direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Nijverheidscentrum 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan-, uit- en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. kunstwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' mogen uitsluitend vrijstaande en halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. splitsing van een woning en/of bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een woning en/of tweede woning is niet toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de verbeelding ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding aangegeven goot- respectievelijk bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak;
    • 2. de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouwen hoogste 80% van het dakvlak bedraagt.
13.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden, gelegen buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 50% bebouwd worden met een maximum van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag de oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van de oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 meter;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter, met een maximum van 4 meter;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter.
13.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in 13.2.3 onder b, de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de bebouwde oppervlakte voor overkappingen bedraagt maximaal 20 m².
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staat, bedraagt de hoogte:
    • 1. maximaal 1 meter;
    • 2. maximaal 2 meter, indien deze tenminste 1 meter  van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • b. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.3, sub b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 13.5.2;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal één ontheffing voor mantelzorg wordt verleend;
  • e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. horeca;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1, sub a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijgebouwen mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 4;
  • b. de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimte niet nadelig beinvloedt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.
13.5.2 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.4, onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  • c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 50 m2 bedraagt en binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in 13.2.3, onder b, past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • f. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.