direct naar inhoud van Regels
Plan: Middengebied Zuidplaspolder 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpMiddenZuidplasp1-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het Chw bestemmingsplan Middengebied Zuidplaspolder 1 met identificatienummer NL.IMRO.1892.NL.IMRO.1892.BpMiddenZuidplasp1-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijke dienstverlening, voor zover geen sprake is van horeca of detailhandel. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwd

Een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen.

1.7 afhankelijke woonruimte

Een extra woonruimte in een bijgebouw bij een woning waarin een huishouding gevestigd is dat mantelzorg ontvangt van de bewoners in de zelfstandige woonruimte; onder mantelzorg wordt verstaan langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.8 agrarisch deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen adviseur inzake landbouw en tuinbouw.

1.9 agrarisch loonbedrijf

Een bedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen.

1.10 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat.

1.13 archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.16 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsgelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.17 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op het legaal gebruik van het gebouw of terrein, gewenst en/of noodzakelijk is.

1.18 beperkt kwetsbaar object
  • a. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.64;
  • c. horeca, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.64;
  • d. sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.64;
  • f. bedrijfsgebouwen, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.64.
1.19 Besluit hogere waarde

Besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

1.20 bestaand
  • a. voor bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (of de Woningwet);
  • b. voor gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels.
1.21 bestaande stikstofdepositie

Stikstofdepositie (in mol stikstof per ha per jaar) ten gevolge van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf, conform de bestaande dieraantallen en diercategorieën zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels.

1.22 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsplanactiviteit

Een bestemmingsplanactiviteit is een activiteit die voldoet aan de regels van dit plan, waar een vergunning op grond van dit plan is vereist en de beoordelingsregels voor de activiteit in dit plan zijn opgenomen.

1.24 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 betaalbare koopwoning

Betaalbare koopwoning zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de 'Doelgroepenverordening Gemeente Zuidplas 2023' of diens opvolger(s).

1.26 bewoonbare kapverdieping

Een verdieping van een woning dat zich bevindt onder een schuin dak en waarin zich ruimtes bevinden die bewoond kunnen worden of die daarvoor in aanmerking komen. Deze verdieping is met een vaste trap bereikbaar en voorzien van voldoende hoogte en lichttopeningen.

1.27 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag

Een voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak), met uitzondering van onderbouw (kelder), kap of kapverdieping.

1.31 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de grond is verbonden.

1.35 bruto vloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.36 buitenplaats

Een buitenplaats kenmerkt zich door landelijk wonen, in lage dichtheden in een bosrijk gebied. Dit kunnen verspreide vrijstaande woningen zijn, clusters met vrijstaande woningen, compacte clusters met geschakelde woningen rond een gemeenschappelijke tuin of appartementen. De buitenplaats is onderdeel van het boslandschap, blijft openbaar toegankelijk en zal met (opgaand) groen worden ingericht.

1.37 centrumcluster

Een compact en aaneengesloten gebied dat door de aanwezigheid van winkels en andere openbare of commerciële voorzieningen een centrumfunctie vervult en waarbij de begane grond van de gebouwen in overgrote mate is ingevuld met niet-woonfuncties.

1.38 commerciële dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.39 compacte woonbuurt

Een afgebakend gedeelte van het dorp dat op basis van stedenbouwkundige, architectonisch en/of sociale kenmerken een samenhangend geheel vormt rond een centrale groene ontmoetingsplek.

1.40 dagelijks aanbod

De branche dagelijks aanbod bevat detailhandel overwegend op het gebied van levensmiddelen en dagelijkse gebruiksgoederen, waaronder voedings- en genotsmiddelen.

1.41 dagrecreatie

Recreatie in de open lucht of in een bouwwerk uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, buitensportcentrum, volkstuinen of nutstuinen.

1.42 dark store

Een ruimte die wordt gebruikt om voorraad te houden voor producten/boodschappen die via flitsbezorging aan en bij de consument wordt geleverd. Een dark store is niet toegankelijk voor consumenten en richt zich niet primair op het door middel van de uitstalling ter verkoop aanbieden van producten/boodschappen aan het winkelend publiek.

1.43 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.44 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, en ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit.

1.45 ecologische voorziening

Voorziening ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden zoals faunapassages, faunaduikers en kleinschalige natuurontwikkeling zowel in de vorm van bouwwerken geen gebouwen zijnde als werken geen bouwwerk zijnde.

1.46 extensief recreatief medegebruik

Een extensief recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers.

1.47 flitsbezorging

Een specifieke vorm van detailhandel annex bezorgdienst, waarvan de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op de online verkoop en snelle levering van elektronisch aangeboden producten/boodschappen, welke vanuit een distributiecentrum danwel een dark store, door een koeriersdienst aan en bij de consument worden geleverd, danwel ter plaatse door de consument kunnen worden afgehaald. Flitsbezorging richt zich niet primair op het door middel van de uitstalling ter verkoop aanbieden van producten/boodschappen aan het winkelend publiek.

1.48 gebiedsinvesteringen

Kosten als bedoeld in artikel 6.2.4 Besluit ruimtelijke ordening zoals deze gold voor de invoering van de Omgevingswet.

1.49 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidsgevoelig object

Een woning, geluidsgevoelig terrein of ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge artikel 41 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.52 gestapeld

Een gebouw dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen/appartementen bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.53 glastuinbouw

De teelt van tuinbouwgewassen en/of van siergewassen, (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.

1.54 groepsrisico

De kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in één keer (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan worden uitgedrukt in een logaritmische grafiek, de FN-curve. Voor de toetsing van het groepsrisico geldt geen wettelijke norm, maar een oriënterende waarde.

1.55 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, hieronder vallen in elk geval niet: intensieve veehouderij, glastuinbouw, paardenhouderij, manege en paardenfokkerij.

1.56 harde beschoeiing

Een kerende constructie gemaakt van hout, staal, kunststof of beton die een oever of waterkant beschermt.

1.57 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.58 (hoogfrequente) niet-dagelijkse detailhandel

Detailhandel in niet-dagelijks aanbod in de branches 'vrije tijd' en 'mode & luxe', dat voornamelijk hoogfrequent nodig is.

1.59 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.60 huishouden

Eén persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een zelfstandige woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt.

1.61 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

1.62 kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.

1.63 kunstwerk

Bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw.

1.64 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen waarin minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten al dan niet een gedeelte van de dag verblijven, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen;
    • 2. scholen en kinderopvang;
  • c. gebouwen waarin grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals:
    • 1. kantoren en hotels van meer dan 1.500 m2 bruto vloeroppervlakte;
    • 2. complexen met meer dan 5 winkels en een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte van meer dan 1000 m2;
    • 3. winkels met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2, als daar een supermarkt, hypermarkt of warenhuis in gevestigd is;
  • d. kampeer- en recreatieterreinen voor verblijf van meer dan 50 personen.
1.65 landschapsdeskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen adviseur inzake landschap.

1.66 maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van:

  • 1. openbaar bestuur en overheidsdiensten;
  • 2. sociaal cultureel terrein waaronder begrepen verenigingsgebouwen, gemeenschapshuizen en/of clubhuizen;
  • 3. religieus of levensbeschouwelijke terrein;
  • 4. onderwijs en educatie;
  • 5. gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg;
  • 6. sport en sportieve recreatie; en
  • 7. detailhandel en horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij deze voorzieningen.
1.67 middeldure lage koopwoning I

Middeldure lage koopwoning zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a van de 'Doelgroepenverordening Gemeente Zuidplas 2023' of diens opvolger(s).

1.68 middeldure lage koopwoning II

Middeldure lage koopwoning zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 onder b van de 'Doelgroepenverordening Gemeente Zuidplas 2023' of diens opvolger(s).

1.69 middenhuurwoning

Middenhuurwoning zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 van de 'Doelgroepenverordening Gemeente Zuidplas 2023' of diens opvolger(s).

1.70 mobiliteitshub

Een gebouwde of ongebouwde parkeervoorziening waarin of waarbij mag worden voorzien in ondersteunende functies, waaronder in ieder geval verstaan:

  • voorzieningen om auto's, scooters en motors emissievrij te laten functioneren;
  • voorzieningen ten behoeve van de realisatie van mobiliteitsdeelconcept;
  • (elektrische)laadvoorzieningen voor auto's en fietsen;
  • voorzieningen voor opwek en opslag van energie voor verkeer en woningen;
  • groenvoorzieningen;

met hieraan ondergeschikt de mogelijkheid tot het realiseren van:

  • voorzieningen voor pakketbezorgdiensten;
  • maatschappelijke voorzieningen.
1.71 mode & luxe

De branche mode en luxe bevat detailhandel op het gebied van mode, schoenen, sport, lingerie, sieraden, uurwerken, optiek, huishoudelijke artikelen, glas- en aardewerk, tassen, lederwaren, cadeau-artikelen, kookartikelen, antiek en kunst.

1.72 natuurlijke erfafscheiding

Een erfafscheiding bestaande uit beplanting (een heg, een haag of ander groen), al dan niet in combinatie met een hekwerk of met metselwerk.

1.73 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor de opwekking alsmede het transport van warmte en koude, met uitzondering van zonnevelden

1.74 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.75 onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.76 onderkomen

Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.77 ontwikkelde deel

Het gedeelte van het plangebied waar, na vaststelling van dit plan, ontwikkeling heeft plaatsgevonden, waarbij de bouw- en aanlegactiviteiten zijn afgerond, de openbare ruimte is ingericht en die in gebruik zijn genomen.

1.78 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een openconstructie met maximaal één gesloten wand al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk.

1.79 peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  • b. Indien in of op het water wordt gebouwd het plaatselijk aan te houden waterpeil.
  • c. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • d. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
  • e. In alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.80 plaatsgebonden risico
  • a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die hiervoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.
1.81 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.82 risicovolle inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.83 SBR-richtlijn

Meet- en Beoordelingsrichtlijn voor trillingen, deel B, 'Hinder voor personen in gebouwen 2006' van Stichting Bouwresearch Rotterdam.

1.84 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.85 sociale huurwoning

Huurwoning zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de 'Doelgroepenverordening Gemeente Zuidplas 2023' of diens opvolger(s).

1.86 stedenbouwkundig supervisor

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen adviseur inzake stedenbouw en ruimtelijke kwaliteit.

1.87 supermarkt

Detailhandel met een winkelvloeroppervlakte van tenminste 350 m2 en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.

1.88 tiny house

Een vrijstaande woning met een maximum bruto vloeroppervlakte van 50 m2.

1.89 transport- en distributiebedrijf

Bedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met het vervoer en/of de opslag van goederen en/of personen.

1.90 twee aaneen

Een hoofdgebouw dat naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd.

1.91 vloerpeil

De hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

1.92 voorgevel

De naar openbare zijde gekeerde gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.93 voorzieningen van openbaar nut

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie, met uitzondering van zonnevelden.

1.94 vrije tijd

De branche vrije tijd bevat detailhandel op het gebied van sport, speelgoed, modelbouw, foto en film, hobby en handvaardigheid, muziek, boeken, tijdschriften en kranten, kantoorartikelen, posters en kaarten.

1.95 vrijstaand

Een hoofdgebouw dat niet is begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen.

1.96 vuistregel 3 - 30 - 300

Inrichtingsprincipe waarbij:

  • vanuit elke woning minimaal 3 bomen zichtbaar zijn;
  • minimaal 30% van de oppervlakte van een wijk onder bladerdek valt, waarbij voor de berekening wordt uitgegaan van volwassen bomen (eindsituatie) in de zomerperiode; en
  • de afstand vanuit elke woning tot een park of groene ruimte die geschikt is voor recreatie maximaal 300 meter bedraagt.
1.97 wonen

Het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.98 woning

Een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.99 woonwagen

Voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel en daarvoor aangewezen standplaats is geplaatst.

1.100 zeer kwetsbaar gebouw

Een categorie kwetsbare objecten waarbij gebouwen gebruikt worden door personen die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door opsluiting voor langere tijd, niet in staat zijn om zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor een dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof, zoals basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten en penitentiaire inrichtingen.

1.101 zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.102 zonneveld

Een zonne-energiesysteem van minimaal 50 m2 dat niet op een dakvlak ligt of aan een gebouw is bevestigd, maar op een frame of ander soort drager rechtstreeks op de grond staat of in een waterpartij drijft.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie en overige technische installaties worden als ondergeschikt bouwonderdeel gezien voor zover deze dakopbouw op minimaal 1 meter uit de dakrand is geplaatst en:

  • a. niet hoger is dan 0,85 meter; of
  • b. niet hoger is dan 2,5 meter en de gezamenlijke oppervlakte van de dakopbouwen hoger dan 0,85 meter niet meer bedraagt dan 20% van het dakoppervlak waarop zij worden geplaatst.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot-/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, gemeten volgens de NEN2580.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de toepassing van maten

De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen en grenzen van werkingsgebieden niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

2.6 anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het beweiden van gronden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' tevens voor bomenteelt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel in agrarische goederen die ter plaatse worden vervaardigd, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de detailhandelsfunctie een maximum bruto vloeroppervlakte heeft van 150 m2 bvo;
    • 3. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit; en
    • 4. toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. erven en parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, kunstwerken en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de bouw van bedrijfsgebouwen uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, ter toetsing hiervan dient in zo'n geval vooraf schriftelijk advies in te worden gewonnen bij een agrarisch deskundige;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd:
    • 1. tot maximaal het percentage zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'; of
    • 2. tot 100%, indien de hierboven opgenomen aanduiding ontbreekt;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum goothoogte ontbreekt;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ontbreekt;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter.
3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 7 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter;
  • e. de maximale inhoud bedraagt 750 m3 inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken..
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m2 per bedrijfswoning.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels voor vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 hectare, met dien verstande dat:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak niet verder mag worden overschreden dan vanwege milieuregels of dierenwelzijn noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak aan één zijde met niet meer dan 500 m2 worden overschreden;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leefmilieu van nabij gelegen woningen niet onevenredig aangetast mag worden;
  • e. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van onderkomens, stacaravans en recreatiewoningen;
  • b. wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het in gebruik hebben of geven van bijbehorend bouwwerk behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden, vallend buiten het bouwvlak, de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het scheuren of frezen van grasland ten behoeve van andere gewassen dan gras- en voedergewassen voor gebruik op het bedrijf waar deze voedergewassen worden geteeld;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, tenzij het kavelpaden betreft ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, voorzover gelegen in de lengterichting van de kavels (dus geen dwarssloten).
3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 kan worden verleend als:

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen naar:

  • a. de bestemming 'Bos' en/of 'Gemengd' voor zover het gronden betreft die direct grenzen aan de bestemming 'Bos';
  • b. de bestemming 'Woongebied' en/of 'Gemengd' voor zover het gronden betreft die direct grenzen aan de bestemming 'Woongebied';

als:

  • het agrarische gebruik ter plaatse niet langer plaatsvindt of een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf niet langer mogelijk is, ter toetsing hiervan dient in zo'n geval vooraf schriftelijk advies in te worden gewonnen bij een agrarisch deskundige;
  • vooraf advies is ingewonnen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland; en
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het stedenbouwkundig beeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de parkeergelegenheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de groenstructuur; en
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Energielandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Energielandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opwekken van duurzame energie met de daarbij behorende voorzieningen waaronder begrepen ondergrondse transportkabels en -leidingen, met daarbij als nevenfunctie het beweiden van gronden;
  • b. behoud, herstel en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • c. de aanleg en (verdere) ontwikkeling van een ecologische verbindingszone met natuurwaarden alsmede het behoud, de bescherming en het herstel ervan;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. watergangen en waterpartijen met natuurvriendelijke oevers, plas- en draszones en poelen;
  • f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en natuurlijke waterzuivering;
  • g. extensieve recreatie;
  • h. wegen, fiets- en voetpaden;
  • i. erven en parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, kunstwerken en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van het opwekken en transporteren van energie, nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tot een maximum oppervlakte van 5% van het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 meter.
4.2.4 Bestemmingsplanactiviteitvergunning zonnevelden
  • a. Het is verboden om zonder bestemmingsplanactiviteitvergunning een zonneveld te realiseren en in gebruik te hebben.
  • b. De bestemmingsplanactiviteitvergunning wordt alleen verleend als de aanvraag voldoet aan het onderstaande beoordelingskader:
    • 1. de hoogte van zonnepanelen bedraagt maximaal 2 meter;
    • 2. er is sprake van meervoudig ruimtegebruik zoals bedoeld in artikel 6.28a lid 2 van de provinciale omgevingsverordening of het zoekgebied uit de Regionale Energie Strategie (RES) is verder uitgewerkt en afgestemd in RES-verband zoals bedoeld in artikel 6.28a lid 3 van de provinciale omgevingsverordening;
    • 3. de zonnevelden dienen te voldoen aan het provinciale ruimtelijke kwaliteitsbeleid zoals vastgelegd in artikel 6.9 van de provinciale omgevingsverordening;
    • 4. vooraf positief advies is verkregen van de Provincie Zuid-Holland, danwel een door de provincie daartoe ingestelde regionale tafel, met betrekking tot de ruimtelijke inpassing/ruimtelijke kwaliteit;
    • 5. de realisatie en instandhouding van eventuele landschappelijke inrichtingsmaatregelen die nodig zijn om te voldoen aan het provinciale ruimtelijke kwaliteitsbeleid dienen geborgd te zijn;
    • 6. er dient verantwoord te worden op welke wijze is verzekerd dat de zonnevelden en de bijbehorende andere bouwwerken na afloop van de opwekking van energie worden gesloopt;
    • 7. het opgestelde vermogen per zonnepaneel bedraagt minimaal 250 Wattpiek (Wp) per m2 zonnepaneel of zoveel hoger als op dat moment technisch beschikbaar en economisch haalbaar;
    • 8. maximaal 32 hectare zonnepanelen gerealiseerd mag worden;
    • 9. voor zover grondgebonden zonnepanelen binnen 200 meter van een gasleiding gerealiseerd worden, dient:
      • aangetoond te zijn dat de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad; en
      • vooraf schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de beheerder(s) van de leiding(en);
    • 10. de zonnepanelen worden niet gebouwd:
      • in een zone van 80 meter tot de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied'; en
      • in een zone van 40 meter tot de bestemmingsgrens met de overige bestemmingen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Hogere hoogte zonnepanelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 en 4.2.4 ten behoeve van een hogere bouwhoogte voor zonnepanelen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • b. de hogere hoogte bijdraagt aan dubbelgebruik van de gronden;
  • c. de hogere hoogte landschappelijk aanvaardbaar is;
  • d. vooraf positief advies is verkregen van de Provincie Zuid-Holland, danwel een door de provincie daartoe ingestelde regionale tafel, met betrekking tot de ruimtelijke inpassing/ruimtelijke kwaliteit.
4.3.2 Lager vermogen zonnepanelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder 7 ten behoeve van een lager opgesteld vermogen per m2 zonnepaneel, met dien verstande dat:

  • a. het opgestelde vermogen per zonnepaneel niet lager is dan 225 Wattpiek (Wp) per m2 zonnepaneel;
  • b. de omgevingsvergunning is aangevraagd voor 1 januari 2027; en
  • c. zonnepanelen met een opgesteld vermogen van 250 Wattpiek (Wp) per m2 niet beschikbaar zijn danwel onevenredig veel duurder zijn.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van onderkomens, stacaravans en recreatiewoningen;
  • b. wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het in gebruik hebben of geven van bijbehorend bouwwerk behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting groene buffer

Het gebruik van de gronden voor het opwekken van duurzame energie als bedoeld in 4.1 onder a is alleen toegestaan als is voorzien in een groene buffer rondom het energielandschap, waarin:

  • binnen een zone van minimaal 80 meter vanaf de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied'; en
  • binnen een zone van minimaal 40 meter vanaf de bestemmingsgrens met de overige bestemmingen;

geen gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde aanwezig zijn, geen parkeren plaatsvindt en enkel verharding ten behoeve van wegen en/of in-/uitritten aanwezig is.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden, vallend buiten het bouwvlak, de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het scheuren of frezen van grasland ten behoeve van andere gewassen dan gras- en voedergewassen voor gebruik op het bedrijf waar deze voedergewassen worden geteeld;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, tenzij het kavelpaden betreft ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, voorzover gelegen in de lengterichting van de kavels (dus geen dwarssloten).
4.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 4.5.1 kan worden verleend als:

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het beweiden van gronden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor een intensieve veehouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  • e. behoud, herstel en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • f. extensieve recreatie;
  • g. wegen, fiets- en voetpaden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. erven en parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, kunstwerken en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de bouw van bedrijfsgebouwen uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, ter toetsing hiervan dient in zo'n geval vooraf schriftelijk advies in te worden gewonnen bij een agrarisch deskundige;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd:
    • 1. tot maximaal het percentage zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'; of
    • 2. tot 100%, indien de hierboven opgenomen aanduiding ontbreekt;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum goothoogte ontbreekt;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ontbreekt;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter.
5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 7 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter;
  • e. de maximale inhoud bedraagt 750 m3 inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m2 per bedrijfswoning.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels voor vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 hectare, met dien verstande dat:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak niet verder mag worden overschreden dan vanwege milieuregels of dierenwelzijn noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak aan één zijde met niet meer dan 500 m2 worden overschreden;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leefmilieu van nabij gelegen woningen niet onevenredig aangetast mag worden;
  • e. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van onderkomens, stacaravans en recreatiewoningen;
  • b. wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het in gebruik hebben of geven van bijbehorend bouwwerk behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten;
5.4.2 Overige gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag niet leiden tot een toename van de bestaande stikstofdepositie.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 en de type diercategorieën en/of aantallen als opgenomen in bijlage 3 voor de daarin opgenomen intensieve veehouderij wijzigen, mits:

  • a. de wijziging van de diercategorieën en/of aantallen niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande stikstofdepositie;
  • b. wordt aangetoond dat het woon- en leefklimaat als gevolg van deze wijziging niet zal verslechteren; en
  • c. de afwijking past binnen de vigerende milieuregelgeving.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden, vallend buiten het bouwvlak, de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het scheuren of frezen van grasland ten behoeve van andere gewassen dan gras- en voedergewassen voor gebruik op het bedrijf waar deze voedergewassen worden geteeld;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, tenzij het kavelpaden betreft ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, voorzover gelegen in de lengterichting van de kavels (dus geen dwarssloten).
5.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 kan worden verleend als:

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bestaande bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 1 en/of 2 van de als Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tevens voor een groothandelsbedrijf in voedingsmiddelen en/of landbouwproducten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 1' tevens voor een aannemersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 zoals opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf 1' tevens voor een transportbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 zoals opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009);
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groot hoveniers- en/of groenvoorzieningenbedrijf' een hoveniers- en/of groenvoorzieningenbedrijf uit ten hoogste milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009);
  • h. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a t/m sub h, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 1.500 m2;
  • i. tuinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. fiets- en voetpaden;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. voorzieningen van openbaar nut;
  • o. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd:
    • 1. tot maximaal het percentage zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'; of
    • 2. tot 100%, indien de hierboven opgenomen aanduiding ontbreekt;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum goothoogte ontbreekt;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ontbreekt;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter.
6.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 7 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter;
  • e. de maximale inhoud bedraagt 750 m3, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m2 per bedrijfswoning.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de hoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • e. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • f. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • b. wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. detailhandel;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
  • e. een risicovolle inrichting;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. zelfstandige kantoren;
  • h. horeca;
  • i. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in lid g onder d tot en met h te verwijderen als de betreffende activiteit beëindigd is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als Bijlage 2 bij deze regels wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • categorie 3.1 of categorie 3.2; en
  • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' tevens categorie 4.1;

waarbij geldt dat:

    • 1. het bedrijf op voldoende afstand van omliggende (bedrijfs)woningen ligt -zowel bestaande woningen als woonfuncties die planologisch mogelijk zijn- waarbij per bedrijfscategorie de volgende minimale afstand tussen de grens van de bedrijfskavel en de dichtstbijzijnde bouwmogelijkheid van de woonfunctie in acht worden genomen:
      Bedrijfscategorie   Minimaal aan te houden afstand  
      4.1   100 meter  
      3.2   50 meter  
      3.1   30 meter  
    • 2. de omvang van het kavel per bedrijf bedraagt:
      • minimaal 0,5 hectare;
      • maximaal 5 hectare;
  • b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van bedrijven als genoemd onder a, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m2;
  • c. verkeers- en verblijfsgebied, voor zover de wegen geen wettelijke geluidszone kennen op basis van de Wet geluidhinder;
  • d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij geldt dat watergangen aan minimaal één zijde:
    • 1. een taludhelling kennen tussen 1:3 en 1:7; en
    • 2. geen harde beschoeiing is toegepast;
  • j. erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming;


met dien verstande dat:

7.2 Nieuwe activiteiten alleen met vergunning
  • a. Het is verboden om zonder bestemmingsplanactiviteitvergunning een nieuwe activiteit als genoemd in lid 7.1 onder a en b te starten of een gebouw te realiseren.
  • b. De bestemmingsplanactiviteitvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als de aanvraag voldoet aan het in lid 7.3 vastgelegde 'beoordelingskader vergunningaanvraag'.
7.3 Beoordelingskader vergunningaanvraag
7.3.1 Beoordelingskader bouwen

In aanvulling op het bepaalde in Artikel 29 gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen:
    • 1. het maximum bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt 70%;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 15 meter;
    • 3. de afstand van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 30 meter;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. per bedrijfsperceel zijn maximaal drie vlaggenmasten toegestaan;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
    • 5. de hoogte van hijsinstallaties mag niet meer dan 10 meter bedragen;
    • 6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
    • 7. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 30 meter.
7.3.2 Beoordelingskader geluid

Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen voor een functie genoemd in lid 7.1 onder a en b geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. er is geen sprake van een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • b. de geluidbelasting van het industrielawaai ter plaatse van de gevel van (geprojecteerde) woningen bedraagt niet meer dan 55 dB(A); en
  • c. de geluidemissie bedraagt niet meer dan 53 dB(A) per m2.
7.3.3 Beoordelingskader externe veiligheid
  • a. Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen als beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) geldt het volgende beoordelingskader:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' wordt een vergunningaanvraag voor een beperkt kwetsbaar object en/of een kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) voor advies voorgelegd aan de veiligheidsregio en kunnen burgemeester en wethouders ter verhoging van de zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid nadere eisen stellen ten aanzien van:
      • de situering van gebouwen;
      • de inrichting van terreinen;
      • het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen; en/of
      • de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
7.3.4 Beoordelingskader verkeer en parkeren

Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen voor een functie genoemd in lid 7.1 onder a en b geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota 'Maatwerk parkeren Middengebied 2024' van de gemeente Zuidplas of diens opvolger(s).
7.3.5 Beoordelingskader huisvesting arbeidsmigranten

Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen voor een functie genoemd in lid 7.1 onder a geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. de initiatiefnemer heeft de huisvestingsbehoefte voor de (toekomstige) werknemers voor zover het arbeidsmigranten betreft in beeld gebracht; en
  • b. de initiatiefnemer heeft aangegeven op welke wijze in een eventuele (extra) huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten is voorzien.
7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, alsmede aan de inrichting van de openbare ruimte, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. het stimuleren van duurzame mobiliteit;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de bescherming van de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 25 meter ten behoeve van een reclamemast.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'silo' kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 22 meter ten behoeve van de bouw van één of meerdere silo's voor zover deze voor de bedrijfsvoering ter plaatse noodzakelijk zijn.
7.6 Specifieke gebruiksregel
7.6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel behoudens de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 3. toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit;
  • b. een kwetsbaar object voor zover het een zeer kwetsbaar gebouw betreft.
7.6.2 Voorwaardelijke verplichting groene omzoming

Het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in 7.1 onder a is alleen toegestaan als is voorzien in een groene omzoming van het bedrijventerrein waarin binnen een zone van minimaal 30 meter vanaf de bestemmingsgrens geen gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde aanwezig zijn, geen parkeren plaatsvindt en enkel verharding ten behoeve van wegen en/of in-/uitritten aanwezig is.

7.7 Afwijken van de gebruiksregels
7.7.1 Afwijken milieucategorie
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a en:
    • 1. bedrijfsmatige activiteiten toestaan die niet zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. bedrijfsmatige activiteiten toestaan die behoren tot:
      • milieucategorie 4.1; of
      • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' milieucategorie 4.2; en/of
    • 3. bedrijfsmatige activiteiten toestaan die op kortere afstand liggen van omliggende (bedrijfs)woningen (zowel bestaande woningen als woonfuncties die planologisch mogelijk zijn);
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteiten wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de milieuhinder van bedrijfsmatige activiteiten die zijn toegestaan op grond van lid 7.1 onder a;
    • 2. vooraf advies is ingewonnen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland; en
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het stedenbouwkundig beeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeergelegenheid;
      • de milieusituatie;
      • de groenstructuur; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.2 Afwijken afstand tot woningen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a en bedrijfsmatige activiteiten toestaan die op kortere afstand liggen van omliggende bestaande (bedrijfs)woningen en geprojecteerde woonfuncties;
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteiten wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de milieuhinder van bedrijfsmatige activiteiten die minimaal één milieucategorie lager zijn ingedeeld;
    • 2. per bedrijfscategorie onderstaande minimale afstand tussen de grens van de bedrijfskavel en de dichtstbijzijnde bouwmogelijkheid van de woonfunctie in acht wordt genomen:
      Bedrijfscategorie   Minimaal aan te houden afstand  
      4.2   100 meter  
      4.1   50 meter  
      3.2   30 meter  
      3.1   10 meter  
    • 3. vooraf advies is ingewonnen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland; en
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het stedenbouwkundig beeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeergelegenheid;
      • de milieusituatie;
      • de groenstructuur; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.3 Afwijken risicovolle inrichting

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder p en een nieuwe risicovolle inrichting toestaan, mits:

  • a. de 10-6 plaatsgebonden risicocontour beperkt blijft tot het eigen bouwperceel;
  • b. een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd.
7.7.4 Afwijken transport- en distributiebedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder m en een transport- en/of distributiebedrijf toestaan, mits:

  • a. de betreffende activiteit is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2;
  • b. geen onevenredige belasting van het omliggende verkeersnet plaatsvindt;
  • c. minimaal 25% van het perceel wordt bebouwd; en
  • d. het parkeren van voertuigen niet de hoofdactiviteit van het bedrijf ter plaatse is.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en (verdere) ontwikkeling van bos voor natuur, recreatie, landschap en houtteelt;
  • b. het beweiden van gronden, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 1' en 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 2' wonen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sport' maximaal 2 hectare aan maatschappelijke voorzieningen op het gebied van sport;
  • e. dagrecreatie;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en natuurlijke waterzuivering, waarbij geldt dat watergangen aan minimaal één zijde:
    • 1. een taludhelling kennen tussen 1:3 en 1:7; en
    • 2. geen harde beschoeiing is toegepast;
  • h. in- en uitritten, voet-, fiets- en ruiterpaden en verkeers- en verblijfsgebied, voor zover de wegen geen wettelijke geluidszone kennen op basis van de Wet geluidhinder;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. kabels en leidingen;
  • k. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • l. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
8.2 Nieuwe activiteiten alleen met vergunning
  • a. Het is verboden om zonder bestemmingsplanactiviteitvergunning een nieuwe activiteit als genoemd in lid 8.1 onder c tot en met e te starten of een gebouw te realiseren.
  • b. De bestemmingsplanactiviteitvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als de functie past binnen de bestemmingsomschrijving in artikel 8.1, binnen het maximum ontwikkelprogramma zoals opgenomen in artikel 30.3, waarbij in deze bestemming niet meer dan 125 woningen zijn toegestaan en uitsluitend als de aanvraag voldoet aan het in lid 8.3 vastgelegde 'beoordelingskader vergunningaanvraag'.
8.3 Beoordelingskader vergunningaanvraag
8.3.1 Beoordelingskader bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 8.2 en artikel 29 gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 1' zijn gebouwen toegestaan, waarbij geldt dat:
      • gebouwen met een woonfunctie tellen minimaal drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping boven het vloerpeil;
      • het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 1' mag voor maximaal 50% ontwikkeld worden als buitenplaats en blijft voor minimaal 50% bos;
      • de maximum bouwhoogte bedraagt 13 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 2' zijn gebouwen toegestaan, waarbij geldt dat:
      • gebouwen met een woonfunctie tellen minimaal drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping boven het vloerpeil;
      • het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van bos - buitenplaats 2' mag volledig ontwikkeld worden als buitenplaats;
      • de maximum bouwhoogte bedraagt 13 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn gebouwen toegestaan, waarbij geldt dat:
      • het gebied met de aanduiding 'sport' mag voor maximaal 10% worden bebouwd;
      • de maximum bouwhoogte bedraagt 8 meter;
  • b. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen gebouwd te worden op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m² per woning;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. de hoogte van lichtmasten bedraagt:
      • ter plaatse van de aanduiding 'sport' maximaal 15 meter;
      • voor het overige maximaal 8 meter;
    • 2. de hoogte van overige sportgerelateerde bouwwerken bedraagt maximaal 8 meter;
    • 3. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
    • 4. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 5. de hoogte van verkeerstekens bedraagt maximaal 7 meter;
    • 6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
8.3.2 Beoordelingskader geluid

Voor het oprichten van een geluidsgevoelig object geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer is niet hoger dan:
    • 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder; of
    • 2. indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, kan de omgevingsvergunning worden verleend als:
      • de geluidbelasting niet hoger is dan een verkregen hogere waarde;
      • voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in het besluit tot vaststelling van die hogere waarden; en
      • de aanleg en instandhouding van eventuele maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de voorwaarden genoemd onder 1 en 2 zijn geborgd;
  • b. de binnenwaarde bedraagt niet meer dan 33 dB, waarbij:
    • 1. voor de bepaling van de benodigde gevelwering wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting op de betreffende locatie; en
    • 2. de geluidbelasting van een weg waarop een maximale rijsnelheid van 30 km/u geldt wordt meegenomen indien deze binnen 200 meter van het geluidgevoelig object aanwezig is.
8.3.3 Beoordelingskader externe veiligheid
  • a. Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen als beperkt kwetsbaar object en/of kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) geldt het volgende beoordelingskader:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' is een kwetsbaar object voor zover het een zeer kwetsbaar gebouw betreft niet toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' wordt een vergunningaanvraag voor een beperkt kwetsbaar object en/of een kwetsbaar object (voor zover het geen zeer kwetsbaar gebouw betreft) voor advies voorgelegd aan de veiligheidsregio en kunnen burgemeester en wethouders ter verhoging van de zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid nadere eisen stellen ten aanzien van:
      • de situering van gebouwen;
      • de inrichting van terreinen;
      • het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen; en/of
      • de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
8.3.4 Beoordelingskader verkeer en parkeren

Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen voor een functie genoemd in lid 8.1 onder c en d geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota 'Maatwerk parkeren Middengebied 2024' van de gemeente Zuidplas of diens opvolger(s).
8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, alsmede aan de inrichting van de openbare ruimte, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het stimuleren van duurzame mobiliteit;
  • d. de bezonningssituatie;
  • e. de sociale veiligheid; en/of
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
8.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.3.1 onder a, nummer 1 en een gebouw met een woonfunctie toestaan met minder dan drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping , mits:
    • 1. minimaal een derde deel van de gebouwen met een woonfunctie in het bestemmingsvlak minimaal drie bouwlagen en/of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping kent.
8.6 Specifieke gebruiksregels
8.6.1 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2.
8.6.2 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2;
  • b. als het bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend, mag de vloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter zijn dan:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot en met 100 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk groter dan 100 m²;
  • c. het aan-huis-verbonden bedrijf bedrijfsactiviteiten uitvoert in categorie A van de Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist; en
  • d. het aan-huis-verbonden bedrijf niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
8.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.6.2 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande bedrijfs- en of burgerwoningen,
    • 1. met de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
    • 2. in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m2;
  • b. bedrijven c.q. het uitoefenen van bestaande bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage 2;
  • c. woon-werk combinaties, waarbij het bedrijf/ de bedrijfsactiviteit behoort tot de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage 2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - informatiecentrum' een informatiecentrum waar informatie wordt verschaft over de ontwikkeling zoals voorzien in dit plan;
  • e. tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. voorzieningen van openbaar nut;
  • l. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 9.2.2 tot en met 9.2.4 tenzij de bestaande legale situatie op het tijdstip van inwerkingtreding ter van het plan afwijkend is. In dat geval is de bestaande legale situatie, met daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd:
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 7 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • g. de inhoud van een woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen, maximaal 750 m³;
  • h. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 1 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • j. het maximaal gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt 300 m2 danwel 10% meer dan het bestaande oppervlak ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp van het plan;
  • k. de bedrijfsgebouwen moeten worden gebouwd op minimaal 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn) van de woning op het betreffende bouwperceel;
  • l. de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen en de afstand tussen bedrijfsgebouw en woning dient minimaal 2,5 meter te bedragen.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met inachtneming van het bepaalde in sub a dienen de bijbehorende bouwwerken gebouwd te worden op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m² per woning.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde vóór de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. het gebruik van delen van de woning en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen;
  • d. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  • g. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. seksinrichtingen;
  • j. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • k. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder b en c en bedrijven toestaan, die niet zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als:
    • 1. de bedrijven wat betreft milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijven in milieucategorie 1 of 2;
    • 2. vooraf advies is ingewonnen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland; en
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het stedenbouwkundig beeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeergelegenheid;
      • de milieusituatie;
      • de groenstructuur; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sport' maatschappelijke voorzieningen op het gebied van sport;
  • c. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. kruisende wegen
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en -voor zover geen sprake is van constructies- natuurlijke waterzuivering, waarbij geldt dat watergangen aan minimaal één zijde:
    • 1. een taludhelling kennen tussen 1:3 en 1:7; en
    • 2. geen harde beschoeiing is toegepast;
  • f. objecten van beeldende kunst;
  • g. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • h. bruggen en overige kunstwerken;
  • i. dijken, taluds, dammen en/of duikers;
  • j. hondenuitlaatplaatsen;
  • k. in- en uitritten;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. de landschappelijke inpassing van infrastructuur;
  • n. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;
  • o. bermen, bermsloten en greppels;
  • p. (boom)beplanting en overig groen;
  • q. verhardingen;
  • r. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afsluiterlocatie' een afsluiterlocatie ten behoeve van een gastransportleiding;
  • t. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter; en
  • c. de oppervlakte van een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 50 m².
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. maximaal 8 meter voor (licht)masten, wegwijzers, verkeerstekens, kunstwerken en overige infrastructurele voorzieningen;
    • 2. maximaal 10 meter voor (beeldende) kunstobjecten;
    • 3. maximaal 6 meter voor geluidwerende en geluidreducerende voorzieningen;
    • 4. maximaal 5 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3 Gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. een (jongeren) ontmoetingsplaats;
  • e. woondoeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en (verdere) ontwikkeling van een ecologische verbindingszone met natuurwaarden alsmede het behoud, de bescherming en het herstel ervan;
  • b. (boom)beplanting en overige groenvoorzieningen, bermen, bermsloten en greppels;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij geldt dat watergangen aan minimaal één zijde:
    • 1. een taludhelling kennen tussen 1:3 en 1:7; en
    • 2. geen harde beschoeiing is toegepast;
  • d. fiets- en voetpaden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

11.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2,5 meter voor terreinafscheidingen;
    • 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, en storten of lozen van mest en/of andere landbouwproducten;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of halfverharden van wegen of paden;
  • b. het verwijderen van houtopstanden;
  • c. het ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie,- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het graven, dempen of afdammen van sloten, het aanleggen van drainage, het aanbrengen van kades of het verwijderen ervan dan wel andere activiteiten die (mede) ten doel hebben het veranderen van de waterhuishouding.
11.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; of
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 kan worden verleend als:

  • a. de werken of werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en de natuurlijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten; en
  • b. vooraf schriftelijk advies is gevraagd bij een ecologisch deskundige.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, waaronder begrepen busbanen, inclusief de daarbij behorende vluchtstroken, in- en uitvoegstroken en rotondes, met tevens een functie van ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' de aanleg en (verdere) ontwikkeling van een ecologische verbindingszone (inclusief een ecologische voorziening) met natuurwaarden alsmede het behoud, de bescherming en het herstel ervan;
  • c. voet- en fietspaden, in- en uitritten;
  • d. bermen en groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. natuur en ecologische voorzieningen;
  • g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen en geluidreducerende maatregelen;
  • j. (ondergrondse) afvalverzamelingspunten;
  • k. voorzieningen van openbaar nut;
  • l. overige kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
  • m. verhardingen;
  • n. dammen en/of duikers;
  • o. straatmeubilair;
  • p. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 25 m2 per gebouw.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 20 meter;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de hoogte van verkeerstekens bedraagt maximaal 7 meter;
  • d. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 5 meter; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Voorwaardelijke verplichting ecologische verbindingszone

Het in gebruik nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' als weg is alleen toegestaan als is voorzien in een ecologische voorziening die passage van de weg mogelijk maakt voor de doelsoorten behorende bij de 'moeras- en schraallandverbinding' Krimpenerwaard-Bentwoud zoals omschreven in de '(herziene) nota ecologische verbindingen in de provincie Zuid-Holland' uit 2017 van de provincie Zuid-Holland.

12.3.2 Voorwaardelijke verplichting geluidreducerend asfalt
  • a. Het in gebruik nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' als weg is alleen toegestaan als de deklaag van de weg bestaat uit geluidreducerend asfalt van het type 'Steenmastiekasfalt (SMA) 0/5' of een asfalttype met een gelijke of grotere geluidreductie.
  • b. Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' als weg met een verkeersintensiteit van meer dan 7.500 motorvoertuigen per etmaal (op werkdagen) is alleen toegestaan als de deklaag van de weg bestaat uit geluidreducerend asfalt van het type 'Dunne deklaag type A' of een asfalttype met een gelijke of grotere geluidreductie.
12.3.3 Voorwaardelijke verplichting hogere waarden Wet geluidhinder

Het in gebruik nemen van de gronden ter plaatse van de Nieuwe Dwarsweg (zuidwestelijke gebiedsontsluitingsweg) als weg is alleen toegestaan als voldaan is aan de voor deze weg geldende voorwaarden zoals opgenomen in het 'Besluit hogere waarden Wet geluidhinder' behorende bij dit plan.

12.3.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 13 Verkeer - Langzaam verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden, in- en uitritten;
  • b. bestemmingsverkeer en hulpdiensten;
  • c. tijdelijk bouwverkeer;
  • d. bermen en groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. natuur en ecologische voorzieningen;
  • g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen en geluidreducerende maatregelen;
  • j. (ondergrondse) afvalverzamelingspunten;
  • k. voorzieningen van openbaar nut;
  • l. overige kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
  • m. verhardingen;
  • n. dammen en/of duikers;
  • o. straatmeubilair;
  • p. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 25 m2 per gebouw.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 20 meter;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de hoogte van verkeerstekens bedraagt maximaal 7 meter;
  • d. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 5 meter; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. spoorwegovergangen;
  • c. spoorwegvoorzieningen;
  • d. bruggen, viaducten en overige kunstwerken;
  • e. (kruisende) wegen, paden, in- en uitritten;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. bermen en groenvoorzieningen;
  • j. bouwwerken, werken en werkzaamheden, infiltratievoorzieningen, infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder mede begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. het oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 25 m2 per gebouw.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van portalen, seinen, voorzieningen ten behoeve van verkeersgeleiding en verkeerstekens bedraagt maximaal 15 meter;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 5 meter;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterlopen en waterberging;
  • c. de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. kruisende wegen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. extensieve recreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • i. vlonders en steigers;
  • j. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, alsmede aan de inrichting van de openbare ruimte, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de bescherming van de groenstructuur;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterkwaliteit en ecologie.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens voor een kantoor en bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in Bijlage 2;
  • c. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals parkeervoorzieningen, tuinen, erven, groen- en watervoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, werken en werkzaamheden die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 16.2.2 tot en met 16.2.4 tenzij de bestaande legale situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkend is. In dat geval is de bestaande legale situatie, met daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.

16.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, tenzij met een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximum aantal wooneenheden is aangegeven;
  • b. per bouwperceel en hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan. Splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning en/of splitsing van een woning zijn niet toegestaan. De bestaande situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan geldt als uitgangspunt, tenzij met een aanduiding een ander maximum aantal wooneenheden is aangegeven;
  • c. de inhoud van een woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maximaal 750 m³, in afwijking van het hiervoor bepaalde geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de inhoud van de woning méér mag bedragen dan 750 m3 tot maximaal de inhoud van de bestaande woning;
  • d. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 1 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 2 meter aan beide zijden;
    • 2. bij halfvrijstaande woningen 2 meter aan één zijde;
  • g. de goothoogte van een woning bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte'; of
    • 2. maximaal 7 meter indien de aanduiding 'maximum goothoogte ontbreekt;
  • h. de bouwhoogte van een woning bedraagt:
    • 1. maximaal de hoogte zoals aangeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'; of
    • 2. maximaal 10 meter indien de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ontbreekt.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met inachtneming van het bepaalde in sub a dienen de bijbehorende bouwwerken gebouwd te worden op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m² per woning;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder e mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken en overkappingen.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde vóór de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3 meter.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. het gebruik van delen van de woning en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  • d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
16.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2.
16.3.3 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2;
  • b. als het bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend, mag de vloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter zijn dan:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot en met 100 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk groter dan 100 m2;
  • c. het aan-huis-verbonden bedrijf, bedrijfsactiviteiten uitvoert in categorie A van de Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist; en
  • d. het aan-huis-verbonden bedrijf niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 16.3.3 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B van de Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A van de Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  • b. lid 16.3.1 onder b ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
    • 3. de afhankelijke woonruimte binnen de bebouwingsregeling als bedoeld in lid 16.2 wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 70 m²;
    • 4. mantelzorg aantoonbaar van tijdelijke aard is en dat de aanpassingen omkeerbaar moeten zijn;
    • 5. burgemeester en wethouders stellen bij de omgevingsvergunning nadere eisen die gericht zijn op eindigheid en het vervallen van de omgevingsvergunning, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 17 Woongebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

waarbij geldt dat de functies genoemd onder 2 en 3 alleen geconcentreerd in één centrumcluster zijn toegestaan;

  • a. verkeers- en verblijfsgebied, voor zover de wegen geen wettelijke geluidszone kennen op basis van de Wet geluidhinder;
  • b. parkeervoorzieningen al dan niet in de vorm van mobiliteitshubs;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en natuurlijke waterzuivering, waarbij geldt dat watergangen aan minimaal één zijde:
    • 1. een taludhelling kennen tussen 1:3 en 1:7; en
    • 2. geen harde beschoeiing is toegepast;
  • e. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
17.2 Nieuwe activiteiten en voorzieningen alleen met vergunning
  • a. Het is verboden om zonder bestemmingsplanactiviteitvergunning een nieuwe activiteit als genoemd in lid 17.1 onder a tot en met c te starten of een voorziening te realiseren.
  • b. De bestemmingsplanactiviteitvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend als de functie past binnen de bestemmingsomschrijving in artikel 17.1, binnen het maximum ontwikkelprogramma zoals opgenomen in lid 30.3 en uitsluitend als de aanvraag voldoet aan het in lid 17.3 vastgelegde 'beoordelingskader vergunningaanvraag'.
17.3 Beoordelingskader vergunningaanvraag
17.3.1 Beoordelingskader bouwen

In aanvulling op het bepaalde in Artikel 29 gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen:
    • 1. gebouwen met een woonfunctie tellen minimaal drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping boven het vloerpeil;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 13 meter en het maximum aantal bouwlagen betreft 4, met uitzondering van gebouwen in een zone van:
      • 50 meter van de bestemming 'Wonen'; en/of
      • 175 meter afstand van de as van de Middelweg, Bredeweg, Knibbelweg en/of Derde Tochtweg;

waar de maximum bouwhoogte 10 meter bedraagt en het maximum aantal bouwlagen 3;

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 2' is het bouwen van gebouwen toegestaan als minimaal 1.500 woningen ter plaatse van de gronden binnen het plangebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 1' tezamen gerealiseerd danwel in aanbouw zijn;
    • 2. het bouwen van een hoofdgebouw voor de activiteit wonen is toegestaan als voorzien is in een adequate ontsluiting, waarbij geldt dat:
      • bij 1.500 woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting 2' een ontsluitingsweg is gerealiseerd;
      • bij 4.500 woningen of meer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting 3' eveneens een ontsluitingsweg is gerealiseerd;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwe ontsluiting' een ontsluiting is gerealiseerd naar de Groene Slinger of -voor zover de bestemming 'Woongebied' direct grenst aan de Nieuwe Knibbelweg- naar de Nieuwe Knibbelweg;
    • 3. voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt dat:
      • de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen bij vrijstaand minimaal 2 meter bedraagt;
      • de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens bij twee aaneen minimaal 2 meter bedraagt;
      • de afstand tot de bestemming 'Wonen' minimaal 5 meter bedraagt;
      • de afstand van de voorgevellijn tot de as van de Middelweg, Bredeweg, Knibbelweg en Derde Tochtweg minimaal 10 meter bedraagt;
      • de zijdelingse afstand tot de bestemming 'Wonen' minimaal 5 meter bedraagt;
      • de afstand tot de achterzijde van het bouwvlak van het hoofdgebouw van de bestemming 'Wonen' minimaal 30 meter bedraagt;
    • 4. voor het bouwen van een hoofdgebouw voor de activiteit wonen geldt dat de bebouwingsdiepte niet meer bedraagt dan:
    • 5. voor het bouwen van een hoofdgebouw voor de activiteit wonen geldt dat de woningdichtheid binnen de bestemming Woongebied:
      • ter plaatse van de aanduiding 'centrum' niet minder bedraagt dan 30 woningen per hectare en niet meer dan 50 woningen per hectare;
      • voor de overige gronden niet minder dan 20 woningen per hectare en niet meer dan 40 woningen per hectare;
      • met uitzondering van het bouwen van hoofdgebouwen in een zone van 50 meter afstand vanaf de as van de Middelweg, Bredeweg, Knibbelweg en Derde Tochtweg waar een maximale woningdichtheid van 18 woningen per hectare, in de categorie vrijstaand en twee aaneen, geldt;
    • 6. voor het bouwen van een woonwagen geldt dat deze geconcentreerd in maximaal drie clusters worden gerealiseerd, waarbij per cluster minimaal 2 woonwagens en maximaal 3 woonwagens gerealiseerd worden.
    • 7. voor het bouwen van een hoofdgebouw voor de activiteit wonen geldt buiten de gronden met de aanduiding 'centrum' dat het hoofdgebouw in een compacte woonbuurt van maximaal 400 woningen gerealiseerd wordt;
    • 8. op de gronden met de bestemming 'Woongebied' mag alleen worden gebouwd indien dit geen onevenredige negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden;
  • b. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen gebouwd te worden op tenminste 3 meter afstand achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,5 meter;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 70 m² per woning;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 meter, waarbij geldt dat erfafscheidingen die aan de openbare ruimte (waaronder begrepen openbaar water) grenzen zijn uitgevoerd als natuurlijke erfafscheiding;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter;
    • 3. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 6 meter;
    • 4. de hoogte van lichtmasten in de openbare ruimte bedraagt maximaal 12 meter;
    • 5. de hoogte van verkeerstekens in de openbare ruimte bedraagt maximaal 7 meter;
    • 6. de hoogte van kunstwerken in de openbare ruimte bedraagt maximaal 5 meter;
    • 7. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
17.3.2 Beoordelingskader geluid

Voor het oprichten van een geluidsgevoelig object geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer is niet hoger dan:
    • 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder; of
    • 2. indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, kan de omgevingsvergunning worden verleend als:
      • de geluidbelasting niet hoger is dan een verkregen hogere waarde;
      • voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in het besluit tot vaststelling van die hogere waarden; en
      • de aanleg en instandhouding van eventuele maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de voorwaarden genoemd onder 1 en 2 zijn geborgd;
  • b. de binnenwaarde bedraagt niet meer dan 33 dB, waarbij:
    • 1. voor de bepaling van de benodigde gevelwering wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting op de betreffende locatie; en
    • 2. de geluidbelasting van een weg waarop een maximale rijsnelheid van 30 km/u geldt wordt meegenomen indien deze binnen 200 meter van het geluidgevoelig object aanwezig is.
17.3.3 Beoordelingskader externe veiligheid
  • a. Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen als beperkt kwetsbaar object en/of kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) geldt het volgende beoordelingskader:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' is een kwetsbaar object voor zover het een zeer kwetsbaar gebouw betreft niet toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' wordt een vergunningaanvraag voor een beperkt kwetsbaar object en/of een kwetsbaar object (voor zover het geen zeer kwetsbaar gebouw betreft) voor advies voorgelegd aan de veiligheidsregio en kunnen burgemeester en wethouders ter verhoging van de zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid nadere eisen stellen ten aanzien van:
      • de situering van gebouwen;
      • de inrichting van terreinen;
      • het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen; en/of
      • de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
17.3.4 Beoordelingskader verkeer en parkeren

Voor het in gebruik nemen van gronden of gebouwen voor een functie genoemd in lid 17.1 onder a tot en met c geldt het volgende beoordelingskader:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota 'Maatwerk parkeren Middengebied 2024' van de gemeente Zuidplas of diens opvolger(s).
17.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, alsmede aan de inrichting van de openbare ruimte, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het stimuleren van duurzame mobiliteit;
  • d. de bezonningssituatie;
  • e. de klimaatadaptatie;
  • f. de sociale veiligheid; en/of
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
17.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 17.3.1 onder a, nummer 1 en een gebouw met een woonfunctie toestaan met minder dan drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping, mits:
    • 1. minimaal een derde deel van de gebouwen met een woonfunctie in het bestemmingsvlak minimaal drie bouwlagen en/of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping kent;
  • b. artikel 17.3.1 onder a, nummer 2 en een gebouw toestaan met een hogere bouwhoogte, mits:
    • 1. het stedenbouwkundig karakter van het gebied niet aangetast wordt, waarbij in ieder geval het hoogteverschil tussen twee buurpanden niet meer dan twee bouwlagen bedraagt;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer dan 6 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 meter;
    • 4. maximaal 30% van de gebouwen hoger is dan 13 meter;
    • 5. het grondvlak van de bebouwing niet meer bedraagt dan 45 meter bij 30 meter;
    • 6. het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen niet onevenredig aangetast wordt;
    • 7. het gebouw op minimaal 50 meter afstand van de bestemming 'Wonen' is voorzien; en
    • 8. het gebouw op minimaal 175 meter afstand van de as van de Middelweg, Bredeweg, Knibbelweg en/of Derde Tochtweg is voorzien;
  • c. artikel 17.3.1 onder a, nummer 2 en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen 8' een gebouw toestaan met een hogere bouwhoogte, mits:
    • 1. het stedenbouwkundig karakter van het gebied niet aangetast wordt;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer dan 8 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 26 meter;
    • 4. maximaal 30% van de gebouwen hoger is dan 13 meter;
    • 5. maximaal 10 gebouwen hoger zijn dan 6 bouwlagen;
    • 6. het grondvlak van de bebouwing niet meer bedraagt dan 40 meter bij 25 meter;
    • 7. in een zone van 100 meter rondom een gebouw geen ander gebouw aanwezig is met meer dan 6 bouwlagen;
    • 8. in een zone van 25 meter rondom een gebouw van meer dan 6 bouwlagen geen andere bebouwing aanwezig is en uit een inrichtingsschets blijkt dat hier ook geen andere bebouwing zal worden gerealiseerd; en
    • 9. het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen niet onevenredig aangetast wordt;
  • d. artikel 17.3.1 onder a, nummer 2 en ter plaatse van de aanduiding 'centrum' maximaal één gebouw toestaan met een hogere bouwhoogte, mits:
    • 1. het een iconisch gebouw betreft, met een alzijdige oriëntatie, dat functioneert als stedenbouwkundig landmark/oriëntatiepunt in het centrum;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer dan 8 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 35 meter, waarbij geldt dat het grondvlak van de bebouwing hoger dan 26 meter maximaal 100 m2 bedraagt; en
    • 4. het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen niet onevenredig aangetast wordt;
  • e. artikel 17.3.2 onder a, nummer 1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' een kwetsbaar object in de vorm van een zeer kwetsbaar gebouw wordt gerealiseerd, mits:
    • 1. vooraf advies is verkregen van de veiligheidsregio; en
    • 2. de veiligheidssituatie aanvaardbaar wordt bevonden, waarbij burgemeester en wethouders ter verhoging van de zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van:
      • de situering van gebouwen;
      • de inrichting van terreinen;
      • het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen; en/of
      • de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
17.6 Specifieke gebruiksregels
17.6.1 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2.
17.6.2 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter is dan een derde deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot en met 150 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken van meer dan 150 m2;
  • b. als het bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend, mag de vloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden bedrijf niet groter zijn dan:
    • 1. 40 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot en met 100 m2; of
    • 2. 60 m2 bij een vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk groter dan 100 m²;
  • c. het aan-huis-verbonden bedrijf bedrijfsactiviteiten uitvoert in categorie A van de Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging voor zover geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist; en
  • d. het aan-huis-verbonden bedrijf niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
17.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 17.6.2 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.

Artikel 18 Bedrijventerrein - Agrarisch voorlopig

18.1 Voorlopige bestemming

Op de voor 'Bedrijventerrein - Agrarisch voorlopig' aangewezen gronden geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden' zoals opgenomen in artikel 5.

18.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 18.1 geldt tot 1 juni 2029.

18.3 Definitieve bestemming

Op de voor 'Bedrijventerrein - Agrarisch voorlopig' aangewezen gronden, geldt, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 18.2, de bestemming 'Bedrijventerrein' zoals opgenomen in artikel 7.

18.4 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders tijdelijk afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en lid 18.3 en toestaan dat het gebruik mogelijk is op grond van de voorlopige bestemming zoals is bepaald in lid 18.1 ook na 1 juni 2029 kan worden voortgezet tot maximaal 10 jaar na vaststelling van dit plan.

Artikel 19 Bedrijventerrein - Wonen voorlopig

19.1 Voorlopige bestemming

Op de voor 'Bedrijventerrein - Wonen voorlopig' aangewezen gronden geldt de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in artikel 16.

19.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 19.1 geldt tot 1 januari 2033.

19.3 Definitieve bestemming

Op de voor 'Bedrijventerrein - Wonen voorlopig' aangewezen gronden, geldt, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 19.2, de bestemming 'Bedrijventerrein' zoals opgenomen in artikel 7.

19.4 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders tijdelijk afwijken van het bepaalde in lid 19.2 en lid 19.3 en toestaan dat het gebruik mogelijk is op grond van de voorlopige bestemming zoals is bepaald in lid 19.1 ook na 1 januari 2033 kan worden voortgezet tot maximaal 10 jaar na vaststelling van dit plan.

Artikel 20 Bos - Voorlopig 1

20.1 Voorlopige bestemming

Op de voor 'Bos - Voorlopig 1' aangewezen gronden geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden' zoals opgenomen in artikel 5.

20.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 20.1 geldt tot 1 januari 2033.

20.3 Definitieve bestemming

Op de voor 'Bos - Voorlopig 1' aangewezen gronden, geldt, na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 20.2, de bestemming 'Bos' zoals opgenomen in artikel 8.

20.4 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders tijdelijk afwijken van het bepaalde in lid 20.2 en lid 20.3 en toestaan dat het gebruik zoals mogelijk is op grond van de voorlopige bestemming zoals is bepaald in lid 20.1 ook na 1 januari 2033 kan worden voortgezet tot maximaal 10 jaar na vaststelling van dit plan.

Artikel 21 Leiding - Brandstof

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse brandstofleiding(en) (inclusief voorzieningen) met de daarbij horende belemmeringenstrook.

21.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Brandstof' mogen worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leidingen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen ten behoeve de gasleiding;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • j. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; of
  • k. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
21.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 kan worden verleend als:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding - Brandstof’ te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ‘Leiding - Brandstof’ te verkleinen en/of te verwijderen met inachtneming van het bepaalde in lid 21.5 onder b;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:
    • 1. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
    • 2. voor verkleining: als de leiding niet is verwijderd, mits:
      • geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding; en
      • na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Leiding - Buisleiding

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleiding' aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • b. een mogelijke toekomstige aanleg van infrastructuur ten behoeve van ondergrondse buisleidingen.
22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Buisleiding' mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
  • b. de mogelijkheden voor de ontwikkeling van toekomstige leidingen niet beperkt;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder; en
  • d. de bebouwing geen kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) betreft.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van scholen en/of schoolpleinen.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Buisleiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; of
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
22.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 22.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; of
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
22.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 23.5.1 kan worden verleend als:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden; en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder omtrent de vraag welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

23.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

23.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant; en
    • 3. de bebouwing geen kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) betreft.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:
    • 1. de leiding ter plaatse niet langer in gebruik is.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Voorwaardelijke verplichting diepteligging

Het in gebruik nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'diepte 10 meter' ten behoeve van een gasleiding is alleen toegestaan als de gasleiding minimaal 10 meter onder maaiveld ligt.

23.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van scholen en/of schoolpleinen.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
23.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 23.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; of
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
23.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 23.5.1 kan worden verleend als:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden; en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder omtrent de vraag welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Leiding - Gas' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, als:

  • a. ter plaatse geen leiding meer in gebruik is.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolpersleiding (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende beschermingszone.

24.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 24.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. het functioneren, het onderhoud en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de leiding.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
24.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 24.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; of
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
24.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 24.5.1 kan worden verleend als:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden het functioneren, het onderhoud en de veiligheid van de leiding niet schaden; en
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding.

Artikel 25 Leiding - Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse waterleiding (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende beschermingszone.

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 25.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Water' mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. het functioneren, het onderhoud en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de leiding.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de waterleiding.
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
25.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 25.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; of
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
25.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 25.5.1 kan worden verleend als:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden het functioneren, het onderhoud en de veiligheid van de leiding niet schaden; en
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; of
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 100 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 kan worden verleend als:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, als:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 3 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), als:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 3 meter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; of
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 1.000 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
27.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 27.4.1 kan worden verleend als:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, als:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Gebouwen
29.1.1 Algemeen beoordelingskader bouwen

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Energielandschap', 'Bedrijventerrein', 'Bos', 'Woongebied' en/of 'Bedrijventerrein - Agrarisch voorlopig', kan deze alleen worden verleend als:

  • a. het risico op wateroverlast wordt beperkt doordat het vloerpeil bij woningen:
    • 1. minimaal 0,2 m boven het omliggende maaiveld is; en
    • 2. nooit lager dan NAP -4,45 meter;
  • b. de veiligheid bij een overstroming of wateroverlast wordt vergroot doordat:
    • 1. een gebouw met een woonfunctie van ten minste drie bouwlagen of twee bouwlagen en een bewoonbare kapverdieping op de derde verdieping een vluchtmogelijkheid naar buiten heeft, zoals een dakraam, luik of deur, met een minimale afmeting van 0,85 meter bij 0,85 meter;
  • c. er geen intensieve veehouderij meer plaatsvindt op het perceel aan de Zuidelijke Dwarsweg 17 te Zevenhuizen en verzekerd is dat hervatting van die activiteiten rechtens is uitgesloten, behalve als het een bouwplan betreft ten behoeve van (gedeeltelijke) verplaatsing van het bestaande bedrijf aan de Zuidelijke Dwarsweg 17 te Zevenhuizen;
  • d. voor een bouwplan dat voorziet in een woonfunctie op de gronden met de bestemming 'Woongebied', de afsluitergroep van de gasinstallatie langs de Vierde Tocht is aangepast;
  • e. de gronden met de bestemming 'Leiding - Buisleiding' geïsoleerd zijn, waarbij is voorzien in een fysieke afscherming waardoor deze gronden niet zonder meer toegankelijk zijn voor zwaar materiaal zoals graafmachines;
  • f. bij gebouwen voldoende duurzame energie wordt opgewekt, waarbij geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van het dakvlak van het gebouw wordt voorzien van zonnepanelen; en
    • 2. het opgestelde vermogen minimaal 210 Wattpiek (Wp) per m2 zonnepaneel bedraagt;
  • g. de omgevingsvergunning evenredig bijdraagt zodat voldoende betaalbare woningen worden gerealiseerd, waarbij geldt dat van de woningen minimaal:
  • h. de mechanische ventilatie in gebouwen handmatig te bedienen is in verband met externe veiligheid;
  • i. binnen het plangebied is voorzien in voldoende oppervlaktewater, waarbij geldt dat een wateroppervlak ter grootte van minimaal 10% van het ontwikkelde deel van het plangebied dient te zijn of worden ingericht als oppervlaktewater;
  • j. binnen het plangebied is voorzien in voldoende (openbaar) groen, waarbij geldt dat een onverhard oppervlak van minimaal 30% van het ontwikkelde deel van het plangebied dient te zijn of worden ingericht als onverhard terrein;
  • k. voor het bouwen van een beperkt kwetsbaar object en/of kwetsbaar object (een zeer kwetsbaar gebouw daaronder begrepen) geldt het volgende beoordelingskader:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' is een kwetsbaar object voor zover het een zeer kwetsbaar gebouw betreft niet toegestaan, tenzij:
      • de relevante gasleiding ter plaatse is voorzien van de aanduiding 'diepte 10 meter'; en
      • het college melding maakt bij de veiligheidsregio van het zeer kwetsbare gebouw binnen de veiligheidszone;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zeer kwetsbaar gebouw' wordt een vergunningaanvraag voor een beperkt kwetsbaar object en/of een kwetsbaar object (voor zover het geen zeer kwetsbaar gebouw betreft) voor advies voorgelegd aan de veiligheidsregio, tenzij de relevante gasleiding ter plaatse is voorzien van de aanduiding 'diepte 10 meter'; en kunnen burgemeester en wethouders ter verhoging van de zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid nadere eisen stellen ten aanzien van:
      • de situering van gebouwen;
      • de inrichting van terreinen;
      • het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen; en/of
      • de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen;
  • l. sprake is van een samenhangende en passende stedenbouwkundige opzet en een stedenbouwkundig supervisor advies heeft uitgebracht;
  • m. voor een bouwplan op de gronden met de bestemming 'Bos' en/of 'Woongebied' geen sprake is van onaanvaardbare hinder vanuit bedrijfsactiviteiten en de nieuwe bebouwing geen onevenredige aantasting oplevert van het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, hieraan wordt voldaan als:
    • 1. het bedrijfsactiviteiten betreft die zijn opgenomen in categorie A van Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging; of
    • 2. bij andere bedrijfsactiviteiten:
      • voldoende afstand is aangehouden tussen de woonfunctie en de bedrijfsactiviteiten conform de methodiek van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009; of
      • uit onderzoek blijkt dat de feitelijke hinder van de bedrijfsactiviteiten de woonfunctie niet raakt en hierover vooraf advies is ingewonnen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland;
  • n. voor een bouwplan dat voorziet in een woonfunctie voldaan wordt aan de vuistregel 3 - 30 - 300 danwel uit een inrichtingsschets blijkt dat hier aan zal worden voldaan;
  • o. maatregelen ter verbetering van de verkeersafwikkeling zijn genomen, bij:
    • 1. de aansluiting op de A20 alvorens meer dan 4.000 woningen vergund worden;
    • 2. de aansluiting op de A12 alvorens meer dan 5.000 woningen vergund worden; en
  • p. voor een bouwplan dat voorziet in een woonfunctie ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - trillingshinder spoor' uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor 'Wonen in nieuwe situatie', zoals bedoeld in de SBR-richtlijn, niet worden overschreden.
29.1.2 Afwijking algemeen beoordelingskader bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 29.1.1 onder a en een lager vloerpeil toestaan als door de specifieke bouwvorm het risico op wateroverlast afdoende is beperkt;
  • b. lid 29.1.1 onder d en bebouwing toestaan als de afsluitergroep van de gasinstallatie nog niet is aangepast als dat gelet op de beoogde functie en de afstand tot de betreffende gasinstallatie uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is;
  • c. lid 29.1.1 onder f en toestaan dat bij bedrijven een lager percentage van het dakvlak wordt voorzien van zonnepanelen, mits is voorzien in een alternatieve manier om een vergelijkbare hoeveelheid duurzame energie op te wekken;
  • d. lid 29.1.1 onder g en lagere percentages toestaan, mits naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoende zekerheid bestaat dat de onderdelen waarin een omgevingsvergunning tekortschiet in een ander deel van de planfase wordt gecompenseerd;
  • e. lid 29.1.1 onder i en een lager percentage toestaan, indien op basis van een waterhuishoudingsplan vaststaat dat er voldoende maatregelen zijn genomen om een bui van 200 mm te bergen voor een periode van 48 uur en een positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
  • f. lid 29.1.1 onder n en een afwijking van de vuistregel 3 - 30 - 300 toestaan als minimaal 90% van de woningen wel voldoet aan de vuistregel en als voor het plangebied als geheel voldaan wordt aan de vuistregel van 30% bladerdek;
  • g. lid 29.1.1 onder p en toestaan dat wordt afgeweken van de streefwaarden voor 'Wonen in nieuwe situatie' zoals bedoeld in de SBR-richtlijn, als:
    • 1. alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om trillingssterkte te verminderen worden getroffen; en
    • 2. uit een dynamische berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor 'Wonen in bestaande situatie', zoals bedoeld in de SBR-richtlijn, niet worden overschreden.
29.1.3 Wijziging algemeen beoordelingskader bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft:

  • a. lid 29.1.1 onder a en een ander minimaal vloerpeil opnemen, als:
    • 1. op basis van gewijzigd beleid van de gemeente en/of waterschap een andere minimale hoogte gewenst is; of
    • 2. op basis van een waterhuishoudingsplan tot een ander minimaal vloerpeil is gekomen en een positief advies van het waterschap is ontvangen.
29.2 Parkeren
29.2.1 Parkeernorm

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Energielandschap', 'Bedrijventerrein', 'Bos', 'Woongebied' en/of 'Bedrijventerrein - Agrarisch voorlopig', kan deze alleen worden verleend als:

  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota 'Maatwerk parkeren Middengebied 2024' van de gemeente Zuidplas of diens opvolger(s);
29.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.2.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan de vaststelling van dit plan in afwijking van de vastgestelde nota 'Maatwerk parkeren Middengebied 2024’ van de gemeente Zuidplas reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij.

29.2.3 Afwijken parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
29.2.4 Parkeren op eigen terrein

Op gronden met de bestemming 'Woongebied' en 'Wonen' rust een instandhoudingsplicht voor parkeervoorzieningen op eigen terrein.

29.3 Ondergrondse bouwwerken
29.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. in aanvulling van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en afvalwaterinzameling toegestaan, waaronder begrepen een kwelscherm en een vacuümstation;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding en afvalwaterinzameling tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden;
  • d. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
29.3.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.3.1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik
30.1.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken in het plangebied te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven:

  • a. op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  • b. ten behoeve van nieuwvestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij als hoofd- of neventak van een agrarisch bedrijf; en
  • c. ten behoeve van nieuwvestiging of uitbreiding van een geitenhouderij als hoofd- of neventak van een agrarisch bedrijf;
  • d. ten behoeve van een flitsbezorgdienst waar -al dan niet ondergeschikt- detailhandel of opslag/distributie is toegestaan ten behoeve van een flitsbezorgdienst en/of het gebruik van een pand ten behoeve van een dark store.
30.1.2 Afwijken strijdig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 30.1.1 onder d voor het toestaan van een dark store, ter plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein', voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten aanzien van de ontsluiting:
    • 1. de verkeersontsluiting ter plaatse toereikend is om op een veilige wijze en zonder overlast voor andere weggebruikers de dark store te bevoorraden;
    • 2. de verkeersontsluiting ter plaatse toereikend is om op een veilige wijze en zonder overlast voor andere weggebruikers het verwachte aantal bezorgbewegingen per (elektrische (bak-))fiets of elektrische scooter te laten plaatsvinden;
    • 3. de locatie sluit goed aan op hoofd- of randwegen voor bevoorrading door grote voertuigen en anders aan wijkstraten;
    • 4. de locatie sluit goed aan op een regionale fietsroute of hoofdfietsroute of een stedelijke fietsroute in verband met bezorging;
  • b. ten aanzien van de ligging in de omgeving:
    • 1. de bestemming van het beoogde pand en naastgelegen panden enkel publieksgerichte functies toelaten op de begane grond; en/of;
    • 2. de openbare ruimte primair is ingericht op winkelen, verblijven en/of ontmoeten;
    • 3. de locatie ligt in ieder geval op enige afstand van (bedrijfs-) woningen (minimaal 30 meter); bij een kortere afstand worden aanvullende geluidsmaatregelen getroffen ter voorkoming van hinder;
    • 4. de locatie heeft een bestemming voor bedrijven uit milieucategorie 2, 3.1 of 3.2 of voldoet aan de algemeen gebruikelijke randvoorwaarden hiervoor;
    • 5. de locatie en het toekomstig gebruik voor een dark store voldoen aan de milieuvoorwaarden zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit, met name ten aanzien van het laden en lossen;
  • c. ten aanzien van de inrichting, het gebouw en het gebruik van de locatie:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte van een flitsbezorgdienst mag maximaal 300 m² per vestiging bedragen;
    • 2. inpandige stallings- en wachtruimte voor vervoersmiddelen en bezorgers is aanwezig en wordt als zodanig gebruikt; stallingsruimte is ook buiten toegestaan maar wel op het eigen perceel;
    • 3. het parkeren van alle transportmiddelen voor het bezorgen is inpandig of op eigen terrein;
    • 4. het laden en lossen van aangevoerde producten heeft inpandig of op eigen terrein plaats;
    • 5. het in- en uitladen voor het bezorgen heeft inpandig of op eigen terrein plaats;
    • 6. er wordt inpandig voorzien in een kantine waar het personeel kan lunchen/rusten;
    • 7. het pand heeft een zichtbare interactie met de directe omgeving en heeft dus niet een overwegend gesloten uiterlijk in de vorm van overwegend dichtgeplakte ramen zonder een zichtrelatie met straat en zonder interactie met publiek, aansluitend op de omgeving;
    • 8. de locatie wordt zodanig gebruikt dat de woonomgeving hiervan geen hinder ondervindt;
    • 9. er worden geen mogelijkheden geboden voor afhalen door particulieren;
    • 10. voor de bezorging worden (elektrische) (bak-)fiets of elektrische scooter ingezet;
    • 11. voldaan wordt aan de Gedragscode Sector Snelle Boodschappen Bezorging (10 oktober 2022); dit blijkt uit een jaarlijkse periodieke monitoring die aan de gemeente en omgeving beschikbaar wordt gesteld;
    • 12. er wordt voldaan aan het huidige parkeerbeleid conform de op 5 november 2019 vastgestelde “Nota Parkeernormen 2019” of diens rechtsopvolger;
  • d. aanvullende bepalingen in het besluit tot afwijking:
    • 1. voor zover nodig worden in het besluit voor afwijking aanvullende bepalingen opgenomen gericht op een zorgvuldige afstemming van het gebruik op de omgeving, zoals geluidsnormen;
    • 2. nadere voorwaarden kunnen ook worden opgenomen voor de bedrijfsvoering in relatie tot een betere inpassing van het gebruik in de omgeving, zoals elementen uit de gedragscode.
30.2 Doelgroepen

In het plangebied geldt dat:

  • a. geen activiteiten zijn toegestaan die in strijd plaatsvinden met de 'Doelgroepenverordening 2023' van de gemeente Zuidplas of diens opvolger(s);
  • b. lid 30.2 onder a geldt niet voor zover sprake is van een bestaande activiteit.
30.3 Ontwikkelprogramma
30.3.1 Maximum programma

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.2 en lid 17.2 kan alleen worden verleend als het maximum programma zoals opgenomen in onderstaande tabel niet wordt overschreden:

Functie   Maximum aantal   Maximum per vestiging  
Woningen:
waarvan:
- tiny house: minimaal 20 en maximaal 80
- woonwagen: maximaal 8  
8.000

 
 
Detailhandel fase 1 (tot 1.500 woningen):
- supermarkten
- overig dagelijkse detailhandel
- (hoogfrequente) niet-dagelijkse detailhandel  

2.000 m2 bvo
350 m2 bvo
1.550 m2 bvo  

2.000 m2 bvo
350 m2 bvo
350 m2 bvo  
Detailhandel fase 1 en 2 (5.000 woningen):
- supermarkten
- overig dagelijkse detailhandel
- (hoogfrequente) niet-dagelijkse detailhandel  

4.000 m2 bvo
1.175 m2 bvo
2.900 m2 bvo  

2.000 m2 bvo
350 m2 bvo
350 m2 bvo  
Detailhandel eindbeeld (8.000 woningen):
- supermarkten
- overig dagelijkse detailhandel
- (hoogfrequente) niet-dagelijkse detailhandel  

4.000 m2 bvo
1.990 m2 bvo
2.900 m2 bvo  

2.000 m2 bvo
350 m2 bvo
350 m2 bvo  
Horeca   4.120 m2 bvo   350 m2 bvo  
Commerciële dienstverlening   2.190 m2 bvo    
Commerciële leisure/sport   3.500 m2 bvo    
Maatschappelijke voorzieningen:
- Zorg en onderwijs (bebouwd)
- Overig (bebouwd)  

66.209 m2 bvo
16.300 m2 bvo  
 
Bedrijven (overig)   1.000 m2 bvo   350 m2 bvo  

Tabel 1 Ontwikkelprogramma 

waarbij geldt dat:

    • 1. de functies die zijn opgenomen in het ontwikkelprogramma in aanvulling op de bestaande functies binnen het plangebied ontwikkeld kunnen worden;
    • 2. de aangevraagde functies worden gereserveerd -zolang het maximum ontwikkelprogramma nog niet is overschreden- vanaf het moment dat een omgevingsvergunning is aangevraagd en ontvankelijk is, tot het moment van onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag van de omgevingsvergunning;
    • 3. de gemeente de voortgang monitort conform artikel 33.3.
30.3.2 Afwijken maximum programma

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.3.1 en maximaal 6.000 m2 bvo aan detailhandel in de vorm van supermarkt en toestaan, indien uit een distributieplanologisch onderzoek blijkt dat:

  • a. behoefte is aan extra ruimte voor supermarkten om tot een voorzieningenstructuur te komen die passend is voor het inwoneraantal; en
  • b. geen duurzame verstoring van de detailhandelsstructuur in de andere kernen in de gemeente Zuidplas of de regio plaatsvindt.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 geluidzone-industrie
31.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' geldt de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en is een nieuw geluidsgevoelig object uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet geluidhinder.

31.1.2 Bouwregels

Het is niet toegestaan een geluidsgevoelig object ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' te realiseren.

31.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.1.1 voor het bouwen van een nieuw geluidsgevoelig object overeenkomstig de andere daar geldende bestemmingen, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelig object niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 meter, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 meter;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat bij een (bedrijfs)woning een bed & breakfast wordt gerealiseerd, mits de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 33 Overige regels

33.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

33.2 Voorrangsregels
33.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

33.2.2 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

In geval van strijdigheid van belangen tussen dubbelbestemmingen, geldt de volgende voorrangsregeling:

33.3 Monitoring
33.3.1 Te monitoren aspecten

Het college van burgemeester en wethouders monitort gedurende de werkingsduur van dit bestemmingsplan:

  • a. de totale oppervlakte (m2) aan zonnepanelen zoals bedoeld in artikel 4.2.4 onder b, zesde lid;
  • b. de totale oppervlakte (m2) aan zonnepanelen zoals bedoeld in artikel 4.2.4 onder b, zevende lid;
  • c. de totale oppervlakte (m2) aan sportvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 8.1 onder d;
  • d. het aantal woningen zoals bedoeld in artikel 8.2 onder b;
  • e. het maximum programma zoals opgenomen in het ontwikkelprogramma in artikel 30.3;
  • f. de percentages betaalbare woningen zoals bedoeld in artikel 29.1.1 onder g, conform de daar genoemde percentages;
  • g. de energiebalans waarbij in beeld worden gebracht:
    • 1. de extra energievraag van woningen, utiliteitsgebouwen, elektrische mobiliteit en infrastructuur (gemalen en verlichting) ten opzichte van de bestaande energievraag zoals aanwezig was ten tijde van vaststelling van dit plan; en
    • 2. de energieopwek binnen het plangebied.
33.3.2 Gegevens monitoring
  • a. De monitoringsgegevens als bedoeld in artikel 33.3.1 onder a tot en met f geven inzicht in de datum van aanvraag en de datum van vergunningverlening.
  • b. De monitoringsgegevens als bedoeld in artikel 33.3.1 onder a tot en met f worden bijgehouden in een monitoringstool, en aan een ieder op aanvraag terstond beschikbaar gesteld.
  • c. De gemeente maakt via een publiek toegankelijke website bekend op welke wijze geïnteresseerden actueel inzicht kunnen krijgen in de beschikbare ruimte voor nieuwe functies in het gebied.
  • d. De monitoringsgegevens als bedoeld in artikel 33.3.1 onder a tot en met f worden één keer per jaar gerapporteerd aan de gemeenteraad.
  • e. De monitoringsgegevens als bedoeld in artikel 33.3.1 onder g worden ten minste één keer per jaar gerapporteerd aan de gemeenteraad. Indien sprake is van meer energievraag dan energieopwek stelt het college tevens maatregelen voor die er op gericht zijn te komen tot tenminste energieneutraliteit binnen het plangebied bij het volgende monitoringsmoment.
33.4 Kostenverhaal
  • a. Een omgevingsvergunning voor een activiteit die kwalificeert als een bouwplan waarvoor kostenverhaal is vereist (ingevolge 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening zoals deze gold voor de invoering van de Omgevingswet), wordt alleen verleend als het kostenverhaal is verzekerd overeenkomstig artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze gold voor de invoering van de Omgevingswet.
  • b. Voor het kostenverhaal als bedoeld onder a geldt dat:
    • 1. kosten van gebiedsinvesteringen worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop bouwplannen zijn voorzien;
    • 2. het exploitatiegebied is als zodanig aangewezen op de verbeelding als 'overige zone - exploitatiegebied'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Chw bestemmingsplan Middengebied Zuidplaspolder 1 van de gemeente Zuidplas.