direct naar inhoud van Regels
Plan: Groenblauwe Zone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpGBZoneMrd-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Groenblauwe Zone met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpGBZoneMrd-Va01 van de Gemeente Zuidplas.

1.2 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;

1.3 archeologisch onderzoek

onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.4 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen uit oude tijden;

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.6 gebouw

bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.7 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;

1.8 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccomodatie binnen één van de toegestane categorieën zoals opgenomen in Staat van horeca activiteiten;

1.9 Parapluherziening Archeologie

het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpArcheologie-Va01 van de gemeente Zuidplas;

1.10 Parapluherziening Parkeren

het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeren' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpParkeren-Va01 van de gemeente Zuidplas;

Artikel 2 Van toepassingverklaring

Voor dit plan geldt dat het bepaalde in de regels van de 'Parapluherziening Parkeren' en de 'Parapluherziening Archeologie' van toepassing is.

Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

Artikel 3 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie en overige technische installaties worden als ondergeschikt bouwonderdeel gezien voor zover deze dakopbouw op minimaal 1 meter uit de dakrand is geplaatst en:

  • a. niet hoger is dan 0,85 meter; of
  • b. niet hoger is dan 2,5 meter en de gezamenlijke oppervlakte van de dakopbouwen hoger dan 0,85 meter niet meer bedraagt dan 20% van het dakoppervlak waarop zij worden geplaatst.
3.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager is gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

3.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, gemeten volgens de NEN2580.

3.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.5 de toepassing van maten

De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen en grenzen van werkingsgebieden niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Natuur - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het beheer, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. infrastructurele voorzieningen en leidingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pad' uitsluitend wandel-, ruiter- en/of fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen en water.

Ter plaatse van de aanduiding 'pad' dan wel op een afstand van ten hoogste 20,00 meter ter weerszijden van deze aangeduide gronden zijn de gronden tevens bestemd voor een voet-/fietspad van infrastructurele betekenis.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1bedoelde gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. visueel open terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 meter;
  • b. toegangshekken met een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 meter;
  • c. verwijs- dan wel informatieborden met een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 meter;
  • d. bruggen.
4.3 Aanlegvergunningen
4.3.1 Werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 4.1bedoelde bestemming de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • e. het aanleggen of verharden van paden, wegen of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse installaties, leidingen of apparatuur;
  • g. het ophogen, afgraven of egaliseren van de gronden met meer dan 0,30 meter voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • h. het vellen, rooien of verwijderen van de op de gronden aanwezige houtgewassen en andere begroeiing voor zover de Boswet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • i. het beplanten met houtige gewassen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet als met bedoelde gewassen beplante gronden konden worden aangemerkt.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in sublid 4.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn ter realisering van de aan de grond gegeven bestemming en van de krachtens de in lid 4.2 toegelaten bouwwerken;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het beheer, gericht op het behoud en/of herstel van de in lid 4.1 genoemde waarden, welk beheer plaatsvindt op basis van een ingevolge de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan, dan wel werken die noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden, dat niet in strijd is met de bepalingen van het bestemmingsplan.
4.3.3 Voorwaarden

Een aanlegvergunning als bedoeld in sublid 4.3.1. wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de genoemde waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten.

Artikel 5 Natuur - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het beheer, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. recreatief en/of educatief medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie';
  • c. kleinschalige horeca van maximaal categorie 2 zoals opgenomen in bijgevoegde Staat van horeca activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie';
  • d. infrastructurele voorzieningen en leidingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie';
  • e. wandel-, ruiter- en/of fietspaden;
  • f. groenvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. visueel open terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 meter;
  • b. toegangshekken met een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 meter;
  • c. verwijs- dan wel informatieborden met een bouwhoogte van ten hoogste 2,50 meter;
  • d. een uitkijktoren met een bouwhoogte van ten hoogste 5,00 meter.
  • e. bruggen;
  • f. gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 2.500 m², waarvan maximaal 850 m² aan horecavoorzieningen waarbinnen een primaire horecavoorziening van maximaal 600 m² is toegestaan en secundaire horecavoorzieningen van in totaal maximaal 250 m² is toegestaan, een en ander uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' en met dien verstande dat:
  • 1. de maximum bouw- en goothoogte voor de primaire horecavoorziening respectievelijk 11,00 meter en 5,00 meter bedraagt;
  • 2. de maximum bouw- en goothoogte voor de overige gebouwen respectievelijk 9,00 meter en 4,00 meter bedraagt;
  • 3. de onderlinge afstand tussen de primaire horecavoorziening en een secundaire horecavoorziening minimaal 100 m bedraagt;
  • g. andere bouwwerken, zoals terreinafscheidingen en sport- en speeltoestellen, waaronder een klimwand of andersoortig recreatief hoogte-element met een maximale hoogte van 5,00 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

De onder lid 5.1 toegestane horecagelegenheden en recreatief en/of educatief medegebruik zijn niet toegestaan indien, voor het in gebruik nemen van deze functies, onvoldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd conform de parkeernormen als bedoeld onder Artikel 2. Conform de Parapluherziening Parkeren gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

Voorts zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor een kleinschalige horecagelegenheid of recreatief en/of educatief medegebruik dient, voor de ingebruikname, aan te tonen dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op grond van de Nota Parkeernormen Zuidplas;
  • b. de functies worden pas in gebruik worden genomen op het moment dat de benodigde parkeerplaatsen in voldoende mate zijn gerealiseerd;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. mogen de parkeerplaatsen ook tijdelijk van aard zijn tot volledige uitwerking van het centrumgebied Westergouwe heeft plaatsgevonden;
  • d. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning dient duidelijk te zijn hoe de parkeerplaatsen bereikt kunnen worden vanuit de gevraagde functies;
  • e. voor de aanvraag omgevingsvergunning zijn de parkeernormen van toepassing die gelden ten tijde van het indienen van de aanvraag.
5.4 Aanlegvergunningen
5.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 5.1 bedoelde bestemming de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden, wegen of het aanbrengen van andersoortige terreinverhardingen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse installaties, leidingen of apparatuur;
  • c. het ophogen, afgraven of egaliseren van de gronden met meer dan 0,30 meter voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • d. het vellen, rooien of verwijderen van de op de gronden aanwezige houtgewassen en andere begroeiing voor zover de Boswet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • e. het beplanten met houtige gewassen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet als met bedoelde gewassen beplante gronden konden worden aangemerkt.
5.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in sublid 5.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn ter realisering van de aan de grond gegeven bestemming en van de krachtens de in lid 5.2 toegelaten bouwwerken;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het beheer, gericht op het behoud en/of herstel van de in lid 5.1 genoemde waarden, welk beheer plaatsvindt op basis van een ingevolge de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan, dan wel werken die noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden, dat niet in strijd is met de bepalingen van het bestemmingsplan.
5.4.3 Voorwaarden

Een aanlegvergunning als bedoeld in sublid 5.3.1. wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de genoemde waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden

6.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 2,00 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bouwwerken in andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
  • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. het doen van opgravingen;
  • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 2,00 meter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. geen grotere diepte inhouden dan 0 m² - 2 m-maaiveld;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 3.2;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
  • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. het doen van opgravingen;
  • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Wijzigen bestemming 'Waarde - Archeologie - 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kaden en oevers;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - brug of tunnel': verkeersvoorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen en bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding;
  • g. voorzieningen voor verblijf, zoals vlonders, steigers en gelijksoortige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6,00 meter.

Artikel 8 Leiding - Brandstof

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een brandstofleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming Leiding - Brandstof voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Verbod

Binnen de voor Leiding - Brandstof bestemde gronden zijn geen andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

8.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de brandstofleiding met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 8.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bouw verenigbaar is met de belangen van de brandstofleiding;
  • b. de veiligheid met betrekking tot de brandstofleiding niet wordt geschaad;
  • c. de leidingbeheerder omtrent het bepaalde onder a en b heeft geadviseerd;
  • d. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding en/of onderhoud aan de leiding;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • e. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
8.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de brandstofleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 9 Leiding - Ruwwater

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Ruwwater' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Primair

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Leiding - Ruwwater' worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.2.2 Secundair

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen geen andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in sublid 9.2.2, mits:

  • a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  • b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens een omgevingsvergunning kan worden afgegeven.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de in lid 9.1 bedoelde bestemming de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende installaties of apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen op het verbod van uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in sublid die 9.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het onderhoud of beheer van de leiding;
  • b. van geringe omvang of gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding;
  • c. van niet ingrijpende betekenis.
9.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.

9.4.4 Advies

In het kader van de beoordeling van een aanvraag voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Dit bestemmingsplan wordt aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Groenblauwe Zone".