de maximaal toegelaten inhoud van een woning bedraagt 650 m3;
  4. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 10 m;
  5. de maximaal toegelaten goothoogte bedraagt 6 m;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning begane grond' mag geen bedrijfswoning aanwezig zijn hoger dan de eerste bouwlaag boven peil.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte bedraagt 7 m voor overkappingen;
  2. de bouwhoogte van geluidweringen en lantarenpalen bedraagt maximaal 8 m;
  3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en irrigatievoorzieningen bedraagt maximaal 3,5 m;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning geldt dat, voor zover bestaande bouwwerken afwijken van het bepaalde in bijlage 2, artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht, deze bestaande afwijkingen als maximaal toelaatbaar gelden.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Voorwaardelijke verplichtingen
  1. Nieuwe gebouwen, voorzien van mechanische ventilatie, mogen enkel in gebruik worden genomen indien deze ventilatie op één punt in dat gebouw uitschakelbaar is;
  2. Ter plaatse van de 'specifieke vorm van wonen – bedrijfswoning begane grond’ is alleen een nieuwe bedrijfswoning toegestaan als de bestaande bebouwing binnen deze bestemming in stand wordt gelaten of bij sloop vervangen worden door een gelijkwaardige geluidswerende voorziening;
4.3.2 Buitenopslag
Buitenopslag is uitsluitend toegestaan:
  1. Aan de achterzijde van een gebouw, over de breedte van de achtergevel tot een diepte van 10m;
  2. Tot de bouwhoogte van dat gebouw, maar nimmer hoger dan 2 meter.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a voor het toestaan van een andere bedrijfsactiviteit dan ter plaatse is toegestaan, mits:
  1. het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage 3 bij deze regels;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. uitwegen, voet-, fiets- en ruiterpaden;
  3. calamiteitenontsluitingen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  4. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen, waterpartijen en plas- en draszones;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. objecten van beeldende kunst;
  7. bruggen en overige kunstwerken;
  8. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  9. nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
 
alsook en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag':
 
  1. opslag van tuinmaterialen en kwekerij, met een maximum buitenverkoopoppervlak van 2.250 m2;
 
alsmede voor:
  1. de landschappelijke inpassing van infrastructuur;
met de daarbij behorende:
  1. bermen, bermsloten en greppels;
  2. verhardingen;
  3. dammen en/of duikers;
  4. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Gebouwen
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de bouwhoogte 4,5 m;
  3. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  2. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is buitenopslag van tuinmaterialen en opslag in de volle grond niet toegelaten, behalve ter plaatse van de aanduiding als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub j tot een hoogte van maximaal 4 meter.

Artikel 6 Tuin

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. toegangspaden en in- en uitritten;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 m¹;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van de woning bedraagt maximaal 2 m¹;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m¹.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is buitenopslag en opslag in de volle grond enkel toegelaten ten behoeve van het wonen en niet ten behoeve van de bedrijvigheid waar deze bij woning aanwezig is.
 

Artikel 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met de functie van verblijf/verblijfsgebied en ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. waterlopen, watergangen, bermsloten en greppels;
  5. bermen, (natuurvriendelijke) oevers, taluds;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. (ondergrondse) afvalverzamelingspunten;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. geluidwerende voorzieningen;
  10. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen) en overige kunstwerken en infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:
  1. verhardingen;
  2. beplanting en overig groen;
  3. straatmeubilair;
  4. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging, signalering en regeling van het verkeer waaronder begrepen kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
  5. bouwwerken, werken en werkzaamheden ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder begrepen bruggen, tunnels, viaducten, kunstwerken en infiltratievoorzieningen;
  6. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. er mag enkel ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  2. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 25 m²;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en kunstwerken;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    1. lichtmasten maximaal 8 m;
    2. voor geluidwerende en geluidreducerende voorzieningen maximaal 8 m;
    3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is buitenopslag en opslag in de volle grond niet toegelaten.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De in de verbeelding opgenomen gronden aangeduid voor "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn bestemd voor:
  1. ontsluiting, parkeervoorziening en erf;
  2. geluidwerende voorzieningen, tuin- en straatmeubilair;
  3. water, (voorzieningen voor de) waterhuishouding en groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
een en ander ten dienste van de aangrenzende, in onderhavig plan als zodanig bestemde, functies.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor de bouw van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. Er mogen overkappingen worden gebouwd voor het parkeren van fietsen en bromfietsen, met een bouwhoogte van maximaal 2,50 meter en een oppervlakte van maximaal 80 m2;
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' mag een overkapping worden gebouwd ten behoeve van overdekt laden en lossen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een bouwhoogte van maximaal 13,5 meter;
  3. Er mag maximaal 1 seizoensgebonden bouwwerk gebouwd worden ten behoeve van ambulante handel, met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale hoogte van 4 meter, mits dit niet leidt tot parkeeroverlast in openbaar gebied.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. vlaggenmasten: maximaal 3 en maximaal 8 m hoog;
  2. straatmeubilair, waaronder slagbomen en verlichting: maximaal 8 m hoog;
  3. geluidwerende en geluidreducerende voorzieningen: maximaal 8 m hoog;
  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m hoog.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is buitenopslag en opslag in de volle grond ten behoeve van de in artikel 8 lid 1 sub a genoemde bestemmingen niet toegelaten.

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen, watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen, waterpartijen, bermsloten en greppels;
  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. bermen, (natuurvriendelijke) oevers, taluds;
alsmede voor:
  1. infiltratievoorzieningen;
  2. oeverbeschoeiingen;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de tochten;

met de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen en overige kunstwerken;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
  1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  3. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  4. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
10.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 3 m beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
10.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 1.000 m2;
  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning
De in artikel 10 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
  1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  3. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  4. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

3 Algemene regels

 

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

 

12.1 Bestaande bouwwerken

  1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

12.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Binnen het plangebied mag onder hoofdgebouwen ondergronds worden gebouwd;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 2,5 m onder peil;
  3. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het ondergronds bouwen buiten de grenzen van het hoofdgebouw, mits er bovengronds geen sprake is van een visueel effect.
  4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op het bouwen van fundaties.

12.3 Geluid

  1. Alvorens overeenkomstig het bepaalde in de regels hoofdstuk 2 omgevingsvergunning wordt verleend voor de bouw van een geluidgevoelig object dat niet kan worden beschouwd als de Bestaande situatie, dient middels akoestisch onderzoek vast te staan dat de geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai van derden, wegverkeerslawaai en spoorwegverkeerslawaai op de gevels van dat object ten hoogste de wettelijke grenswaarde zal bedragen, dan wel ten hoogste een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. woondoeleinden, waaronder begrepen het wonen in vrijstaande bijgebouwen bij woningen;
  6. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden);
  7. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  8. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  9. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop;
  10. het plaatsen van reclameobjecten;
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

13.1 Uitstalling

Uitstalling van producten ten behoeve van verkoop in de buitenlucht is uitsluitend toegestaan indien dit plaatsvindt op een afstand van minder dan 15 meter uit een hoofdentree en niet leidt tot parkeeroverlast in openbaar gebied.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

Voor zover niet in de regels hoofdstuk 2 in nadere bepalingen is voorzien, worden de aanduidingen in de verbeelding in acht genomen.
     

14.1 Vrijwaringszone - weg

  1. Binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone weg' mogen geen andere bouwwerken worden gebouwd dan bouwwerken ten behoeve van het wegverkeer.
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a. voor de bouw van bouwwerken die zijn toegestaan op basis van de aan de gronden gegeven bestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de wegbeheerder.
  3. Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het wijzigen en/of schrappen van de aanduiding zoals bedoeld onder a., indien de reserveringszone wordt verplaatst en/of niet langer aanwezig is, en de wegbeheerder hierover heeft geadviseerd.

14.2 Geluidzone langs verkeerswegen

 
14.2.1 Regelgeving
Bij de uitvoering van het plan dienen voor het bouwen van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten de voorkeursgrenswaarde vanwege het wegverkeer, volgens het bepaalde in de Wet geluidhinder te worden gerespecteerd.
14.2.2 Afwijking
In afwijking van het bepaalde in artikel 14 lid 2.1 mogen woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, indien geheel of gedeeltelijk op de woningen of andere geluidsgevoelige objecten geen grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld het geval is bij de z.g. 'dove gevel') dan wel een hogere grenswaarde is afgegeven door het bevoegde gezag.

14.3 Geluidzone langs spoorwegen

   
14.3.1 Regelgeving
Bij de uitvoering van het plan dienen voor het bouwen van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten de voorkeursgrenswaarden van 55 dB en voor de realisering van andere geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarden van 53 dB vanwege het spoorwegverkeer te worden gerespecteerd.
14.3.2 Afwijking
In afwijking van het bepaalde in artikel 14 lid 3.1 mogen woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, indien geheel of gedeeltelijk op de woningen of andere geluidsgevoelige objecten geen grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld het geval is bij de z.g. 'dove gevel') dan wel een hogere grenswaarde is afgegeven door het bevoegde gezag.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

 

15.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:
  1. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken met maximaal 2 m;
  2. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan met maximaal 1 m;
  3. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  4. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. de bouw van nutsvoorzieningen, mits:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
    2. er sprake is van maximaal één bouwlaag;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m.

15.2 Afwijken overige regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Regelingen

  1. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wettelijke regeling, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
  2. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een beleidsregeling, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van indienen van een aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 18 Parkeren

18.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het nieuw bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen:
  1. of zoals vastgelegd in de op 5 november 2019 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen';
  2. of het beleid dat in de plaats treedt van de beleidsnota bedoeld onder a;
  3. of de bij wijze van maatwerk in de (bijlage van de) toelichting van dit plan vastgelegde parkeerbalans.

18.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een nieuw gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW, dan wel een opvolgende versie daarvan.

18.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 1:
  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. en voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 19 Bijzondere beperkende regels

 

19.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 
19.1.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone langs verkeerswegen' of 'Geluidzone langs spoorwegen' te slopen.
19.1.2 Uitzonderingen op het sloopverbod
Het verbod van artikel 19 lid 1.1 is niet van toepassing, indien het bouwwerken betreft met een hoogte van minder dan 2 meter.
19.1.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19 lid 1.1 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de sloop van het bouwwerk geen zodanige toename van de geluidbelasting geeft op een te beschermen geluidgevoelig object dat niet langer zal worden voldaan aan het bepaalde in cq. krachtens de Wet geluidhinder;
  2. en/of zekerheid is verkregen dat aansluitend aan de sloop zodanige geluidafschermende voorzieningen worden gerealiseerd waardoor bedoelde toename van de geluidbelasting niet zal optreden.
Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden om het bepaalde in artikel 14 lid 2 en/of artikel 14 lid 3 zeker te stellen.

Artikel 20 Veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2

 

20.1 Veiligheidszone

De voor 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.

20.2 Bouwregels

Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2', mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.

20.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.

20.4 Wijziging 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2'

 
20.4.1 Wijziging
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan wijzigen, door de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2' te verkleinen of te verwijderen;
20.4.2 Verwijdering zone
De zone mag alleen worden verwijderd als de externe veiligheid (EV) relevante leiding als zodanig blijvend buiten gebruik is gesteld of vaststaat dat binnen een periode van twee jaar na vaststelling van de wijziging de leiding verwijderd zal worden;
20.4.3 Verkleining zone
De zone mag alleen worden verkleind:
  1. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de omgeving die van invloed zijn op de spreiding van het risico het risico zodanig verandert dat het de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  2. om de veiligheidszone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te brengen;
  3. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone het groepsrisico niet significant zal kunnen toenemen door de mogelijkheid van extra (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren als gevolg van verkleining van de zone;
20.4.4 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de bepaling in artikel 20 lid 4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Midden Holland.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

 

21.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

21.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 21 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

21.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

artikel 21 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 21 lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.6 Verboden hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 21 lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

artikel 21 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan tuincentrum Van der Spek.